Toon items op tag: Prins Karel

NIEUW-NAMEN - Er is weinig bekend over de jacht in Saeftinghe. In 1958 kwam ik in contact met jagers in het bijzijn van mijn schoonvader 'De Sterke' in het schor. Eén daarvan was de Belgische eigenaar van de Hedwigepolder de heer De Cloedt, die Saeftinghe als zijn jachtgebied gebruikte.

Wij gingen daar bot steken met het verboden vistuig de helliger (elliger). Dat was onze manier om vis te vangen en dat deden we ongeveer tot eind november, daarna was de bot verdwenen. Het Hondegat was de uitverkoren plek om te gaan vissen. Steeds liepen we onder het maaiveld om niet gezien te worden in de geulen. De heer De Cloedt had een villa op de dijk van de Hedwigepolder met een uitkijktoren om zijn jachtterrein en eigendommen te controleren. 

Er waren paden gemaakt voor de jacht en wij telden toen een 20 tal hutten met naam, zelf hebben wij enkele keren gebruik gemaakt van een hut tijdens een onweer om er in te schuilen. In 1958 ontmoeten we ook het personeel die de paden onderhielden en maaiden. Op veel plaatsen langs de paden stonden palen met een reflector, dat was nodig om in het donker de weg naar de hut te kunnen vinden. Ook lagen er vele bruggetjes over de kleine geultjes. Er werd in de winter vroeg vertrokken terwijl het nog donker was naar één van de hutten die dan 4 of 5 km ver in ’t schor lagen. Met behulp van een ezel en zaklampen zoekend naar de reflectoren op de palen zodat ze voor het licht werd, op de plek aankwamen om te jagen. Daar aangekomen werd eerst de ezel veilig vastgemaakt. De ganzentrek begon met het opkomen van de zon. Zelf heb ik gezien dat de jagers de geweren steeds omhoog hielden zodat de ganzen bijna in de hut vielen. Om 10 u was ’t afgelopen met jagen en werd er niet meer geschoten. De ganzen werden op de ezel gehangen en dan begon de terugweg naar de villa van 'De Cloedt'. 

Wij hebben enkele keren met de Cloedt gesproken, het was een vriendelijk man, die de regels naleefde. Er werd frans gesproken onder elkaar, maar als de jacht begon moesten we wegwezen en ons zo vlug mogelijk uit de voeten maken. Onderhoud van de paden, bruggen en hutten voor de jacht moet veel geld gekost hebben. Het materiaal werd gebracht met een klein scheepje van ongeveer 75 ton en droeg de naam 'Het-Vertrouwen'. Het werd ook gebruikt door herders voor het wegvoeren van schapenmest, dat was dan geliefd voor de tuinbouw. Door een kleine geul kon men dicht tegen de schaapstal (van de Noord) varen. Deze geul hebben we later de mestgeul genoemd. Later heb ikzelf dit scheepje nog naar Zeebrugge gebracht doordat de jacht later in Saeftinghe verboden werd. Na vele jaren zijn de paden, bruggen en hutten verdwenen onder het zand. Er is niets meer wat herinnerd aan de jacht. De mensen zijn ook allemaal weg. Als gids had ik reeds afscheid genomen in 1995, dat belette mij echter niet om nog regelmatig de natuur en stilte op te zoeken tot ongeveer juni 2005. Toen kwam er voor mij een onbekende man nog vragen voor een tocht in Saeftinghe te gaan maken. Die onbekende man bleek familie van mij te zijn en daar wist ik niets van. Het werd mijn beste vriend die toevallig dezelfde interesse had als ik. Dit was het moment om mijn kennis door te geven die ik had geleerd van mijn schoonvader 'De Sterke'. Op een verantwoordelijke manier hebben wij al vele tochten gemaakt en alles werd met GPS (Global Positioning System) vastgelegd en in kaart gebracht. Ook werd er met digitale camera gefotografeerd. Wij namen contact op met de SCEZ (Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland). De gevonden voorwerpen werden gemeld bij Dhr. Hans Jongepier (adviseur archeologie), waarbij coördinaten, foto’s en andere belangrijke gegevens werden doorgegeven. Tijdens een wandeling in Saeftinghe op 23 december 2009 voelde Clem met de prikstok een aanslag juist onder het oppervlak, het bleek een vloer te zijn onder het zand op een hoog niveau. Bij verder onderzoek bleek het een vuurbaken (vuurboet) te zijn. Vrienden van RWS (Rijkswaterstaat) bezorgden ons oude kaarten waar het vuurbaken van Saeftinghe was aangeduid. Een totaal onbekende ontdekking, waarvan het onderzoek volop bezig is en nog niet helemaal afgerond.

Saeftinghe is opgehoogd en in 50 jaar is daar 1½ meter sediment opgekomen. De oevers van de Schelde veranderden in steile kliffen. De snelle stroming en golfslag van schepen werkten daar in mee. Oude zaken zoals ‘de vuurboet’ en de onlangs nog gevonden jachthut zijn zaken die herinnering oproepen. Een 10 tal jachthutten zijn al in kaart gebracht, vele zijn verdwenen zo ook de hut die naar de Prins genoemd werd. Bij navraag waarom de Prins, kwam ik te weten dat deze hut de voorkeurhut was van Prins Karel, broer van Koning Leopold. Op 1 september 2011 waren Clem en ikzelf op weg om te zien of wij nog iets terug vonden van deze toch wel bijzonder hut waar ikzelf nog in geschuild had in het jaar 1958. Heel toevallig zagen we de restanten van de jachthut nog bijna volledig intact in de steile klif zitten. En dit na 53 jaar terug in de tijd.

Aan deze hut weten we dat Prins Karel een goede vriend was van De Cloedt. Heel bijzonder is dat deze foto met restanten van de hut getuigt hoeveel sediment er is opgekomen, ongeveer 1½  meter zand en slib zijn vanaf de jaren ‘50 tot nu op het schor gekomen en is het land geworden. De vele meeuwen zijn weg. De vos doet zijn intrede. De oude gebeurtenissen verdwijnen ook  samen met ons. Daarom dit tastbaar verhaal.    

Verhaal geschreven door Richard Bleijenberg, foto’s Clement Reel-terrijn