In opdracht van de Provincie Zeeland start aannemer Sagro met de eerste werkzaamheden van het afgraven van het stortmateriaal in de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw Namen. Tot eind maart rijden vrachtwagens op en aan om het puin af te voeren. Deze werkzaamheden zijn nodig om de 17e eeuwse zandgroeve in te richten als aardkundig monument. Dit gebeurt volgens het plan van Staatsbosbeheer. Naar verwachting is de groeve in mei 2011 open voor publiek.

Door het afgraven van het stortmateriaal worden de miljoen jaar oude aardlagen zichtbaar. De oudste aardlaag is het Plioceen en tot drie miljoen jaar oud. Daarbovenop volgt de Pleistoceen aardlaag, tot 12.000 jaar oud. Deze aardlagen komen overeen met geologische tijdvakken. Doordat de groeve een aantal meters lager ligt dan het direct omliggende gebied, zijn na het afgraven de steile wanden goed zichtbaar. De aannemer houdt direct omwonenden op de hoogte van de werkzaamheden.

Inrichting

De verdere inrichting gebeurt volgens het plan van Staatsbosbeheer. Zo komt er een wandelroute met informatieborden, een loopbrug en een uitkijkplateau. Dit zorgt ervoor dat bezoekers de geologische geschiedenis van de groeve naar verwachting in mei kunnen beleven.

Financiering

De opknapbeurt is mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland, de gemeente Hulst, Staatsbosbeheer en Europa. Het geld komt uit Europese subsidie op basis van het programma plattelandsontwikkeling.

Nieuws in beeld editie Zeeuws-Vlaanderen

In opdracht van de Provincie Zeeland start aannemer Sagro met de eerste werkzaamheden van het afgraven van het stortmateriaal in de Meester van der Heijden groeve in Nieuw Namen. Tot eind maart rijden vrachtwagens op en aan om het puin af te voeren. Deze werkzaamheden zijn nodig om de 17e eeuwse zandgroeve in te richten als aardkundig monument. Dit gebeurt volgens het plan van Staatsbosbeheer. Naar verwachting is de groeve in mei 2011 open voor publiek.

Door het afgraven van het stortmateriaal worden de miljoen jaar oude aardlagen zichtbaar. De oudste aardlaag is het Plioceen en tot drie miljoen jaar oud. Daarbovenop volgt de Pleistoceen aardlaag, tot 12.000 jaar oud. Deze aardlagen komen overeen met geologische tijdvakken. Doordat de groeve een aantal meters lager ligt dan het direct omliggende gebied, zijn na het afgraven de steile wanden goed zichtbaar. De aannemer houdt direct omwonenden op de hoogte van de werkzaamheden.

Inrichting

De verdere inrichting gebeurt volgens het plan van Staatsbosbeheer. Zo komt er een wandelroute met informatieborden, een loopbrug en een uitkijkplateau. Dit zorgt ervoor dat bezoekers de geologische geschiedenis van de groeve naar verwachting in mei kunnen beleven.

Financiering

De opknapbeurt is mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland, de gemeente Hulst, Staatsbosbeheer en Europa. Het geld komt uit Europese subsidie op basis van het programma plattelandsontwikkeling (POP-2).

Door Annemarie Pouwer

persberichtnummer 790

Na een grondige schoonmaakbeurt opent Staatsbosbeheer op 1 juni de Meester van der Heijdengroeve. Met het weghalen van vele tonnen vuilnis zijn er nog meer aardlagen zichtbaar en is het aardkundige monument in oppervlakte meer dan verdubbeld. Een loopbrug en uitkijkpunt brengen de bezoekers letterlijk duizenden jaren terug in de tijd. De groeve is de enige plek in Europa waar de overgang tussen aardlagen uit het plioceen en pleistoceen met het blote oog zichtbaar zijn.

De opening kent een formeel, besloten deel en een Open Huis. Vanaf 15.30 zijn omwonenden en belangstellenden uitgenodigd om te komen kijken. Bij de feestelijkheden zijn ook nazaten van de naamgever, meester Karel van der Heijden, aanwezig. De oude bovenmeester van de Kauter, zoals hij werd genoemd, had al snel oog voor de historische waarde van de groeve. Hij heeft veel van zijn leerlingen weten te boeien met zijn werk, waaronder de scheidend beheerder Richard Bleijenberg. De opknapbeurt is mede mogelijk gemaakt door de provincie Zeeland, de gemeente Hulst en het Europees fonds voor Plattelandsontwikkeling. Tot het begin van de jaren zestig is de groeve gebruikt voor zandwinning. In de 17e eeuw werd het gebruikt voor de aanleg van wallen en forten. Dat was in de tijd van de 80-jarige oorlog. Later ook voor dijken en wegen. Bovendien werd er huisvuil gestort. Ook bouw- en sloopafval werd er gedumpt. Daar kwam een einde aan toen Staatsbosbeheer in 1963 eigenaar werd van de groeve. De groeve in feite het oudste stukje strand van Zeeland. Gevormd door wind en afzetting van de zee, behoort het Plioceen tot de oudste aardlaag van wel 2,5 miljoen jaar. Daarbovenop zijn aardlagen uit het Pleistoceen te zien. Die dateren van ‘slechts’ 12.000 jaar geleden. In en rond Nieuw-Namen zijn vondsten bekend uit verschillende tijdvakken. Van pijlpunten en bijzondere fossielen tot vuurstenen en aardewerk scherven van vele duizenden jaren oud. Vanaf 2 juni is de groeve dagelijks open van 9.00 tot 17.00 uur.

NIEUW-NAMEN - Er is weinig bekend over de jacht in Saeftinghe. In 1958 kwam ik in contact met jagers in het bijzijn van mijn schoonvader 'De Sterke' in het schor. Eén daarvan was de Belgische eigenaar van de Hedwigepolder de heer De Cloedt, die Saeftinghe als zijn jachtgebied gebruikte.

Wij gingen daar bot steken met het verboden vistuig de helliger (elliger). Dat was onze manier om vis te vangen en dat deden we ongeveer tot eind november, daarna was de bot verdwenen. Het Hondegat was de uitverkoren plek om te gaan vissen. Steeds liepen we onder het maaiveld om niet gezien te worden in de geulen. De heer De Cloedt had een villa op de dijk van de Hedwigepolder met een uitkijktoren om zijn jachtterrein en eigendommen te controleren. 

Er waren paden gemaakt voor de jacht en wij telden toen een 20 tal hutten met naam, zelf hebben wij enkele keren gebruik gemaakt van een hut tijdens een onweer om er in te schuilen. In 1958 ontmoeten we ook het personeel die de paden onderhielden en maaiden. Op veel plaatsen langs de paden stonden palen met een reflector, dat was nodig om in het donker de weg naar de hut te kunnen vinden. Ook lagen er vele bruggetjes over de kleine geultjes. Er werd in de winter vroeg vertrokken terwijl het nog donker was naar één van de hutten die dan 4 of 5 km ver in ’t schor lagen. Met behulp van een ezel en zaklampen zoekend naar de reflectoren op de palen zodat ze voor het licht werd, op de plek aankwamen om te jagen. Daar aangekomen werd eerst de ezel veilig vastgemaakt. De ganzentrek begon met het opkomen van de zon. Zelf heb ik gezien dat de jagers de geweren steeds omhoog hielden zodat de ganzen bijna in de hut vielen. Om 10 u was ’t afgelopen met jagen en werd er niet meer geschoten. De ganzen werden op de ezel gehangen en dan begon de terugweg naar de villa van 'De Cloedt'. 

Wij hebben enkele keren met de Cloedt gesproken, het was een vriendelijk man, die de regels naleefde. Er werd frans gesproken onder elkaar, maar als de jacht begon moesten we wegwezen en ons zo vlug mogelijk uit de voeten maken. Onderhoud van de paden, bruggen en hutten voor de jacht moet veel geld gekost hebben. Het materiaal werd gebracht met een klein scheepje van ongeveer 75 ton en droeg de naam 'Het-Vertrouwen'. Het werd ook gebruikt door herders voor het wegvoeren van schapenmest, dat was dan geliefd voor de tuinbouw. Door een kleine geul kon men dicht tegen de schaapstal (van de Noord) varen. Deze geul hebben we later de mestgeul genoemd. Later heb ikzelf dit scheepje nog naar Zeebrugge gebracht doordat de jacht later in Saeftinghe verboden werd. Na vele jaren zijn de paden, bruggen en hutten verdwenen onder het zand. Er is niets meer wat herinnerd aan de jacht. De mensen zijn ook allemaal weg. Als gids had ik reeds afscheid genomen in 1995, dat belette mij echter niet om nog regelmatig de natuur en stilte op te zoeken tot ongeveer juni 2005. Toen kwam er voor mij een onbekende man nog vragen voor een tocht in Saeftinghe te gaan maken. Die onbekende man bleek familie van mij te zijn en daar wist ik niets van. Het werd mijn beste vriend die toevallig dezelfde interesse had als ik. Dit was het moment om mijn kennis door te geven die ik had geleerd van mijn schoonvader 'De Sterke'. Op een verantwoordelijke manier hebben wij al vele tochten gemaakt en alles werd met GPS (Global Positioning System) vastgelegd en in kaart gebracht. Ook werd er met digitale camera gefotografeerd. Wij namen contact op met de SCEZ (Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland). De gevonden voorwerpen werden gemeld bij Dhr. Hans Jongepier (adviseur archeologie), waarbij coördinaten, foto’s en andere belangrijke gegevens werden doorgegeven. Tijdens een wandeling in Saeftinghe op 23 december 2009 voelde Clem met de prikstok een aanslag juist onder het oppervlak, het bleek een vloer te zijn onder het zand op een hoog niveau. Bij verder onderzoek bleek het een vuurbaken (vuurboet) te zijn. Vrienden van RWS (Rijkswaterstaat) bezorgden ons oude kaarten waar het vuurbaken van Saeftinghe was aangeduid. Een totaal onbekende ontdekking, waarvan het onderzoek volop bezig is en nog niet helemaal afgerond.

Saeftinghe is opgehoogd en in 50 jaar is daar 1½ meter sediment opgekomen. De oevers van de Schelde veranderden in steile kliffen. De snelle stroming en golfslag van schepen werkten daar in mee. Oude zaken zoals ‘de vuurboet’ en de onlangs nog gevonden jachthut zijn zaken die herinnering oproepen. Een 10 tal jachthutten zijn al in kaart gebracht, vele zijn verdwenen zo ook de hut die naar de Prins genoemd werd. Bij navraag waarom de Prins, kwam ik te weten dat deze hut de voorkeurhut was van Prins Karel, broer van Koning Leopold. Op 1 september 2011 waren Clem en ikzelf op weg om te zien of wij nog iets terug vonden van deze toch wel bijzonder hut waar ikzelf nog in geschuild had in het jaar 1958. Heel toevallig zagen we de restanten van de jachthut nog bijna volledig intact in de steile klif zitten. En dit na 53 jaar terug in de tijd.

Aan deze hut weten we dat Prins Karel een goede vriend was van De Cloedt. Heel bijzonder is dat deze foto met restanten van de hut getuigt hoeveel sediment er is opgekomen, ongeveer 1½  meter zand en slib zijn vanaf de jaren ‘50 tot nu op het schor gekomen en is het land geworden. De vele meeuwen zijn weg. De vos doet zijn intrede. De oude gebeurtenissen verdwijnen ook  samen met ons. Daarom dit tastbaar verhaal.    

Verhaal geschreven door Richard Bleijenberg, foto’s Clement Reel-terrijn

Dit verhaal van Richard Bleijenberg begint in de zomer van 1952. Als 16-jarig knechtje was hij aan boord van de K2 (Kieldrecht 2) en de schipper was toen Staf Praet. Een leven begon op de Schelde: een wereld van hard werken, maar een mooi beroep. We visten vrijwel op de hele Schelde: Breskens, Hoofdplaat, Terneuzen. Met de eb naar beneden en met de vloed terug naar de thuishaven in Doel. Wij hadden een laatste sleep in ’t Schor nabij de Noord, toen we plots iets zagen liggen op een zandbank. Het bleek een man te zijn en Staf vroeg me van boord te gaan om te helpen hem aan boord te krijgen. Helaas, ik durfde niet. Daarop vaarde Staf naar Bath, waar toen noch een douanekantoor was. De drenkeling is dan later opgehaald door de douane. We vertelden het nieuws in Doelhaven en daar kwamen we te weten dat kapitein Cyriel van der Heyden van zandzuiger “De Schelde” een vrouw in het water had zien drijven. Later bleek dat deze twee drenkelingen een echtpaar was. Dan begon de zoektocht naar een schip. De kranten schreven er dagelijks over en er kwam zelfs een mijnenveger om de rivier af te zoeken. Er werd gezocht tussen Doel en Walsoorden, maar helaas het schip van deze mensen is nooit gevonden. Het bleef een mysterie. Enkele jaren geleden begon men met wrakopruiming en dan pas startte de verdieping van de rivier. In de jaren dat Richard gidste in Saeftinghe en tegelijkertijd op de Schelde werkte, leerde hij vele mensen kennen, zo ook de ambtenaren van Rijkswaterstaat. Die vroegen hem vorig jaar of hij niets afwist van een onbekend vaartuig dat gevonden was nabij Saeftinghe. Direct werd de link gelegd met die bewuste zomer uit 1952. Richard kreeg de kans om op 15 september van vorig jaar de berging van dat wrak mee te maken. Met zeer nauwkeurig materiaal en met een schip met stutpalen kwam men in de goede positie. Bij de derde poging kwam het schip boven en het bleek een wrak te zijn van ongeveer vijftig à zestig jaar oud. Krabben waren de enige bewoners. Ook enkele voorwerpen, zoals kopjes, schotels en bestek kwamen tevoorschijn… Richard bewaarde die en misschien zijn dit stille getuigen van een mysterie dat nog niet is opgelost. De vraag van de voormalige Saeftinghegids is nu: zijn er mensen die hier iets van kunnen herinneren? Wellicht hebben deze drenkelingen nog familieleden. Zeer graag zou ik met hen in contact willen komen om het weinige wat is teruggevonden te overhandigen. Wie iets weet kan terecht in de Kerkpad 15 te Nieuw-Namen of op het telefoonnummer in Nederland 0031 114 345 384.

Richard toont één van de krabben die men terug vond op het wrak. Foto Frans Mol

Door Richard Bleijenberg

Een haven heeft steeds een spuikom en dat is noodzakelijk om het slik uit de haven weg te spuien. In het ondertussen verdwenen haventje van Emmahaven heeft men lange tijd het slik uit de hoeken en kanten moeten wegvoeren. Het is toch eens interessant om dit nog eens in gedachten te brengen, want velen onder ons herinneren zich nog dit haventje. Richard Bleijenberg is de auteur van dit stukje geschiedenis. Ten noorden van de Emmahaven was plaats genoeg om het slik te bergen en er ontstond een hoge akker, die nu nog zichtbaar is. Maar door het gebrek aan werkkrachten (en het zware labeur schrikte sommigen ook af), begon de haven aan te slibben. Daar kwam nog bij dat de spuikom doorbrak en het werd extra moeilijk om de haven in stand te houden. Enkele schippers namen zelf het initiatief om de verzanding tegen te gaan, maar het was duidelijk dat het einde van deze haven in zicht kwam. Verschillende schippers lieten  hun scheepje vergaan en na enige tijd leek het eerder op een scheepskerkhof. De laatste visser was Jozef van der Heijden. In 1952 kwam ikzelf als knechtje bij Staf Praet. De rivier zat nog vol natuur en als jonge knaap stelde ik vele vragen aan Staf, over b.v. de garnaal en de vele vissoorten. Toen visten we rond Saeftinghe en enkele keren in ’t Speelmansgat. Dikwijls vertelde Staf dat het schor de "kinderkamer was voor onze vis" en dat was ook zo. Na een leven lang op de rivier en in Saeftinghe, heb ik ook een eigen mening en die is: "een rivier is een levend iets en wij moeten afwachten wat haar eigen wil is".

De strijd tegen de verzanding in de Emmahaven begon al enkele jaren na de tweede wereldoorlog. We zien v.l.n.r. op de foto (vermoedelijk uit 1948) Jan van der Heyden, zoon Jozef, Bert De Kever, Arthur De Kever en Van Denderen.

Het schor wordt opgemeten door Rijkswaterstaat, maar in de jaren '60 lagen er nog paden en bruggetjes. Die zijn ondertussen allemaal verzand en liggen nu twee meter onder het maaiveld. De jachthutten van wijlen dhr. De Cloedt komen soms nog wel eens te voorschijn door erosie en de stroom; ook de paaiputten voor de vis zijn weg. De "kinderkamer" zoals Staf het zei, is er niet meer. Staf zelf is overleden. Daarom dit verhaal, want de waarheid en getuigenissen verdwijnen met de oude mensen zelf.

In 2011, tijdens een tocht, kwamen we bij de prinselijke jacht hut, waar ik in 1958 nog schuilde met “De Sterke”. Deze hut lag één meter boven het maaiveld en was de voorkeur hut van Prins Karel, destijds een goede vriend van De Cloedt. Foto Clement Reel-terrijn

Door Richard Bleijenberg

NIEUW-NAMEN - Ze zijn langs het nieuwe fietspad over de Koningsdijk tussen Nieuw-Namen en Clinge in geen velden of wegen meer te bekennen.

De Hedwigepolder in Zeeuws-Vlaanderen. ANP

De oude arduinen grenspalen, die daar ooit de overgangen tussen de twee koninkrijken van Nederland en België markeerden. Maar iets wat zich aan het oog onttrekt, hoeft nog niet te zijn verdwenen. Dat ontdekte Richard Bleijenberg uit de Kouter. Hij groef er deze week eentje op. Naast de Koningsdijk, op de grens tussen Nieuw-Namen en Kieldrecht. Bleijenberg is inmiddels 77 jaar. Gekend als beheerder van de Meester van der Heijdengroeve in zijn woonplaats. Begaan met de streek, onbezoldigd schorren- en slikkenexpert en vol verhalen. Even eigenzinnig als wijlen zijn schoonvader, Staf 'De Sterke' de Maayer, hoofdpersoon in een biografie uit 2010 van BN De Stem-journalist Paul de Schipper. Die Richard Bleijenberg dus. Hij verbaast zich al enige jaren over de afwezigheid van grenspalen in het gebied tussen Nieuw-Namen en Clinge. "Zondag zag ik mijn kans schoon. Bij de opening van het nieuwe fietspad hier over de Koningsdijk heb ik mijn probleem aangekaart. Het zat vol politiekers uit Sint-Gilles-Waas, want in België zijn het kiezingen", zegt amateur-archeoloog Bleijenberg. Gelukkig voor hem was ook burgemeester Jan-Frans Mulder uit Hulst present. Ook met hem deelde hij zijn 'geheim'. Hoe dan ook: in de hoofden van de lokale notabelen aan weerszijden van de landsgrens zitten de grenspalen sinds zondag vooralsnog gebeiteld.  Want wie met Bleijenberg te maken krijgt, vergeet dat van zijn leven niet. Hij spreidt een enthousiasme ten toon, waar menig actievoerder een puntje aan kan zuigen. Dat gevoegd bij zijn sappig Kouterse tongval en zijn karakteristieke verschijning, maakt een ontmoeting met Richard welhaast onvergetelijk. Burgemeester Mulder van Hulst toont zich in elk geval geïnteresseerd. "Ik weet er het fijne nog niet helemaal van, maar het lijkt me de moeite waard als we die palen weer een plaatsje langs de grens kunnen geven. Zeker als ze er ook ooit echt gestaan hebben. Laten we zeggen: dat het probleem nu bekend is bij de mensen die het moeten weten". Overigens is zowel in ons land als in België tot 1977 vrij nauwgezet bijgehouden hoe het met de grenspalen stond. Er waren zelf grensoverschrijdende verordeningen over het schouwen van palen en instructies hoe ermee om te gaan bij beschadiging of verdwijning. Naast de 369 officiële grenspalen zijn er nog tientallen tussenpalen en evenzovele grensstenen die verwijzen naar de roerige geschiedenis in Zeeuws-Vlaanderen, vanaf de Tachtigjarige Oorlog.

Door Henk Boot

NIEUW-NAMEN - "Ik weet nog dat hier in de oorlog bij de grenspaal een Duitse soldaat op wacht stond. Hier liep een landweggetje, een smokkelpaadje, van de Hulsterloostraat naar de Koningsdijk."

Richard Bleijenberg legt bij de Koningsdijk op de grens van Nieuw-Namen en Kieldrecht met een schop een oude grenspaal bloot die al decennia onder de grond zit. Foto Camile Schelstraete

Uitgerekend op die plek steekt Richard Bleijenberg zijn schop in de grond. Pal naast een provisorische afrit naar het lager gelegen weiland. Binnen twintig seconden stuit hij op iets hards in de bodem. En jawel hoor, even later legt hij de kop van een arduinen 'grensgeval' bloot. "Zie, wat ik hier vind." Eenzelfde saaie grijze stomp als even verderop nog open bloot aan de Smetstraat staat. Het is een voet van een ijzeren paal. Of een grenssteen, zoals er sinds 1843 bijna vierhonderd langs de grens tussen Nederland en België zijn geplaatst. "En zo stonden er hier langs wat nu een vers geasfalteerd fietspad is nog een paar. Maar ze zijn allemaal verdwenen. Wat mij betreft halen we die terug, zodat we de grens zichtbaar maken." Die scheidslijn tussen beide landen speelt nog altijd een rol, zo leert bijvoorbeeld het dossier Hedwigepolder. "Daar zie je in het landschap wat de grens betekent." Herplaatsen van de grenstekens langs de Koningsdijk tussen Nieuw-Namen en Clinge past wat Bleijenberg betreft in het streven de regionale historie weer levend te maken. "Wat met de Staats-Spaanse Linies kan, mag ook met 'die oude wegel' (het landweggetje onder aan de groeve)", stelt hij.

Door Henk Boot

Vorige zondag, 23 september, werd het bijna 4 kilometer lange fietspad op de koningsdijk tussen De Klinge en Kieldrecht (Klein Meerdonk) plechtig ingehuldigd.

Het was de "Markies van Bedmar" die de genodigden om 15 uur verwelkomde aan de voet van de Koningsdijk in de Fort Bedmarstraat te De Klinge. Dit fietspad is een verwezenlijking van de provincie Oost-Vlaanderen, in samenwerking met het gemeentebestuur van Sint-Gillis en de Polder Land van Waas, die eigenaar is van de dijk waarop het pad werd aangelegd. Het was burgemeester Remi Audenaert die de aanwezigen (waaronder burgemeester Mulder van Hulst, dijkgraaf Theo De Roeck, gedeputeerde Peter Hertog en verschillende schepenen en raadsleden) als eerste toesprak. Hij beschreef dit als een veilige verbinding tussen Kieldrecht en De Klinge, die letterlijk bovenop de grens loopt. Het is ook een voorbeeld geworden van goede grensoverschrijdende samenwerking. De burgervader dankte vooral de provincie, die de volledige subsidie van het fietspad voor zijn rekening nam en besloot: "Sint-Gillis heeft nu zijn eigen stukje Vlaanderen Vakantieland". Nadat schepen Marita Meul (toerisme) de geschiedenis meegaf van de Koningsdijk (die werd aangelegd in 1673 en versterkt op het eind van de 18e eeuw), nam gedebuteerde Peter Hertog het woord. Hij liet verstaan dat de provincie Oost-Vlaanderen werkt aan een inhaalbeweging voor de aanleg van fietspaden. Het werd duidelijk dat de aannemer tot vrijdag 21 september tot laat in de avond had gewerkt om deze feestelijke opening mogelijk te maken. De toplaag en klassieke verharding dienen nog aangebracht te worden, maar dat nam niet weg dat, na het klassieke doorknippen van het lint door burgemeester Audenaert, een korte fietstocht kon ingezet worden. Speciaal daarvoor had men een aantal fietsen laten aanrukken. Naderhand werd iedereen uitgenodigd op de receptie, die doorging in de kantine van camping Fort Bedmar.

Richard Bleijenberg (r) maakt dijkgraaf Theo De Roeck er op attent dat de originele grenspalen uit 1648 zich nog aan de dijk bevinden. Misschien kan men die uit de vergeethoek halen.

Door Richard Bleijenberg

Pagina 1 van 3