EMMADORP - Saeftinghegids Richard Bleijenberg heeft aan de rand van Het Verdronken Land de scherven van een honderden jaren oude kogelpot gevonden. Bleijenberg slaagde er in de brokjes aan elkaar te lijmen tot een ‘bijna gave’ pot, die volgens hem tussen 1050 en 1150 door bewoners van Saeftinghe moet zijn gebruikt.
De datering van de kogelpot haalt de Saeftinghekenner uit Nieuw-Namen uit de boeken over archeologie. Kogelpotten waren ronde aardewerken bolletjes zonder verstevigde bodem of handvatten, die door mensen in de middeleeuwen werden gebruikt om te koken. De potten werden met behulp van een houten vork, een tak met een V-vormig uiteinde, in en uit het vuur gehaald. In diezelfde wetenschappelijke publicaties vond Bleijenberg ook een verklaring voor de vuilnishoop waarin hij de scherven aantrof. Naast de stukjes kogelpot groef hij onder meer een stukje kaakbeen van een schaap, eierschalen en mosselschelpen op. "Dat moet een afvalhoop geweest zijn, waarin die kapotte kogelpot in is gesukkeld. De afvalhoop is bedekt met een klei en veen en is daardoor al die tijd goed geconserveerd gebleven." De precieze locatie van de vindplaats van de scherven en de afvalhoop wil Bleijenberg niet kwijt. "Het was aan de rand van de Schelde, maar meer zeg ik niet. Het zou zonde zijn als allerlei recreanten en pleziervaartuigen zelf gaan graven en bodemschatten vernielen en de rust verstoren." Een woordvoerder van het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland vindt de schatting over de ouderdom van de kogelpot zonder gedegen onderzoek ‘vrij exact’. Hij acht het echter niet onmogelijk dat Bleijenberg gelijk heeft. "Op de plaats waar vroeger het dorp Weele was, zijn tenslotte ook skeletten uit die periode aangetroffen. Als Bleijenberg zijn vondst bij ons meldt en de locatie noemt, zullen we ook zeker onderzoeken of zijn schatting juist is."
Veertig zwartgeblakerde scherven lijmde Richard Bleijenberg aan elkaar tot een kogelpot. Foto Charles Strijd
Door René Hoornhorst
DE GRENS - We hebben het hier over de scheidingslijn tussen Zeeuws-Vlaanderen en België - bestaat ondanks de vergaande Europese samenwerking nog steeds. Maar voor veel Zeeuws-Vlamingen (de bewoners van de zogenaamde dubbeldorpen) is die grens er in principe nooit geweest. Inwoners van typische grensgemeenten als Koewacht, Overslag en Clinge kunnen er over meepraten. Ook Nieuw-Namen (overlopend in het Belgische Kieldrecht) is hiervan een goed voorbeeld.
Richard Bleijenberg is er geboren als oudste zoon van een gezin met zes kinderen. Uiteindelijk bleek hij (na grondig onderzoek) Belg te zijn. De ironie wil dat zijn latere vrouw, afkomstig uit Kieldrecht, van oorsprong Hollandse bleek te zijn. Zelf heeft hij nu twee dochters met een Nederlandse nationaliteit en twee zonen met een Belgisch paspoort. "’t Es hier gewoon ne puzzel. En leg dat aan een buitenstaander maar eens uit." Een wirwar, zo omschrijft Bleijenberg de situatie in de grensstreek. "Om een voorbeeld te noemen, mijn eigen schoonvader - één van de eerste Saeftinghe-gangers - heeft na zijn overlijden een kerkelijke dienst gekregen in Nieuw-Namen en is daarna in Kieldrecht - dus over de grens - begraven. Gewoon omdat er tussen de twee pastoors toentertijd veel discussie was over z’n laatste rustplaats. Later heeft hij er nog z’n bijnaam ‘De Grensman’ aan overgehouden."
Smokkelarij
De grensbewoners hebben volgens Bleijenberg nooit veel betekenis gehecht aan de scheidslijn. Of het moet de periode zijn geweest tijdens de Eerste Wereldoorlog (toen België in oorlog was met Duitsland en Nederland neutraal was) en in de jaren veertig en vijftig, de hoogtijdagen van de smokkelarij. Bleijenberg kan hierover smakelijke verhalen vertellen. Zoals over de vrouw die boter onder haar rok smokkelde, maar niet - volgens de regels - mocht worden betast. De grenswachters wachtten net zo lang totdat de boter was gesmolten. Of het verhaal van de twee kalfjes die op de achterbank in een auto de grens werden overgebracht. "Met allebei een hoed op, en het was nog zo dat de douanier naar de beestjes salueerde." Dat mag dan wel allemaal verleden tijd zijn, Bleijenberg kan zich tot op de dag van vandaag nog vreselijk ergeren aan de ‘ambtelijke grenzen’, die er volgens hem nog steeds zijn. Als fanatiek archeoloog heeft hij er constant mee te maken. "Ik noem maar wat, laatst is er door België een bouwvergunning afgegeven voor een stuk grond, waaronder volgens ons de laatste resten liggen van de voormalige abdij van Hulsterloo. In Nederland gaat de dienst Rijksoudheidkundig Bodemonderzoek hierover, in België heb je - in dit geval - te maken met de Archeologische Dienst Waasland. Maar omdat het net over de grens ligt - en dan heb ik het maar over twee meter - mogen wij niet graven. Dus komt er gewoon beton over. Wat dat betreft zou er meer samenwerking moeten komen." Bleijenberg heeft in het verleden vaak bijzondere vondsten gedaan. Onlangs heeft hij op het Verdronken Land van Saeftinghe (waar hij gids is) de scherven gevonden van een naar schatting duizend jaar oude kogelpot. Inmiddels heeft hij een hele verzameling potten en pannen bij elkaar. De archeologische vondsten worden altijd officieel aangemeld, maar over het algemeen verdwijnen ze niet naar het museum (‘daar kan het te gemakkelijk worden gestolen, dus staan ze bij Bleijenberg op de keukenkast een stuk beter’).
Steengroeve
Bleijenberg is vaak in de Saeftinghe te vinden, maar ook tegenover zijn woning in de Meester van der Heijden groeve (het Zandgelaag op de Kauter), een oude steengroeve van meer dan 2,5 miljoen jaar oud. De groeve trekt jaarlijks duizenden bezoekers van over de hele wereld. Een infobord en een vitrinekast met uitvergrote foto’s van fossielen en onder andere zee-egels, geeft de nodige toelichting. De groeve kan onder begeleiding van Bleijenberg worden bezocht. De Hulsterloo fietsroute is volgens Bleijenberg een doorslaand succes (‘wat hier allemaal niet langskomt’). De omgeving van Nieuw-Namen - met het Verdronken Land van Saeftinghe, kreken en bossen binnen handbereik - is voor de toerist zeer aantrekkelijk. De grens is nauwelijks merkbaar. Of je moet het zien aan de sanseveria’s voor de ramen en de vele cafeetjes aan Belgische zijde. In Kieldrecht wijst een richtingsbord niet naar Nieuw-Namen, maar wel naar Nederland. Maakt niet uit, vindt Bleijenberg, "Kieldrecht en Nieuw-Namen, das toch ene koek."
Vlaamse sfeer in dubbeldorp Kieldrecht / Nieuw-Namen. Foto’s Peter Verdurmen
Door Jan Kabus
1999.10 De Wase Koerier: Nieuw-Naamse vogelvereniging huldigt leden van het eerste uur
Geschreven door RtCVorig weekend had in gemeenschapscentrum "de Kauter" de 45e vogeltentoonstelling plaats van de Nieuw-Naamse vereniging "De Nachtegaal". Donderdag werden de vogeltjes gekeurd door zes keurmeesters en vanaf vrijdagavond was de tentoonstelling geopend voor het publiek. Heel wat toeschouwers bezochten “De Kauter”, en één van de hoogtepunten was weer de vogelbeurs die gepland was zondagvoormiddag 24 oktober. Zondagavond was er de traditionele huldiging van de kampioenen en jeugdkampioenen, maar ditmaal was er ook iets extra voorzien: twee leden die er bij waren van bij de oprichting in 1954 werden gehuldigd en kregen het erelidmaatschap. Dat waren Jerome de Clercq (één van de zes oprichters) en Richard Bleijenberg, 45 jaar lid en nog steeds actief met zijn Australische parkieten. Uit handen van voorzitter Rudy van den Branden en secretaris Eric van den Branden kregen zij een passend aandenken.
De jonge kampioenen van vogelvereniging "De Nachtegaal" met hun trofee.
Een aandenken voor het 45-jarig lidmaatschap van de trouwe leden Jerome De Clercq en Richard Bleijenberg.
Glunderende gezichten bij de kampioenen van vogelvereniging "De Nachtegaal" zondagavond.
1999.10.04 BN De Stem: Staatsbosbeheer eert Bleijenberg
Geschreven door RtCHULST - Richard Bleijenberg mocht zaterdag in Hulst de vrijwilligersprijs van Staatsbosbeheer, de zogenaamde Houtvester van Schermbeekprijs, in ontvangst nemen. Hij werd beloond voor al zijn werk in en rond de Meester van der Heijden groeve in Nieuw-Namen.
Bijna vijftien jaar zet Bleijenberg zich in voor deze historische groeve. Voor Staatsbosbeheer verricht hij al jarenlang gidswerk. Aanleiding voor deze organisatie om hem in de bloemetjes te zetten. Naast de wisseltrofee kreeg Bleijenberg een geldbedrag van vijfhonderd gulden. Dit geld is voor hemzelf bedoeld. Ook mocht hij een cheque van vijfduizend gulden in ontvangst nemen. Het is de bedoeling dat de winnaar een door hemzelf zelfgekozen beheersmaatregel ter waarde van vijf mille mag laten uitvoeren in een terrein van Staatsbosbeheer dat extra aandacht kan gebruiken. Bleijenberg beloofde eens goed na te denken over de bestemming van het geld. De prijsuitreiking vond plaats tijdens de jaarlijkse ontmoetingsdag voor vrijwilligers van Staatsbosbeheer uit Zeeland en West-Brabant. Dit jaar bevond het gezelschap zich in de accommodatie van zwembad De Driehoek in Hulst. De vrijwilligersdag is een van de middelen die Staatsbosbeheer inzet om andere te informeren over en te betrekken bij de werkwijze van de organisatie. Dit jaar werd het thema bosbeheer en/of natuurbeheer belicht. Volgens Staatsbosbeheer gaan deze twee zaken prima samen. Er worden noch steeds meer bomen geplant dan omgezaagd. Toch is er voldoende hout aanwezig voor de Nederlandse markt. Op die manier wordt voorkomen dat er veel tropisch hout wordt geïmporteerd. ’s Middags stond een wandeling aan het populierenbos Zoete Vaart op het programma. Voor het toekennen van de Houtvester van Schermbeekprijs wordt elk jaar een ander aspect van vrijwilligerswerk belicht. Dit jaar stond het gidsen centraal.
Twee andere
Naast Bleijenberg waren nog twee andere Zeeuwse kandidaten genomineerd. De tweede plaats was voor Cees Riemslag, de voormalige boswachter van De Braakman. Riemslag organiseert nog steeds excursies. Op de derde plaats eindigde het gidsenteam van Schouwen-Duiveland. De vrijwilligersdag is door ongeveer tachtig mensen bezocht.
Van onze verslaggeefster
1999.10.04 De Wase Koerier: Staatsbosbeheer beloont natuurgids Richard Bleijenberg
Geschreven door RtCZaterdag 2 oktober werd natuurgids Richard Bleijenberg uit de Kerkpad in Nieuw-Namen in het Hulster zwembad gehuldigd door Staatsbosbeheer. Hij ontving er de "Houtvester van Schermbeekprijs", de vrijwilligersprijs van de regio West-Brabant/Deltagebied van Staatsbosbeheer. Hij ontving deze prijs voor zijn jarenlange inzet als gids in het natuurgebied Het Land van Saeftinghe en ook als beheerder van de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen. Deze huldiging had plaats in het kader van de jaarlijkse ontmoetingsdag van de vrijwilligers van Staatsbosbeheer uit Zeeland en West-Brabant. Een tachtigtal aanwezigen waren op de viering aanwezig. "Het is de kroon op mijn werk", verklaarde Richard Bleijenberg na het in ontvangst nemen van de trofee en oorkonde. “Het gidsen komt bij mij uit het hart en met deze prijs op zak zou ik volgend jaar gerust afscheid willen nemen. Ik wandel al meer dan 53 jaar door Saeftinghe en dat is toch wel voldoende. Ik wil in schoonheid stoppen.” Voor de regio West-Brabant/Deltagebied waren voor de prijs drie kandidaten voorgedragen waaronder dus Richard. Naast de trofee kreeg de Nieuw-Naamse natuurgids ook een bedrag van 500 gulden en bovendien een cheque van 5000 gulden. Hiermee moet hij een door hemzelf gekozen beheersmaatregel laten uitvoeren op een terrein dat extra aandacht nodig heeft van Staatsbosbeheer. Richard Bleijenberg verklaarde zeker goed te zullen nadenken om de 5000 gulden een goede bestemming te geven.
Richard Bleijenberg met zijn trofee, gemaakt van een wilg uit het Biesbos, symbolisch voor het doorzettingsvermogen. Bevers bijten deze bomen door tot ze neervallen, vandaar de symbolische achtergrond.
HULST - Natuurgids Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen heeft de Houtvester van Schermbeekprijs gekregen, de vrijwilligersprijs van de regio West-Brabant/Deltagebied van Staatsbosbeheer. Hij krijgt de prijs voor zijn jarenlange inzet als gids in het Land van Saeftinghe en als beheerder van de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen.
De Houtvester van Schermbeekprijs, genoemd naar één van de grondleggers van het latere Staatsbosbeheer, werd zaterdag uitgereikt tijdens de ontmoetingsdag voor vrijwilligers van Staatsbosbeheer, die dit jaar in Hulst werd gehouden. "Dit is de kroon op mijn werk", zei Bleijenberg, nadat hij de bij de prijs behorende wisseltrofee en oorkonde in ontvangst had genomen. "Het gidsen komt bij mij recht uit het hart. Het is een roeping om mensen de natuur te laten zien. Tijdens een excursie wijs ik de mensen altijd op de kleine dingen. Als je dat leert zien, ben je volgens mij een rijk mens." Bleijenberg was één van de drie kandidaten die waren voorgedragen door de boswachters van Staatsbosbeheer uit de regio West-Brabant/Deltagebied. De andere genomineerden kwamen ook uit Zeeland: Cees Riemslag, die jarenlang als boswachter heeft gewerkt in de Braakman, en het gezamenlijke gidsenkorps van Schouwen-Duiveland. Naast een bedrag van vijfhonderd gulden bestaat de prijs uit een beheersmaatregel ter waarde van vijfduizend gulden, die Bleijenberg mag laten uitvoeren in een gebied van Staatsbosbeheer.
Welletjes
"Met deze prijs in mijn bezit kan ik volgend jaar met een gerust hart stoppen als gids", zei Bleijenberg na de prijsuitreiking. "Ik stop op m’n hoogtepunt, als een wielrenner die nog een koers kan winnen. Ik loop nu al zo’n 53 jaar door Saeftinghe en het is zo langzamerhand welletjes geweest. Tot het laatst zal ik m’n excursies met humor gepaard laten gaan. Dat hoort gewoon bij mij."
Gids Richard Bleijenberg toont de wisseltrofee die bij de Houtvester van Schermbeekprijs hoort. Foto Peter Nicolai
Door Jean-Lou de Gucht
1999.10.22 BN De Stem: 'Liefde voor vogels blijft branden'
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Vogelvereniging De Nachtegaal uit Nieuw-Namen viert dit weekeinde het 45-jarige bestaan met een groots opgezette vogelshow en een beurs. De activiteiten zijn in gemeenschapcentrum de Kauter.
Een van de vroege vogels is Richard Bleijenberg. Samen met Jerome De Klerk uit Kieldrecht wordt hij zondag gehuldigd en beiden krijgen een erelidmaatschap. Dat Bleijenberg al 45 jaar lid is, ziet hij niet als een verdienste. "Gewoon een kwestie van oud worden." Wel wil hij kwijt hoe de vereniging 45 jaar geleden begonnen is en hoe de naam tot stand kwam. "Er zat destijds een nachtegaal in het bos en ik was altijd bezig met vogels. Toen het idee kwam om een vereniging op te richten voor die mooie zangvogel." "Ik was in het begin bezig met wildzangvogels, maar vanwege de strenge voorschriften kon het niet meer en toen ben ik overgestapt naar de grotere parkieten. De Australische soorten zoals pennant rosella, die zijn paars en fel rood van kleur, de prinses van Wales, groen met roze, en de red cap met een dieprode kop. In 1959 kwam er een exportverbod vanuit Australië. Maar ik had er toen al een heleboel en nu kweek ik ze dus. Ik denk dat er in Nederland momenteel meer gekweekte soorten zijn dan dat er in het wild Australië leven." Bleijenberg stopt even met praten, kijkt wat meewarig en zegt dan geëmotioneerd: "De meeste leden uit de beginjaren zij er niet meer. Mijn goede vriend, oud-bestuurslid Hubert Serie, is ons te vroeg ontvallen. In zijn grafsteen is wel een prachtige kanarie gegraveerd." Bleijenberg verteld over zijn grote liefde: "Als je eenmaal van vogels houdt dan blijft de liefde branden tot aan je dood. Ik ben een groot voorstander van verenigingen, want die zijn goed voor de vogels. Ik begon als tienjarige met het vangen van mussen. Nu kweek ik Australische parkieten. Die wedstrijden hoeven eigenlijk niet van mij, ik doe mee om mijn dieren te laten zien, niet voor de prijzen." Ondertussen keuren deskundige verschillende vogels. Het aanbod is groot. In de kooitjes zitten prachtige exemplaren in vele verschillende afmetingen en kleuren: kleurkanaries, postuurkanaries, Japanse meeuwen, zebravinken, tropische vogels, bastaarden en Europese vogels, parkieten, agaporniden en grote Australische parkieten. Vandaag kunnen vanaf 18.30 uur de dieren bekeken worden in de Kauter tot 21.30 uur. In de grote zaal is de show toegankelijk morgen van 10.00 uur tot 21.30 uur en op zondag van 9.30 tot 18.00 uur. Zondag is in de kleine zaal van 9.00 tot 13.00 uur een vogelbeurs, waar iedereen vrij aan kan meedoen. Zondag om 18.00 uur is de prijsuitreiking en daarna worden de jubilarissen gehuldigd.
Richard Bleienberg bij een vogelkooi op de groots opgezette show in Nieuw-Namen. Hij zit 45 jaar bij De Nachtegaal. "Als je eenmaal van de vogels houdt dan blijft de liefde branden tot aan je dood." Foto Camile Schelstraete
Van onze correspondente
1999.10.30 BN De Stem: Plan voor boekje over groeve
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Conservator Richard Bleijenberg van de historische groeve in Nieuw-Namen wil de geldprijs van 5.000 gulden die hij heeft gekregen, besteden aan de uitgave van een boek over de groeve en het dorp.
In het boekje moeten historische wetenswaardigheden voor de toekomst worden veiliggesteld. "In de loop van de jaren zijner heel wat mensen geweest die zich hebben beziggehouden met de groeve en geschiedenis van Nieuw-Namen", zegt Bleijenberg. "Hun bevindingen mogen niet verloren gaan. Er zijn in het dorp nog zoveel mooie dingen te zien waarvan eigenlijk niemand het bestaan weet. Bijvoorbeeld de wallen die ooit door de Spanjaarden zijn gegraven." Het bedrag van 5.000 gulden hoort bij de vrijwilligersprijs die Bleijenberg heeft gekregen van Staatsbosbeheer. Het geld moet besteed worden aan één van de natuurgebieden van deze instantie. "Je zou er aan kunnen denken om de groeve nog een stukje uit te breiden, maar dat heeft eigenlijk weinig zin. Staatsbosbeheer is toch al van plan de groeve te saneren. Dat zal niet meteen volgend jaar zijn, maar de plannen zijn er. En dan is die 5.000 gulden maar een druppel op een gloeiende plaat. Vandaar het initiatief voor een informatief boekje over de groeve en wat ermee samenhangt." Dit weekeinde krijgt de groeve overigens de laatste bezoekers van het seizoen op bezoek voordat het monument winterklaar wordt gemaakt. Het zijn de deelnemers aan de reünie van inwoners en oud-inwoners van Nieuw-Namen die dit jaar vijftig zijn geworden. Bleijenberg spreekt van een bijzonder goed seizoen voor de groeve. Hij denkt dat er tussen de 1500 en 2000 bezoekers zijn geweest. Onder hen ook zo’n vijftien middelbare scholen, waarbij het opvallend is dat de meeste uit België komen. Bleijenberg hoopt het boekje volgend jaar met Pasen te kunnen presenteren, als de groeve weer open gaat voor een nieuw seizoen.
Conservator Richard Bleijenberg bij de historische groeve in Nieuw-Namen. Foto Wim Kooyman
Van onze verslaggever
1999.11.09 BN De Stem: Het verdronken land van Jetje
Geschreven door RtCTurf en zout
Onze steden en dorpen in Zuid-West-Nederland zijn er altijd geweest. Zo lijkt het. Toch is het ooit ergens begonnen. Aan de vooravond van het jaar 2000 tijd voor een terugblik op onze woonomgeving. In deze reeks Turf en Zout gaat het over de wederwaardigheden van plaatsen verspreid in heel Zuid-West-Nederland. Historisch-geograaf dr. Karel Leenders en verslaggever Paul de Schipper vertellen het levensverhaal van steden en dorpen. Een serie over een gebied dat in de geschiedenis door twee fenomenen tot een regio is gemaakt: door turf en door zout. Het geluid van vrolijke kinderstemmen in het schor. Zilvermeeuwen kleven ongeïnteresseerd tegen de grijze hemelkoepel. Het mollig, groene landschap lijkt oneindig. Toch houdt het bruut op. Ver voor de horizon, bij de koeltorens van de kerncentrale en bij de flathoge schepen in de geul bij Bath. De vooruitgang buigt zich dreigend over Saeftinghe.
Over de dijk zoemt een wolk bijen de polder binnen. "Die kinderen" zegt Richard Bleijenberg, "houden daar een verjaardagsfeestje. Voor hen is het een onvergetelijke dag." Saeftinghe is al eeuwen een Genesisland, Gods eigen speeltuin. Bleijenberg wijst naar de afrastering onder aan de dijk: "Nu staat er prikkeldraad omheen. Dat doen wij." Jos Neve, regiobeheerder van het Zeeuwse Landschap, de organisatie die verantwoordelijk is voor het ‘pinnekensdraad’: "Saeftinghe beweegt nog altijd, eb en vloed, de Belgen baggeren de Westerschelde dieper. Daardoor verandert Saeftinghe. We gaan terug naar het oerlandschap uit het jaar nul."
Oude Scheldeloop
Het Verdronken Land van Saeftinghe ligt in het uiterste oosten van Zeeuws-Vlaanderen, in een scherpe bocht van de Schelde. Tot een eind in de Middeleeuwen kennen we het als veengebied waar de Schelde aan de oostkant langs stroomt. Noordwaarts, want de Schelde buigt in die tijd bij Bergen op Zoom pas af naar het westen. Deze oude Scheldeloop wordt opgeslokt door de zeearm die we leren kennen als de Oosterschelde. Ten noorden van het land van Saeftinghe stroomde ooit de veenrivier De Honte oostwaarts uit de Schelde: die plek heette Hontemude. In de loop van de Middeleeuwen vreet zich vanuit het westen een breed stuk zeewater oostwaarts in de richting van de oude bovenloop van de Honte. Door groei van deze stroom wordt de Honte omgevormd tot een nieuwe zeearm. Sinds het midden van de zestiende eeuw is deze definitief de benedenloop ven de Schelde. ‘Honte of Westerschelde’ lezen we sindsdien op de kaarten.
Doodskist
Kaarten en oude bronnen vertellen niet alles. Op 20 september 1993 loopt de 12-jarige Jetje Hoed uit Hoorn met haar klasgenoten door Saeftinghe, begeleid door gids Bleijenberg. "Ik sta op een plank" roept ze, als ze plotseling iets hards onder haar laarzen voelt. Bleijenberg: "Het was een deksel van een eeuwenoude doodskist, blootgespoeld door het altijd ongedurige getij." Die ene stap van Jetje verandert de geschiedenis van het land van Saeftinghe. Tot die tijd gaan archeologen er vanuit dat Saeftinghe pas in de dertiende eeuw bevolkt zou zijn. Het skelet in het schor wordt gedateerd op 1070. Dat betekent dat er al voor de bedijkingen Middeleeuwse bewoning in Saeftinghe geweest moet zijn, mogelijk op enkele lage dekzandruggen. Wanneer hier de eerste bedijking plaatsvindt, is onduidelijk, maar mogelijk rond 1200. Saeftinghe is dan een heerlijkheid in Vlaanderen. De eigen heer heeft er allerhande bevoegdheden.
Kasteel
In Hulst en de rest van de Vier Ambachten worden dergelijke bevoegdheden door grafelijke ambtenaren uitgeoefend. Saeftinghe heeft een ander soort bestuur. Immers, het is geen ambacht maar een heerlijkheid. Gedurende enkele tientallen jaren rond 1300 is de graaf of gravin van Vlaanderen zelf de baas van Saeftinghe. Op de hoek van Saeftinghe aan de samenvloeiing van Honte en Schelde, uiteraard een erg strategisch punt, staat het bolwerk van het bestuur, een groot en stevig kasteel van de graaf van Vlaanderen. Wanneer het gebouwd is, weten we niet, maar grafelijke periode in Saeftinghe, dus vanaf 1260, lijkt daarvoor in aanmerking te komen. Op het einde van de dertiende eeuw staat het er. Niet ver daar vandaan ligt het dorp Saeftinghe, met kerk en windmolen. In 1236 krijgt Saeftinghe van de gravin een keur, op basis waarvan het dorp 1300 als stad aangemerkt kan worden.
Verdronken
De geschiedenis van het land van Saeftinghe is vol van overstromingen en herdijkingen. Waar een gat in de dijk valt en een wiel ontstaat, moet men de dijk er in een boog omheen leggen, een inlaag. Waar de dijk gewoonweg wegzakt door een dijkval, een brexem of grondbraak, moet men ook met een inlaagdijk toegeven aan de zee. Die achteruit wandelende zeeweringen maken het niet gemakkelijk om uit te zoeken waar de dijken precies gelegen hebben. Het feit dat alles sinds 1584 ‘verdronken’ is, maakt zo’n zoektocht toch nog moeilijker. Gelukkig zij er in de zestiende eeuw getailleerde kaarten gemaakt, die ons een idee geven van de inrichting van het landschap. Het lijkt erop alsof in 1214 een grote polder inloopt, waarvan in eerste instantie alleen een oostelijk deel, bij de kerk van Saeftinghe, herdijkt wordt. In 1248 verdrinkt dat gebiedje weer, maar het wordt weer herdijkt. Tot de Onze Lieve Vrouwenparochie van Saeftinghe, gesticht in 1257, horen ook Kibbeldorp, de Oostpolder, de Grote Polder en het oude land bij het kasteel. In Saeftinghe was het bouwen van huizen op de dijk blijkbaar toegestaan: er komen er steeds meer. In 1404 tellen we 34 woningen met ‘zeezicht’. In 1259 wordt het westelijke gebied herdijkt onder leiding van de monniken van de abdij van Ter Doest (bij Brugge). Drie jaar later bezwijkt die Westpolder al, maar hij wordt in 1265 herwonnen. Op de grens van klei en veen loopt in die polder de Lieve. Dat is de turfvaart die naar Hulst leidt. Ook de abdij Ter Duinen en de Gentse Sint Pietersabdij verwerven gronden in de Westpolder. In 1280 ontstaat hier de parochie van Sint Laurentius. In de jaren 1290-1298 heeft de gravin van Vlaanderen veel moeren verkocht om haar schatkist te spekken. In Saeftinghe wordt zo 428 hectare van de hand gedaan, vooral aan kopers uit Brugge. Deze moeren liggen vaak langs de Lieve. Via de Lieve kan men de in de moeren gestoken turf ofwel via Hulst uitvoeren, dan wel in het oosten op de Schelde brengen. Een nieuwe golf van verkopen van grafelijke moeren volgt in de jaren 1356-1357. De opbrengst gebruikt de graaf van Vlaanderen om er zijn oorlog met Brabant mee te financieren. Inzet van dit interregioconflict is de troonsopvolging in Brabant. In Saeftinghe zijn toen ongeveer 43 ha. veengrond verkocht.
Vrachten wijn
De graaf heft op de Honte tol van de scheepvaart. Rond 1365 hebben de schepen bestemmingen in de buurt, maar ook veel verder weg, zoals Spanje Lombardije en Ierland. Belangrijke vrachten zijn wijn, azijn, makreel en vis, appels en peren. Ramp na ramp teistert Saeftinghe. De stormvloed van 5 februari 1288 zorgt ervoor dat drie kilometer dijk en sluis hersteld moeten worden. Sommige ingelanden verkopen hun grond om de herdijkingskosten te kunnen opbrengen. Na 1288 wordt het noordwestelijk deel van de Westpolder herdijkt als een afzonderlijke polder: de Nieuwelandpolder. Na een rustige tijd krijgt Saeftinghe op 23 november 1334 weer te maken met een stormvloed. De Oost- en Westpolder en de Nieuwelandpolder lopen onder water. Veel landeigenaren geven hun land op wegens hoge kosten. Een groot deel van de gronden in de Westpolder gaat naar de abdij Ter Doest die een belangrijke rol speelt bij de herdijking in 1338. Daarna komt ook de Oostpolder aan de beurt.
Zout winnen
De bevolking is er zo verarmd, dat het kapittel van Kortrijk financieel de kar moet trekken. De Oostpolder komt in 1342/43 gereed en wordt de Kanunniken Polder genoemd. Op 1 februari 1347 loopt die polder al weer in. Het zit allemaal niet mee. De polder wordt in 1349 herdijkt. Dit keer op kosten van Bruggelingen zodat hij alweer een nieuwe naam kreeg: de Brugse Polder. Al dat herdijken valt niet in goede aarde bij lieden uit Zeeland, dus van de andere kant van de Honte. Zij willen zout winnen uit de verdronken moeren en vallen daarom de dijkwerkers lastig. De stormvloed van 9 oktober 1374 treft vooral Saeftinghe en het Land van Beveren. Een nieuwe vloed op 8 oktober 1375 brengt de dijk bij het kasteel in gevaar. De stormvloed van 1398 doet de dijken van de Westpolder en Saeftinghe breken. Eigenaren die onwillig zijn om aan het herstel mee te werken, moeten door de graaf gedwongen worden. In 1404 zet een grote vloed op 18 november het Land van Saeftinghe en Beveren weer blank. De dijken bij het kasteel zijn beschadigd, en de molen is kapot. Opnieuw wordt alles hersteld. Ondertussen groeien buitendijks langsheen heel Saeftinghe de schorren geleidelijk aan. Net als nu worden de schorren met schapen beweid. In 1391 worden in Saeftinghe zo’n 5500 lammeren geboren. De schorren slibben steeds hoger op en in 1411 verkoopt de graaf ze ter bedijking aan de abdij Ter Duinen. Dat leidt tot een reeks kleinere inpolderingen. Omdat veel particulieren het dure dijkherstel niet kunnen opbrengen en hun gronden verlaten hebben, zijn de grote kerkelijke instellingen hier in de voorbije eeuwen heel belangrijk geworden als kapitaalkrachtige grondbezitters en bedijkers. Ze komen opnieuw in actie na de Sint-Elisabethsvloed van 1421. De dijk bij het kasteel is weggeslagen en de molen ligt weer in stukken. In de dijk van Coeveringe zit een gat van 77 meter. Ook de Elisabethsvloed van 1424 beschadigt de dijk bij het kasteel en een belangrijke sluis zodat heel het achterland overstroomt. Na 1421 wordt een gebied ten oosten van de Brugse polder herdijkt: de Cijnspolder van Ter Duinen die 737 ha groot is. De abdij bouwt er een grote boerderij. In de jaren tussen 1450 en 1530 houdt de zee zich even in, maar dan gaat het weer goed mis op 5 november 1530. In Saeftinghe is vijftig vierkante kilometer overstroomd. In Ter Venten spoelt de sluis weg. Het achterliggend moergebied raakt onder water. In de dijk bij Casuele ontstaat een diepe geul. De dijk van de Cijnspolder zit vol gaten en ook de ringdijk om het kasteel is zwaar beschadigd. In de loop van 1530 en 1531 word alles hersteld. Dat betekent de reparatie van vijftien kilometer dijk. De stormen van januari en februari 1552 blazen de windmolen van de Cijnspolder omver. De ringdijk om het kasteel wordt weer beschadigd; geruchten over een op handen zijnde sloop van het kasteel leiden tot maanden uitstel van de reparaties. In 1568 volgt aan de oostkant van Saeftinghe zowaar de bedijking van 2550 ha schorren. Deze liggen ten zuiden van de Cijnspolder langs de Schelde. Die polder ligt slechts voor een klein deel in Saeftinghe, de rest behoord tot Beveren (Doelpolder). De Allerheiligenvloed van 1570 brengt veel schade in Saeftinghe. Saeftinghe-gidsen hanteren dat jaartal als datum van de ondergang: “In dat jaar werd de schatrijke polder van Saeftinghe verzwolgen door de zee.” Opnieuw probeert men te redden wat er te redden valt. Het terstond aangepakt herstel wordt dermate gehinderd, dat de opzichters het niet meer zien zitten. Zowaar, de arbeiders staken. Pas in december wordt verder gewerkt. In de loop van 1571 is het werk afgerond en is twaalf kilometer dijk hersteld. Geleidelijk krijgt de streek te maken met de Tachtigjarige Oorlog. Op 1 november 1583 worden het opstandige Land van Saeftinghe en het Hulster Ambacht door de Spanjaarden heroverd. Dan begint het strategisch spel om Antwerpen. Het stadsbestuur van Antwerpen onder leiding van Marnix van St. Aldegonde en met Willem van Oranje als burggraaf, laat in februari 1584 de eerste dijken doorsteken. Dwars door de Brugse Polder ontstaat een grote geul. De doorsteekplekken zijn zo gekozen dat door het getij en de ligging van zwakke binnendijken een steeds groter gebied overstroomd raakt.
Golfslag
Plaatselijk herstel helpt niet. Er is een grote aanpak nodig maar dat lukt niet meer. In 1585, een jaar met nieuwe hoge waterstanden, valt Antwerpen in Spaanse handen. Alleen de Polder van Namen is kennelijk in 1584-1585 hersteld en overleeft nog tot 1606. De gevolgen van deze militaire inundaties zijn in deze streek erger dan die van de ergste stormvloed. Het einde is onafwendbaar. Een enorm gebied loopt uiteindelijk onder water. Golfslag wist het middeleeuwse landschap uit. In het Twaalfjarig Bestand en na 1648 worden wel grote stukken weer herdijkt, maar het Land van Saeftinghe blijft gemeen met de zee liggen. De bewoners vluchten weg achter de veilige polderdijken verderop. Ze stichten er een nieuw dorp: Nieuw-Namen. Het drijvende land wordt wat het ooit was: een schorrengebied met herders die de schapen en de geheimen van Saeftinghe hoeden. In de eeuwen daarna spoelt de zee de laatste resten van de dorpen weg, maar de fundamenten zijn taai. De overgrootvader van visleurster Martha Praet uit Nieuw-Namen stuit rond 1900 nog op de resten van de kerk van het verdronken dorp Namen. En Gustaaf de Maayer vertelt aan zijn schoonzoon Richard Bleijenberg, dat hij in de jaren ’20 nog op de muren van het kasteel heeft gelopen. Omdat het getij in deze bocht van de Schelde in de loop der eeuwen steeds hoger wordt, slibben ook de schorren hoger aan. Ze liggen nu 2 meter +NAP. De polders rond het Verdronken Land liggen lager en soms veel lager, naarmate ze eerder bedijkt zijn. Bij het haventje van Paal ligt het schor op 2,5 meter +NAP, het polderland op 0,3 meter onder +NAP! Saeftinghe ziet er nu uit als een groene wildernis met schorren, slikken en kreken. Dat hier ooit boeren ploegden en hele dorpen lagen, kun je je nauwelijks meer voorstellen. Het Verdronken Land van Saeftinghe is een geliefd studieobject voor natuurvorsers, maar ook voor geologen. Hier ligt immers een groot nog levend schorrengebied dat bovendien redelijk bereikbaar is. Het hoort tot de belangrijkste ‘Wetlands’ in Nederland en is als zodanig sinds 1995 internationaal erkend. Het is ook een schatkamer voor historici. In een milde bui en soms geholpen door spelende kinderen, geeft het getij er plots het Vroeg-Middeleeuws verleden prijs. In het bezoekerscentrum onder een glasplaat in de vloer, ligt het skelet dat de geschiedenis van Saeftinghe veranderde. Het heet Jetje.
Het robuuste kasteel Graaf van Vlaanderen zoals het ooit het Land van Saeftinghe beheerste. De afbeelding van het kasteel is uitvergroot van een oude kaart.
Het Verdronken Land van Saeftinghe, omstreeks 1635.
Door Karel Leenders en Paul de Schipper
2000 De Wase Koerier: Reactie op de brief van dhr. de Cloet
Geschreven door RtCNa een leven op de Schelde en Saeftinghe, wil ik graag een reactie geven op de brief van dhr. de Cloet. Begonnen als vissersknecht bij Staf Praet. Hij leerde mij werken en bracht mij in de rivier die mij de kennis van eb en vloed bijbracht. Het leven op het water was begonnen. In 1956 begon ik het schor te ontdekken. Mijn leraar was mijn schoonvader de Sterke. 1958 Een ontmoeting in het Oostelijk deel van het schor. Het was met een jacht op de eenden en het was mooi weer. Wij werden daar weggejaagd door de toenmalige conciërge van het jachthuis. Mijn schoonvader zei nog "manneke, ik mag hier komen van dhr. De Cloet." En inderdaad ik ontmoette daar de grootvader van de huidige eigenaar van de Hedwig. Zeer eigenaardig waren toen de woorden, "Dag Sterke, hoe is ’t met U. Er volgde nog een gesprek over het vissen. Daarop zei de Cloet “je mag dat putje daar nog uitbotten en dan ga je maar weg." Zij kenden elkaar en gaven elkaar een hand. Deze ontmoeting zal ik nooit vergeten. Het vissen of botsteken was een bezigheid die verschillende families deden. Een prachtige tijd. Het vertrekpunt naar de visputten was bij boer Zagers, waar nu de vogelkijkhut is. De tijden gaan verder, ook op de Schelde veranderd er veel. In 1959 ga ik op de bagger werken. Er wordt gebaggerd bij Bath en ook gestort voor de Paal, dus vlak voor het schor. Veel zand wordt opgestuwd in de schorren. Ook chemische fabrieken vestigden zich op de oever van de Schelde. Het eerste bedrijf vestigde zich op de pijp toebak. Een plekwaar een dijkbreuk was, kwam Polisor zich vestigen. Zij waren niet aangesloten op de riolering, maar het werd zo ingericht dat de rotzooi onder het laagwater terecht kwam. Vele andere bedrijven volgden. En in 1974 kon men het water uit de rivier je naam schrijven. De protesten bleven niet uit. Ook vele vissoorten verdwenen en de vis was niet meer eetbaar. Nooit heb ik gezwegen wat ik gezien had, maar bij het nemen van stalen van het afvalwater, ging ik te ver en daar heb ik een grote tol voor betaald. De groene maffia kwam opdagen en de botstekers werden verjaagd. Ook de jagers moeten hun geweer aan de haak hangen in Saeftinghe. Saeftinghe moet een rustgebied worden en de mens krijgt de schuld. Zelfs de schaapsherders (3 generaties lang) samen met jagers in harmonie moeten het schor verlaten. De prachtige Noord vergroeid in een ondoordringbare wildernis. In 1975 wordt mij gevraagd om te gidsen in het schor. De enige reden was bij de groenen die krijgen we er toch niet uit. Van een stroper een gids maken kon toen nog. Duizenden mensen heb ik toen rondgeleid, waaronder in 1984 de directeur van de baggerwerken, dhr. Van der Cruysen. Toen we bij de nog oude haven van Emmapolder waren, zei hij nog "Hier is de school van mijn Kieldrechtse kapiteins." Hij noemde ze nog met hun naam. Aan dhr. de Cloet zou ik willen zeggen "Saeftinghe waar je grootvader zo van de natuur heeft genoten samen met zijn vrienden is geen Saeftinghe meer. Het is opgehoogd met zand en slib. De kinderkamer voor de vis is er niet meer. Soms ga ik nog wel eens naar een oude bijna vergane jachthut en denk nog wel eens aan die tijd van je grootvader, die ooit zo vriendelijk was. Het enige wat nog overblijft is de Hedwig, een polder die is ingericht voor de jacht, maar dit zal ook zijn oordeel krijgen. De rivier de Schelde zit nu eenmaal in een te kleine jas en moet ruimte krijgen. Maar als ze dat gaan beschouwen als een nieuw Saeftinghe met prikkeldraad en verbodborden dan gaat het weer mis. Laat ons rekening houden met een verre geschiedenis en die in herinnering houden. En iedere belastingbetaler heeft het recht om die nieuwe natuur te bewonderen en ervan te genieten."
Oud Saeftinghe gids, Richard Bleijenberg
Meer...
2000 Emmadorp Bezoekerscentrum Saeftinghe: Richard Bleijenberg ontvangt de double-speld van verdienste
Geschreven door RtCHet jaar 2000 is een gedenkwaardig jaar. Het was voor mij een mijlpaal. Mijn vijfentwintigjarige vrijage met Saeftinghe. Niet alleen de verbondenheid met het gebied, maar ook de band met de vrienden en vriendinnen van Saeftinghe. In het bijzonder vandaag het afscheid van Richard Bleijenberg als gids.
Mijn eerste ontmoeting met Richard was in april 1975 op de gasd am. Frans van der Zande had mij gewaarschuwd voor deze persoon die niet bepaald zijn vriend was. De Kust zoals Van der Zande hem noemde deugde niet. Hij had volgens hem al eens bergeenden uit Saeftinghe gestolen. Als je De Kust tegenkomt moet je altijd in die blauwe tas kijken die aan zijn fietsstuur hangt. Negen van de tien keer vind je daar pluimen in, zei Van der Zande. Wij kwamen in gesprek en ik liet een schuin oog in de tas vallen. Niets te zien. Richard vertelde mij, dat hij toch niet uit het gebied te houden was. Hij was er, net als vele kinderen van de Kauter in opgegroeid. In 1962 had hij op de Noord al een onderzoek gedaan samen met zijn toenmalige baas Paul Franck. Dit was de vondst van waarschijnlijk een oud dijkrestant van voor 1570. En zo vertelde Richard mij honderduit. Ik dacht toen gelijk aan het gezegde: een stroper moet je jachtopziener maken. Dat zijn de goeie. En zo geschiedde. Naarmate de belangstelling voor Saeftinghe toenam ging Richard net als alle andere gidsen, meer tochten lopen. Als ik het zo heb kunnen nagaan zullen dat er rond de 1250 geweest zijn. Dat zijn twee manjaren van zijn leven. Tel daarbij op, de dagen die hij er alleen introk, dan komen er nog wel enkele jaren bij. Op deze tochten zocht hij de oevers van de Schelde af. Speurend naar scherven en met geluk gave stukken. De vondst van de bronzen kogelpot, een uniek stuk voor Zeeland, was het toppunt. Ook de ontdekking, met zijn vriend Jean, van de artefacten aan de rand van de Marlemontse Plaat en de ontdekking van het grafveld daar in de buurt waren hoogtepunten. Richard heeft onlangs de echte Jetje Hoed, de vindster van het skelet, nog gesproken en haar uitgenodigd voor een bezoek aan het Bezoekerscentrum Saeftinghe. Saeftinghe bracht Richard niet alleen hoogtepunten, maar ook dieptepunten. Het overlijden van een excursieganger zal iedereen bijblijven. Het is de tol die Saeftinghe soms eist. In het verleden was het niet altijd koek en ei tussen de gidsen onderling. Er moest nogal eens gemanoeuvreerd worden. Het was ook voor mij niet altijd even gemakkelijk om geen partij te kiezen. Gelukkig ligt die periode achter de rug en kunnen de gidsen elkaar weer recht in de ogen kijken. Het gidsenteam is een leuke club, ook naar de buitenwacht toe. Zij zijn het gezicht van de Stichting, de ambassadeurs van Saeftinghe. Ook je betrokkenheid bij het milieu werd door je toenmalige werkgever niet in dank afgenomen. Het kostte toen je baan als schipper op je geliefde rivier, maar je kreeg meer tijd om in je Saeftinghe te zijn. Vele excursiegangers zijn je persoonlijke vrienden geworden, die er een jaarlijks traditie van maakten, om er een dag met jou op uit te trekken. Dankzij jouw vondsten werd in juli de middeleeuwse dag georganiseerd. Dit naar aanleiding van de inrichting van de middeleeuwse keuken. Deze dag zal waarschijnlijk een jaarlijks terugkerend gebeuren worden. Met Rijkswaterstaat had je altijd goede contacten. Vele waterstaters maakten onder jouw leiding kennis met het gebied. Mede als dank hiervoor waren we vanmorgen te gast op de Argus. Tijdens één van je gesprekken met Frans Mol van Rijkswaterstaat, kwam het oude lichtbaken dat op de Marlemontse Plaat gestaan had, ter sprake. Van het een kwam het ander, met als gevolg dat deze maand de oude gasketel van het baken nabij de ingang van het Bezoekerscentrum Saeftinghe geplaatst kan worden. Als afsluiting van je carrière als gids had ik wellicht een andere vriendin van je kunnen uitzoeken. Helaas, en ik heb dat niet met opzet gedaan, was dit Mia Labbe. Na vandaag hoef je echt niet meer in haar gebied in. Ik zal een nieuw slachtoffer moeten vinden. De tocht van vanmiddag op je vertrouwde Noord zie ik dan ook meer als een afsluiting. Het gevaar heb je altijd wel een beetje opgezocht. Als kind kwam je al met een handgranaat als petetstamper naar huis. De laatste vondst, een brisantgranaat uit de tweede wereldoorlog, ging je met je schop te lijf. Toen er een stuk afsprong zag je, dat je niet met een stuk turf te doen had. Voor hetzelfde geld hadden we alleen de steel van je schop nog teruggevonden. Je verbondenheid met Saeftinghe blijft. Naspeuringen naar de plaats waar het kasteel van Saeftinghe gestaan heeft, blijf je in ieder geval volgen. Er worden momenteel door onze directeur inspanningen verricht om subsidies los te krijgen voor een onderzoek door de stichting RAAP. Richard , ik zou namens vele excursiegangers willen bedanken en je nu de double-speld van verdienste van de Stichting willen opspelden. Je bent de eerste die deze speld mag ontvangen en hopelijk volgen er nog vele andere vrijwilligers die zich met hart en ziel inzetten om de liefde voor de natuur uit te dragen. Ook wil ik Juliana niet vergeten. Als jonggeliefden en later met het hele gezin brachten zij vele uren door op hun eigen terras op de Marlemontse Plaat. Later moest zij vele uren alleen doorbrengen en met het eten zitten wachten tot hij eindelijk weer eens te laat uit Saeftinghe thuiskwam. Niet alleen Richard ontvangt de double-speld van verdienste.
Er zijn nog gidsen die langer dan 25 jaar, of langer dan 20 jaar vrijwilliger zijn. Ook zij ontvangen deze speld. Ik zou naar voor willen halen, in willekeurige volgorde: Walter Poppe, Remi Caremans, Luc Cieters, Francois Stevens, Marc Delmotte, Ben Faes
Ook 12,5 jaar of langer jubileum. Zij ontvangen de zilveren speld van verdienste. Dit zijn: Jean Maebe, Julien van Hooye, Joop Millenaar, Eric van den Heuvel, Louis Derden
Door Jos Neve
2000 Orisant: Verdwenen dorpen
Geschreven door RtCAUWERSLUIS: Gehucht in de voormalige heerlijkheid Saeftinghe.
CASUELE: Voormalig dorp in het Land van Saeftinghe. Het dorp lag aan de kreek de Couveringe, midden in een uitgestrekt veengebied. Voor de bewoners was dat zoiets als Slochteren nu. Ze groeven de moer uit en verkochten deze middeleeuwse brandstof.
NAMEN: Voormalig dorp in het Verdronken Land van Saeftinghe. Namen ging in 1715 ten onder. De toren van het dorp bleef nog lange tijd staan om te dienen als baken voor de scheepvaart. Alleen de torenklok van het verdronken dorp overleefde uiteindelijk de ondergang. De klok, in 1664 in Amsterdam gegoten, hangt nu in de toren van Graauw.
MARE: Verdronken dorp ten noordwesten van Rilland. Het lag ongeveer op de plaats van de huidige Stationsbuurt. Het dorp Mare dateert uit de dertiende eeuw. Het werd rond 1280 voor het eerst genoemd. Het dorp verdronk op zaterdag 5 november 1530.
OUD-BATH: Lag enige kilometers oostelijk van het huidige Bath. Het verdronk in 1552.
OUD-RILLAND: De abdij van Nijvel moet in 980 al; bezittingen in Rilland hebben gehad. Tot de dertiende eeuw was Rilland een eiland. Bij Rilland, aan de oever van de Westerschelde stond een tol. Rilland ging in 1530 ten onder. In de achttiende eeuw werd het huidige Rilland gesticht.
SAEFTINGHE: De stad Saeftinghe lag bij het kasteel van Saeftinghe. Het ging in 1214 al een keer bij een hoge vloed ten onder. De oudste melding over Saeftinghe is een oorkonde uit 821 van Lodewijk de Vrome van Frankrijk. Hij bevestigt met dat stuk zijn bezit. Na een verwoestende overstroming in 1334 verviel Saeftinghe tot een dorp. Het kasteel van Saeftinghe werd in het begin van de zestiende eeuw door de Antwerpenaren verwoest. Rond 1930 zag Gustaaf de Maayer (Staf De Sterke) uit Nieuw-Namen de fundamenten van het kasteel bij eb nog boven water komen.
STAMPAERT: Dorp in het Verdronken Land van Saeftinghe.
TER HOOLE: Gehucht in het Land van Saeftinghe. Ter Hoole lag in de buurt van het eveneens verdronken dorp Weele.
VALKENISSE: Valkenisse lag ten zuidoosten van Waarde. De kerk van Valkenisse werd in 1233 gewijd en behoorde tot het kapittel van Oudmunster te Utrecht. Valkenisse verdween in 1682 in de Westerschelde.
VINKENISSE: Voormalig dorp op Zuid-Beveland. In Vinkenisse stond een kapel die gewijd was aan St.- Cornelis. Vinkenisse door de vloed van 1 november 1530 verzwolgen. Vinkenisse ligt in de Westerschelde ten zuiden van de Zimmermanpolder bij Waarde.
WEELE: Verdronken dorp op Noord-Beveland. Weele lag ten noorden van Wissenkerke. Het wordt voor het eerst in 1395 vermeld. De kerk van Weele behoorde tot het kapittel van St.- Pieter in Utrecht. Het dorp ging tijdens de stormvloed van 1530 ten onder. Het gebied van het vroeger Weele is na herdijking bij Wissenkerke gevoegd en ligt nu in de Torenpolder.
Door Paul de Schipper
De naam De Sterke klinkt velen wel bekend in de oren. En de mensen weten dat de echte familienaam hier De Maayer is. Albert de Maayer heeft zijn 2e naam, De Sterke, overgenomen van zijn vader. Het was een naam die bij hem paste en die hij ook alle eer heeft aangedaan. Bij het heengaan van deze haast volksfiguur willen we enkele anekdotes uit zijn leven brengen die uit de mond van Albert De Maayer zelf werden opgetekend. Als we in het kleurrijke leven van De Sterke kijken, dan vinden we een klasfoto terug uit de jaren 1929, Albert is dan 7 jaar oud. Op de foto lijkt hij sprekend op de Witte van Zichem uit het verhaal van Ernest Claes. Zijn jeugd brengt hij door op de achterste Kauter en hij woonde ook een tijdje in café ‘De drie linden’. Een echte Hollander dus. Het grote gezin had in die tijd konijnen voor het vlees. En zo moest Bert gras gaan zoeken voor de konijnen. Maar dat vond hij lastig werk. Hij vond er dan niets beters op dan de konijnen in een mand te stoppen om ze dan los te laten daar waar er gras groeide. Ze allemaal terug te vinden, was natuurlijk soms een grotere moeite! De jaren gaan voorbij en Pa De Sterke, die op baggerschepen werkte in Antwerpen, kwam eenmaal per week naar huis. Het gezin werd groter, en bij de geboorte van de zesde zoon is het gezin naar de Pillendijk gaan wonen. Het was voor de oudsten van het gezin hard werken geblazen, meestal bij de boeren. Louis en Albert gingen werken in Frankrijk. Na een tijdje kwamen ze terug, en kwamen in Vrasene terecht waar ze moesten wachten voor vervoer. Het was daar ook kermis. Albert vroeg Louis om het loon te krijgen om het thuis trots aan hun moeder te kunnen geven. Maar terwijl ze op de kermis stonden, kreeg Albert medelijden met de kinderen die geen centen hadden om op de molen te zitten. Albert gaf met gulle hand centen aan de kinderen zodat die op de molen konden zitten. Bij thuiskomst klopte natuurlijk het loonzakje niet meer, maar dit was typisch Albert. Zo kwamen de oorlogsjaren en Albert durfde ook wel eens te smokkelen. Enkele keren liep hij wel eens in de val, maar toch steeds voorop en voor niks bang. Hij werd wel gepakt maar heeft zijn kameraden nooit verraden. Het toppunt van de smokkel was met de tabbak naar Holland. In januari 1946 werd een plan gemaakt om met de boot van vader die in het schor lag aangemeerd een overtocht te maken naar Beveland. Met jongere broer Floran en nog iemand gingen ze het schor in. Het vroor dat het kraakte en tot overmaat van ramp kwam het ijskoude water opzetten. Het bootje lag al in twee meter diep water. Het was weer Albert die in het water sprong, dit alles in een pikdonkere nacht, om toch nog de Schelde te kunnen oversteken. "Mijn kleren kraakten bij het roeien. We hebben geroepen: Lieve Heer laat ons toch niet sterven. Toch kwamen we aan de overkant bij een boer die achter de dijk woonde. Wij mochten ons warmen bij een open vuur. Die boer heeft ons dan verraden bij de politie. Wij werden opgepakt als echte dieven en in een dievenwagen gestopt", zo deed Albert eens zijn verhaal. Hij zei dat hij onderweg vroeg of hij eens mocht wateren. En als een pijl uit een boog glipte Albert toen weg. De politie van Middelburg was hem kwijt en terwijl Albert autostop deed naar Antwerpen kwam daar een wagen aangereden en voor de tweede maal werd hij gepakt, maar nu werd hij vastgeketend en kwam toch in de gevangenis terecht in Middelburg. In de jaren ’50 ging Albert in de waterwerken. In die periode waren er verschillende stakingen. De vakbonden vonden dat er moest gestaakt worden voor betere werkomstandigheden. Er waren toch enkele onderkruipers die de staking negeerden en weer was het Albert die dit niet kon verdragen. Hij gebruikte zijn vuisten en dat is hem later zuur opgebroken. Albert was zeer vindingrijk en begon een bierhandel, daar had veel mee te verdienen geweest, maar de leut ging voor, en geld kende Albert blijkbaar niet. In café Ponderosa lagen Albert zijn laatste werkzaamheden en samen met zijn vrouw Ivonne wist hij er een gezellige café van te maken. Op de Koningsdijk kwam Albert op pensioengerechtigde leeftijd wonen. Hij genoot van zijn caravan, maar vooral van zijn kinderen en kleinkinderen, ze zien groeien… maar o wee als er een kleinkind ziek werd, want dan rolden er dikke tranen over zijn wangen. Op 30 december 1999 hadden Albert en ik nog een gesprek. Zeer eigenaardig ging het over de dood. Zijn laatste woorden waren: “Ik geef er niet om om te sterven, maar ik ben bang voor wat ik achterlaat”. Albert heeft het jaar 2000 niet meer bewust meegemaakt… Een man die zijn naam alle eer aandeed, een man die vele vrienden had, daar heeft de pastoor het tijdens de uitvaart nog over gehad. En dat bewezen ook de zeer vele aanwezigen in de kerk, die bijna te klein was voor de begrafenis van deze 77-jarige. Moge dit een troost zijn voor Ivonne en zijn kinderen.
Albert De Maayer, alias De Sterke, is niet meer…
Door Richard Bleijenberg
2000.03.14 Provinciale Zeeuwse Courant: Na 50.000 km Saeftinghe is het welletjes
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Een goede beroepscoureur, die stopt niet pas met zijn carrière wanneer hij er door de rest van het peloton wordt afgefietst. Een groot wielrenner stopt op het moment dat hij nog koersen kan winnen, niet als hij versleten is. Naar eigen zeggen kan Richard Bleijenberg ondanks zijn 64 jaar nog gemakkelijk mee, maar aan het eind van dit jaar is het mooi geweest. De meest kleurrijke Saeftinghegids vindt het welletjes en stopt met zijn rondleidingen in het Verdronken Land. "Ik ga niet op mijn knieën door het schor, dankuwel."
Criticasters kunnen gerust zijn, ze zijn zullen nog wel van hem horen. Bleijenberg, amateur-archeoloog, natuurliefhebber, gids, beheerder van de groeve in Nieuw-Namen, Saeftinghekenner-bij-uitstek, is niet van plan plaats te gaan nemen achter de geraniums in zijn woning aan het smalle Kerkpad in Nieuw-Namen. Zijn finest hour beleefde hij zowat tien jaar geleden, toen hij door de gemeente geëerd werd met de cultuurprijs van Hulst. Het betekende erkenning voor een niet-aflatende zoektocht naar de verborgen schatten in de Zeeuws-Vlaamse bodem en de inzet voor conservatie van streekhistorie en natuur. Bovendien kreeg hij eind '99 van Staatsbosbeheer de Houtvester van Schermbeekprijs voor al zijn vrijwilligerswerk. Want graaf een sleuf op een willekeurige stek tussen Kruispolder en Verrebroek, de bebaarde natuurvorser heeft er niet enkel weet van maar komt gelijk even kijken. Er zou toch eens iets boven komen... Volgend jaar wordt hij 65, maar nog geen dag is hij weggeweest uit zijn geliefde streek rond de Kauter, de volksnaam voor het dorp Nieuw-Namen. "Nooit behoefte aan gehad ook. Wat moet ik nou elders gaan doen? Ik heb mijn hele leven al vakantie gehad in het schor van Saeftinghe." Onlangs is het Bleijenberg voorgerekend. Van de 365 dagen spendeert hij er elk jaar zo`n 100 in het schor, waarbij hij gemiddeld steeds zo'n tien kilometer aflegt. Een klein rekensommetje leert dat hij in de afgelopen vijftig jaar dus de eerbiedwaardige afstand van 50.000 kilometer heeft afgesjouwd. Dit gecombineerd met een buitengewone interesse voor alles wat er groeit, loopt, kruipt en stroomt maakt van Bleijenberg de ultieme Saeftinghe-encyclopedie. "Maar ik ben natuurlijk geen wetenschapper, ik ben een man van de praktijk." Het hoge woord is er uit. De scheidend Saeftinghegids kent zijn eigen tekortkomingen. Hij ging maar naar school tot zijn dertiende, daarna ging hij in '52 varen als schippersknecht. Eerst op een peilboot, en later 28 jaar op een baggerschuit op de Westerschelde, steeds tussen Doel en Terneuzen. Dat maakte dat hij ettelijke duizenden malen vanaf het water 'zijn' Saeftinghe kon overzien. "Dus zelfs terwijl ik werkte kon ik met de verrekijker alles in de gaten houden." Zijn markante verschijning, authentieke, boeiende manier van vertellen en schier eindeloze reeks anekdotes maken een trek door het Saeftingheschor onder zijn leiding tot een bijzondere gebeurtenis. De verhalen over mooie, treurige en bizarre voorvallen volgen zich in rap tempo op. Het meest droevige evenement was de verdrinkingsdood van zijn buurman en diens 10-jarig zoontje bij de Rijksdam in de zomer van '68. Het is Bleijenberg altijd bijgebleven hoe hij, toen het water zakte, het kinderlaarsje van het kleine manneke boven het oppervlak zag komen en de Saeftinghe op dat moment vervloekte. Maar ook zijn er de mooie herinneringen aan wandeltochten zoals in de zomer van 1973, met zijn vrouw en drie nog kleine kinderen. "We bevonden ons helemaal alleen, midden in de IJskelder. Dat was het paradijs." Maar ook de blootlegging van een middeleeuws graf met een kindergroepje in 1993 dient vermeld. "Een mysterieuze ontdekking", aldus de natuurvorser. Omdat Bleijenberg de publiciteit niet bepaald schuwt, het hart op de tong draagt en dat ook nog wel eens durft te combineren met de verkondiging van tegendraadse en ongebruikelijke theorieën, is zijn optreden niet altijd onomstreden. Want al gaat het over de vondst van een oude kogelpot, een nest jonge uilen, zijn mening over de visstand in de Schelde of het hekelen van de overvloedige aanwezigheid van meeuwen in de Saeftinghe, als een doorgewinterde politicus weet hij steeds de media te vinden. "Ik weet wel hoe de mensen denken, van 'daar heb je hem weer'. Dat maakt me niks uit. Ik besef heel goed dat je zonder die krant helemaal niks bent. Je kunt de media prima gebruiken om de mensen iets duidelijk te maken, misstanden aan te kaarten of gewoon mooie dingen te tonen. En dat doe ik."
Door Barend Pelgrim