2003.11 BN De Stem: Natuurclubs zitten in elkaar vaarwater
Geschreven door RtC'Eén visie voor Schelde noodzakelijk'
EMMADORP - Er moet een integrale visie komen over de toekomst, ontwikkeling en inrichting van het Schelde-estuarium. Alvorens dit rapport kan worden samengesteld, moeten zowel Zeeuwse als Vlaamse natuurbeschermers gezamenlijk op één lijn komen.
De onderlinge kijk op het estuarium verschilt vaak zodanig, dat dit een goede bescherming van de rivier in de weg staat. Momenteel bestaat er legio visies over het estuarium, maar die splitsen zich toe op aparte gedeelten van de Zeeschelde en Westerschelde, daar waar verschillende natuurorganisaties hun werkgebied hebben. Zij hebben allemaal hun ideeën maar een integrale visie ontbreekt. De organisaties willen een brede publiekscampagne opzetten rond het estuarium, maar alvorens hieraan te beginnen, moeten alle neuzen dezelfde kant opwijzen.
Natuurbeschermers
Een aantal Zeeuwse (Zeeuwse Milieufederatie, Het Zeeuwse Landschap) en Vlaamse (WWF België, Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever) deden het voorbije weekeinde een eerste aanzet tot een integrale visie te komen tijdens de zesde Scheldedag in Bezoekerscentrum Saeftinghe in Emmahaven. "Eerst moet binnen de organisaties, dus intern, worden gediscussieerd. Dat is het belangrijkst", aldus professor P. Meire, hoogleraar ecosysteembeheer van de Universitaire Instellingen Antwerpen. "Nederlanders moeten leren dat het estuarium meer is dan enkel de Westerschelde. Het lijkt wel of alsof ze het woord Zeeschelde niet uit hun strot krijgen." Meire waarschuwde de natuurbeschermers dat, als de waterkwaliteit van het estuarium erop vooruitgaat, dit nadelige gevolgen zal hebben voor de vogelstand. "Veel natuurbeschermers zijn in eerste instantie geïnteresseerd geraakt in het estuarium vanwege de vele vogels die er zijn. Let wel; die vogels zitten daar omwille van de stront die wij daar dumpen! Waterzuivering, zoals die van Brussel die binnenkort in werking gesteld zal worden, halen voedsel voor allerlei organismen uit het water en dat zal ook gevolgen hebben voor de vogelstand. Daar moeten de organisaties over nadenken."
Zoetwaterbeheer
Volgens Meire is de waterkwaliteit in de Zeeschelde vanaf Rupelmonde drastisch verbeterd. Toch moeten de organisaties oog hebben voor zoetwaterbeheer. "Door klimaatsverandering is het gebied variabel geworden en dit heeft grote consequenties voor het plankton in de Zeeschelde. Dit plankton heeft een ontwikkelingsperiode nodig, maar door de toenemende regenval is er een grotere spoeling in het gebied. Dit plankton gaat dood in zoet water en kan dus niet tot ontwikkeling komen." In 2004 gaat de publiekscampagne van start.
Van onze verslaggeefster
2003.12.19 BN De Stem: Willem III duikt plots op in De Kauter
Geschreven door RtCAchteloos legt Romanie de Rijcke (80) de bronzen medaille met de beeltenis van koning Willem III op de toonbank van haar al jaren gesloten winkeltje in Nieuw-Namen en vraagt verbaast: "Is dit nou zo bijzonder?"
Plaatsgenoot Richard Bleijenberg kijkt met glinsterende ogen naar het kleinood en is op zijn beurt verbaasd. "Dit is toch geweldig? Een stukje geschiedenis ligt hier al jaren zonder dat iemand het weet. Ik vind het heel bijzonder. Dit is zo’n honderdvijftig jaar oud!" Bleijenberg spit graag in het verleden van de Kauter, zoals Nieuw-Namen ook wel wordt genoemd, en zei meteen ja toen de Stichting Behoud Hoogaars (oude zeilvissersschepen) hem vroeg eens in het dorp Nieuw-Namen op zoek te gaan naar foto’s of andere herinneringen aan de hoogaars. Dat leverde uiteindelijk een mooi verhaal op in het blad Concent van de stichting. "Maar te laat dacht ik aan Romanie en haar winkeltje", zegt Bleijenberg. Iedereen in het dorp kent haar ook als Vien uit den bak. Ook een mooi verhaal hoor."
'Een stukje geschiedenis ligt hier al jaren'
"De grootmoeder van Romanie had naast de winkel een cafeetje. De schippers die in het café kwamen dronken veel en vielen letterlijk naar buiten omdat de dorpel bij de buitendeur zo hoog was. Daarom zette ze er een bakje onder zodat de schippers een afstapje hadden." Bleijenberg kwam vaak in het winkeltje van Romanie en keek dan iedere keer vol bewondering naar een miniatuurscheepje dat in de winkel stond. Een hoogaars. "Prachtig gemaakt, maar verder stond ik daar niet bij stil. Tot het artikel over de hoogaarzen in dat blad van de stichting. Ik ben meteen naar Romanie gegaan en vroeg: wie heeft dat gemaakt? Ze zei Bonaventura Lockefeer. De vader van haar moeder Josefien, dat hier verbasterd wordt tot Vien. Vien uit den bak! Begrijp je?" Volgens Romanie was Bonaventura, geboren in februari 1829, een bijzonder man. Bleijenberg: "Kijk maar eens in dat zakje zei ze tegen mij. Dat zakje lag in het ruim van dat scheepje. Ik haalde er een forse medaille uit. Op die medaille staat het hoofd van koning Willem III en op de andere kant 'voor menschlievend hulpvertoon'." "Hij heeft iemand uit het water gehaald", zegt Romanie. "Daarom kreeg hij deze onderscheiding. Meer weet ik ook niet. Het is allemaal zo lang geleden hé." Hoe langer geleden, hoe mooier, vindt Bleijenberg. "Die Lockefeer werd als zoon van vissers geboren. De visserij was in die tijd voor de gemeente en de gezinnen de belangrijkste vorm van inkomsten." Hij kijkt ingespannen naar het scheepje dat op de toonbank staat. "Ik zie het nergens staan, maar dit is de Clinge I. Een gemeentelijk nummer. Hier werd vooral gevist op bot, haring, spiering, paling, rog en garnalen." Romanie luistert, maar raakt niet onder de indruk. In haar zaak, waar de tijd stil staat, wordt niet op een jaartje meer of minder gekeken. "Wat hebben we daar aan? Ja, die man heeft ook een gedicht geschreven. Ik heb dat altijd bewaard. Wat moet ik er anders mee doen?" Bleijenberg heeft er voor alle zekerheid maar een kopietje van gemaakt en leest het eerste couplet voor: 'Ik vaar op mijnen tij, op zout en zoete stromen. Vaart iemand mij voorbij, ik hoop er ook te komen.' "Mooi toch? Hier geniet ik van. Ligt hier in de Dorpsstraat zomaar een stukje visserijgeschiedenis. Zoiets mag niet verloren gaan. Dat scheepje, gemaakt door die Lockefeer en die medaille zijn wel honderdvijftig jaar oud. Prachtig."
De medaille van Willem III met op de achtergrond Romanie de Rijcke. Foto Wim Kooyman
Wij Vissers 1859 - 1959
Ik vaar op mijnen tij
op zout’ en zoete stromen.
Vaart iemand mij voorbij,
ik hoop er ook te komen.
Ik vaar voor vrouw en kroost
op zout’ en zoete stromen.
En zegent mij de Heer,
dan hoef ik niet te schromen.
Het varen is mijn vak,
op water wil ik bouwen.
En ‘k wil zijn schip en goed,
aan God, den Heer vertrouwen.
Scheepsmodellen 1859 - 1959
Bonaventura Lockefeer werd op 19 februari 1829 te Nieuw-Namen als zoon van vissers geboren. Hij overleed op 16 april 1878. Dit scheepje werd door hem gebouwd in het jaar 1856. Voor de uitoefening van het vissersbedrijf werd een registratie-nummer vereist, aanvankelijk was dit een zogenaamd zeenummer, later een gemeentelijk nummer. Genoemd scheepje droeg aanvankelijk het zeenummer 56, later het gemeentelijk nummer 1. Ter plaatse waren destijds 122 nummers. De visserij was de belangrijkste bron van inkomsten voor gezin en gemeente. Hier ter plaatse werd vooral gevist op bot, haring, spiering, paling, rog en garnalen. Op de scheepstimmerwerf van de Kruispolder werden in 1874 de visserij-modellen Clinge 122 en in 1876 de Clinge 61 gebouwd.
Door Romain van Damme
2003.12.30 BN De Stem: Vier dode koeien in Saeftinghe
Geschreven door RtCEMMADORP - In het Verdronken Land van Saeftinghe zijn in de afgelopen dagen vier dode koeien aangetroffen. De dieren werden gevonden in de buurt van de Gasdam en de observatiehut.
Foto Camile Schelstraete
Voormalig gids Richard Bleijenberg vond de eerste koe op eerste kerstdag in het centrale deel van het natuurgebied. Een dag later trof hij de andere drie dieren aan op de uitlopers van de eerste en tweede plaat. "In Saeftinghe lopen runderen die voor een goede beweiding zorgen, want zonder koeien geen mooie schorren. Deze dieren zijn eigendom van drie Belgische veeboeren. Twee van de koeien heb ik in geulen redelijk ver buiten het beweidinggebied gevonden. Zij zijn daarin volgens mij knelgeraakt, waarna ze langzaam zijn verdronken. Daarom pleit ik voor een betere afrastering." Woordvoerder Chiel Jacobusse van stichting Het Zeeuwse Landschap, eigenaar van het Verdronken Land van Saeftinghe, was tot gisteren niet op de hoogte van de aangespoelde koeien. Jacobusse: "Tot zes jaar geleden liepen er schapen in Saeftinghe. Een van de redenen om deze dieren daar weg te halen, was verdrinkingsgevaar. Als er een koe wordt vermist, starten we altijd een zoektocht. Echter, de dieren worden niet altijd teruggevonden." Navraag leerde Jacobusse dat de dieren waarschijnlijk vorige week door een hoge vloed zijn losgespoeld. "Deze vier koeien zijn zeker niet allemaal afgelopen zomer vermist. Daar zijn er wellicht ook van vorig jaar bij." Een betere afrastering ziet hij niet direct zitten. "Ook in het beweidinggebied zijn geulen aanwezig. Het is echt onmogelijk om ieder geultje af te rasteren", aldus Jacobusse. Het Zeeuwse Landschap zal een destructiebedrijf inschakelen om de dieren te verwijderen.
Door Raymond de Frel
2004 Gemeente Hulst Nederland: De Meester van der Heijdengroeve
Geschreven door RtCDe groeve van Nieuw-Namen is het resultaat van jarenlang zand afgraven op wat in de 17e eeuw "Den Hoogen Kouter" werd genoemd, een bult zand die ruim vijf meter boven het omringende platteland uitstak en tot op een diepte van 25 meter beneden het maaiveld reikte. Zand dat ongeveer 3 miljoen jaar was. De waarde van het gebied als archeologisch terrein werd echter pas een dikke 100 jaar geleden erkend. In 1858 werd het gebied door Adriaan Walraven, arts en amateur- botanicus, beschreven als "een streek geheel afwijkende in zamenstelling van haren bodem en tot eene vroegere vorming behoorende dan de gronden die ons als Zeeuwen tot woonplaats verstrekken". In het gebied waren toen al diverse vondsten gedaan, onder meer gebruiksvoorwerpen van mensen uit de prehistorie en fossielen van dieren die hier een miljoen jaar geleden in een zee moeten hebben geleefd. Minder lang geleden, 10.000 jaar vóór Christus, liepen er mammoeten, wolharige neushoorns, beren en hyena’s rond. Hun botten werden aangetroffen in het zand van de Kauter. Dat er toen ook mensen hebben geleefd in dit gebied, is ondertussen ook bewezen. Hoogtepunten waren de vondst van een ruim 10.000 jaar oude vuurstenen pijlpunt en de vondst van een 3.000 jaar oude pot, uniek voor Zeeuws-Vlaanderen. Bewijzen dat er op de Kauter duizenden jaren geleden al mensen rondtrokken. Dat ze er ook permanent woonden kon tot op heden nog niet worden bewezen. Ondanks al deze kennis werd het gebied van de zandheuvel tot in de 20e eeuw niet alleen gebruikt als zandwinplaats, maar ook als stortplaats voor vuilnis. In de gegraven kuilen verdwenen grote hoeveelheden bouw-, sloop- en voornamelijk huishoudelijk afval uit de wijde omgeving. In rapporten van deskundigen was sprake van het afgraven van de hoge Kauter, totdat er een zeer vlakke heuvel overbleef die was bezaaid met ondiepe kuilen. Een iets oostelijker gelegen hoogte, "welke volgens zeggen voorheen minstens tot 10 meter boven zeeniveau reikte", was zelfs geheel tot op het niveau van het omringende maaiveld afgegraven. Het terrein werd later geëgaliseerd en beplant en uiteindelijk bleef slechts één kuil open, de huidige groeve. Nadat in 1963 Staatsbosheer het hele terrein in beheer kreeg, was het gedaan met de stortingen en afgravingen. Veel meer gebeurde er echter niet en nog in de '70 jaren van de vorige eeuw werd de groeve als volgt beschreven in dagblad De Stem: "Overwoekerd door struikgewas en weggestopt achter een slordige prikkeldraadversperring". Allesbehalve toegankelijk dus. De kentering kwam in 1983. In dat jaar werd door vrijwilligers van Vogelwacht De Steltkluut en Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten de groeve opgeschoond, zodat op 16 april 1983 de officiële opening kon plaatsvinden en de groeve kon worden opengesteld voor het publiek. Onverbrekelijk verbonden met de groeve zijn de namen van 'Meester' Cyriel van der Heijden (1898-1989), 'meester' J. de Baar en Richard Bleijenberg. De eerste 2 als grote stimulators van het zoeken en bewaren van het prehistorische verleden van de Kauter; laatstgenoemde als amateur-archeoloog en beheerder van de groeve sinds 1983. De laatste jaren is de omgeving van de groeve, dankzij het zorgvuldige beheer, zelfs uitgegroeid tot een natuurgebied van formaat met broedende paren sperwers, bonte spechten, tjiftjafs, ransuilen en valken, een kolonie kauwen en zeldzame soorten muizen. De groeve is nog steeds toegankelijk voor groepen, van omstreeks half april tot begin oktober. Voor een bezoek kan contact worden opgenomen met Richard Bleijenberg op het adres Kerkpad 15 te Nieuw-Namen, tel. 0114-345384.
Meester Cyriel van der Heijden
In ons blad nr.47 van vorig jaar (19 december) drukten we een oud schilderij af uit Nieuw-Namen, genaamd "Huiskamer van Gillis Praet", waarop het eetmaal werd aangeboden door pastoor Camerman op 28 januari 1859 ter gelegenheid van de inhuldiging van de hulpkerk in Nieuw-Namen. Van een lezeres kregen we een rouwprentje van pastoor Camerman aangeboden (foto onder) en Richard Bleijenberg gaf ons volgende informatie: Pastoor Camerman was geboren in Doel. Hij heeft voor priester gestudeerd en is gewijd in Hoevenen (Nederland). Hij is in 1859 benoemd tot pastoor van het gehucht "Den Hoge Kauter". De toenmalige bewoners waren meestal vluchtelingen uit het dorp Namen dat in 1717 werd verlaten. Het was Camerman zelf die deze naam gaf en het werd goedgekeurd door de gemeente Clinge. Een voor die tijd rijke familie was Egidus Praet en echtgenote Cornelia Lockefeer. Pastoor Camerman nam zijn intrek bij de familie Praet, dit bij gebrek aan een pastorie. De afbeelding is duidelijk. Het huis moet gestaan hebben waar nu de gang van de voormalige garage Picavet is. Een tastbaar bewijs is het hek van boerderij Burm. Daar kan men op de linkerkant nog lezen E.P. Ook de oude schuur naast de gang is nog een restant van zijn eigendommen. Nog meer zien we op het kerkhof van Nieuw-Namen waar de vele nazaten van Egidus Praet rusten. Dankzij Jaimie Waem is de tekst op de grafzerken terug leesbaar geworden. Egidus’ grafsteen staat naast de grafkelder van de stichter en naamgever van onze parochie, pastoor Camerman. Bedankt Jamie!
Op zijn fietstocht langs de rand van Nederland belandt Paul Vreuls in Hulst. Dat stadje blijft hem bij, zo schrijft hij in zijn boek De Ronde van Nederland. "Om de Dubbele Poort, en om het oeroude gebaar dat ik er zag: de manier waarop een oudere man bij het verlaten van het café zijn arm in die van een ander stak. Zo vertrouwt, zoveel vriendschap sprak daaruit", noteert hij met veel genegenheid.
Paul Vreuls is een goede observeerder. Dat niet alleen. Hij noteert ook die kleine dingen die hem zo opvallen, zoals die man in Hulst die bij het verlaten van het café dat oeroude gebaar maakt. Zijn boek is doorspekt met zulke kleine waarnemingen. Zo laat hij duidelijk blijken dat hij verrast is als hij in Aardenburg geconfronteerd wordt met ’simpele straten’, de oude moestuinen en de wallen die nog niet verborgen zijn achter een teveel aan nieuwbouwwijken. Hij mijmert vervolgens dat het maar goed is dat er ooit besloten is tot de bouw van compleet nieuwe steden zoals Almere en Lelystad. Daar wordt in de regel nogal laatdunkend over gesproken. Maar die nieuwe plaatsen hebben volgens hem er wel voor gezorgd dat niet alle steden en dorpen in nieuwbouwwijken zijn verstikt. In het Archeologisch Museum in Aardenburg ontmoet hij ook Jan Goedbloed. Hij noemt hem de ideale museumgids. "Geen scherf of hij kan hem duiden, geen voorwerp of hij heeft een verhaal". Vreuls is vooral onder de indruk van het verhaal over de paardenkaak met z’n versleten onderkant. Goedbloed snapte daar niets van, totdat hij na lang speuren ontdekte dat het bot ooit dienst heeft gedaan als onderstel van een kinderslee. Als bewijs heeft hij een foto van een schilderij van Breughel waarop zo’n sleetje is te zien. De Ronde van Nederland is een prettig leesbaar verslag van een tocht langs de gehele Nederlandse grens. In opdracht van de redactie van Op Pad, het ANWB-blad voor wandelaars en fietsers, schreef Vreuls elf artikelen over zijn fietstocht die nu zijn gebundeld.
Mensen
Vreuls start in Amsterdam, koerst zonder omwegen naar de Noordzeekust en rijdt vervolgens met de wijzer van de klok mee langs de rand van Nederland. Vreuls schrijft niet alleen over wat hij ziet maar vooral ook over de mensen die hij onderweg ontmoet. Allemaal heel gewone mensen maar in het gewone toch heel bijzonder, met ieder hun eigen verhaal, schrijft hij. Een van hen is Ria Brakman in Groede. Ze nodigt hem uit aan haar keukentafel als de schrijver tot de ontdekking komt dat het plaatselijke restaurant vol zit. Aan die tafel krijgt hij ook het recept van paptaart, volgens hem een echte lekkernij uit (West-)Zeeuws-Vlaanderen. Hij is echter vergeten het recept in zijn boek op te nemen. Wie het niet kent, kan echter terecht op internet waar via verschillende zoekmachines het recept van Groese paptaart eenvoudig is te vinden. Ontmoetingen met mensen; het lijkt zo gewoon, maar dat is het niet, ontdekt Vreuls. Het is volgens hem een godswonder als je iemand tegenkomt. "Want met z'n allen zijn we ontzettend druk. En als we even zitten, gaat de televisie aan. Toch is hij erin geslaagd heel wat interessante mensen te ontmoeten. In Nieuw-Namen bijvoorbeeld, 'een gehucht op de grens met België, achter schier eindeloos geploegde Zeeuwse klei'. Daar ontmoet hij Risjaar (eigenlijk Richard, maar allee, we zijn ’ier in Vlaanderen) Bleijenberg. Van hem hoort Vreuls verhalen over zijn tijd als gids door het Verdronken Land van Saeftinghe en over de oorlog, toen de Duitsers geen vat kregen op dat land van slikken en schorren.
Basiliek
Vreuls heeft wat met kerken. Weliswaar is de ontkerkelijking bij wijze van spreken inmiddels voltooid, maar dat wil nog niet zeggen dat de christelijke cultuur uit onze samenleving is verdwenen, schrijft hij. "Gelukkig maar, want als dat zo zou zijn zouden we het zonder de rijke nalatenschap van de cultuur moeten doen." Hij doelt dan op bijvoorbeeld de Sint-Baafskerk in Aardenburg en de basiliek van de Heilige Willibrordus in Hulst. Die laatste kerk bekijkt hij vol bewondering vanaf het triforium, de zuilengang boven de bogen van het middenschip. "Daar staande, met uitzicht op het koor, kun je pas echt een idee vormen van de waaghalzerij waarmee zo’n kerk moet zijn gebouwd." Na Zeeuws-Vlaanderen vervolgt Vreuls zijn tocht langs de Walcherse en Schouwse kust richting het noorden, maar daarover heeft hij maar weinig te vertellen. Hij is wel verbaasd over de enkele rij duinen op Walcheren. "Weliswaar hoog, maar toch." Wel ziet hij onderweg wulpen, puttertjes, een rotgans en een koppel reeën, en het valt hem op dat de Oosterschelde zo mooi smaragdgroen is.
Veilig
Pas als hij de Zuid-Hollandse eilanden bereikt heeft hij weer een interessante ontmoeting: Bert de Vlaming in Stellendam. Die vertelt hem over de nacht van de Ramp. Op de vraag of hij zich nu veilig voelt achter Stormvloedkering en Brouwersdam, antwoordt hij veelzeggend: "Ik voel me veilig in mijn geloof." De Ronde van Nederland is geen boek voor de echte kilometervreters. Het is veel meer bedoeld voor mensen die rustig met de fiets een deel van Nederland willen verkennen. Vreuls raadt aan om niet exact zijn route te volgen omdat aan het eind van elke weg wel iets valt te zien en te beleven. Dat zullen de fietsers die in de sporen van Vreuls treden, zullen dat aan den lijve ondervinden wanneer ze bij Kruiningen willen oversteken. Daar zullen ze ontdekken dat de veerpont naar Perkpolder al ruim een jaar niet meer vaart. Daarover valt in het nawoord echter niets te lezen.
Door Emile Calon
Paul Vreuls: De Ronde van Nederland; 2004 fietskilometers in elf etappes, Uitgeverij V&W Media Producties Amsterdam, euro 17,95
2004.04.22 BN De Stem: Groeve raakt in vergetelheid
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - De groeve in Nieuw-Namen raakt in de vergetelheid. Beheerder Richard Bleijenberg betreurt dat. "De groeve ligt er weer prachtig bij. Het is alleen zo jammer dat daar steeds minder aandacht voor is. Zo staan we niet eens in de gemeentegids."
Een groep studenten bezoekt de groeve in Nieuw-Namen. Foto Wim Kooyman
Ook de schoolgaande jeugd weet de weg naar de geologische schatkamer niet meer te vinden. "Op de Nederlandse middelbare scholen is in de aardrijkskunde lessen bijna geen aandacht meer voor geologie. Excursies naar onze groeve worden daarom bijna niet meer gehouden. We krijgen nog wel bezoek van Vlaamse scholieren." De gemeente Hulst zou in de ogen van Bleijenberg ook in de promotionele sfeer best meer aandacht aan de groeve mogen besteden. "De groeve en de waarde daarvan wordt ondergewaardeerd. Vorig jaar is nog een pot uit de bronstijd gevonden terwijl in de binnenstad van Hulst grote commotie ontstaat over de vondst van een potscherf. De groeve is en blijft gewoonweg een bijzondere plek waar best meer aandacht voor mag zijn", zegt Bleijenberg. Aandacht voor de groeve is er wel bij een internationale groep geologen. Deze groep verblijft momenteel in Luik en bezocht de groeve gisteren. Met name de wormgangen van 2,5 miljoen jaar geleden in relatie tot de bijzondere insecten die momenteel in de groeve verblijven, werden bekeken. "De groeve herbergt veel bijzondere insecten", zegt Bleijenberg. "De groene specht is daar blij mee want die is zich helemaal aan het volvreten."
Door Frank van Cooten
2004.05 Schelde InformatieCentrum Nieuwsbrief n° 39: De "groeve" zonder verleden geen toekomst
Geschreven door RtCWonen en werken aan de Schelde
Richard Bleijenberg, telg uit een vissersfamilie, is geboren en getogen op de Kauter. Als kind speelde hij al in de speeltuin boven het oudste strand van Zeeland en vele jaren later is hij de beheerder van dat bijzonder stukje Nederland in het oosten van Zeeuwsch-Vlaanderen, de groeve op de Kauter.
Als Richard vertelt over de "Meester van der Heijdengroeve" straalt hij iets bijzonders uit en dwalen de gedachten af naar vroeger toen er een speeltuin was in de tuin van de Bleijenbergen. In 1963 kocht Staatsbosbeheer dat deel omdat vermoed werd dat het archeologisch interessant was. Heel wat vrijwilligersuren van zorgvuldig graaf- en borstelwerk bevestigden dat vermoeden en de "groeve" van Nieuw-Namen was een feit. Omdat "Meester" van der Heijden (jarenlang bovenmeester ter plaatse) als eerste oog had voor het prehistorische karakter van de Kauter, kreeg de "groeve" als eerbetoon zijn naam.
De "groeve"
Vanaf 1983 is de plek opengesteld voor publiek. Richard kreeg de sleutel van de toegangspoort en verzorgt sindsdien het dagelijks beheer en de rondleidingen. Richard kwam hierdoor feitelijk weer thuis, terug op de plek waar hij als kind speelde. Die bijzondere betekenis is merkbaar zodra het over de "groeve" gaat. Tijdens het interview op die bewuste dag in maart weet Richard zijn passie voelbaar te maken. Hij steekt direct van wal over de "groeve" en alles wat daarbij van belang is, zoals het feit dat de Kauter zo’n 6 meter boven NAP ligt en de "groeve" zelf zo’n 4 meter lager. Dat de grondlagen zijn ontstaan tijdens het Boven-Piloceen (2,5 á 3 miljoen jaar geleden) door eb en vloed afzettingen - de Kauter lag toen aan de kust. Dat die tijdsaanduiding wordt bevestigd door de fossielen van o.a. zee-egels, schelpen en zeeanemonen uit de "groeve". Bijzonder zijn fossielen van eencellige diertjes (foraminiferen) die duiden op de komst van een kouder klimaat, een IJstijd bevestigd door gevonden resten van mammoeten en wolharige neushoorns uit het Laat-Pleistoceen (zo’n 10.000 jaar geleden).
Belevenis
Op uitnodiging in de "groeve" rondlopen is een bijzondere belevenis die wordt versterkt door de manier waarop Richard wijst op hetgeen er te zien is: zoals de verschillende kleuren van het zand- bruin als het ijzer bevat, geel waar dat niet het geval is, de tekeningen die wijzen op dierlijke aanwezigheid vroeger en nu, versteende grondlagen die in het nieuwste deel van de "groeve" bijna aan de oppervlakte komen en een ruim 4,5 meter lange holle boomstam (in de lengte uitgeboord) die diende om water op te pompen. Al 21 jaar is de gids verbonden met de "groeve" maar hij weet dat het over een aantal jaren wellicht gedaan is. Hij is merkbaar bezorgd niet te weten wie hem zou kunnen opvolgen en geëmotioneerd verhaalt hij over een 16-jarig meisje uit Leiden, één van de inmiddels 30.000 bezoekers, die luidt: "zonder een goed geconserveerd verleden is er geen toekomst mogelijk". De "groeve" op de Kauter een meesterlijk stukje Nederland! (FB)
Informatie: Richard Bleijenberg, tel: 0114-345384
2004.05.08 BN De Stem: Zeelands oudste boom droogt goed
Geschreven door RtCEMMADORP - De oudste boom van Zeeland verdroogt voorspoedig. Over een klein jaar kan de eik, die ruim vierduizend jaar oud is en totaal versteend, aan het publiek worden getoond.
Nu ligt de oerboom goed verpakt in de schaapskooi van Emmadorp. Als het droogproces is afgerond, zal de eik tentoon worden gesteld in het Bezoekerscentrum Saeftinghe van de stichting Het Zeeuwse Landschap. "Bij zo’n monument is voorzichtigheid geboden. Daarom wachten we nog voordat we de oerboom exposeren. Tot het echt verantwoord is", zegt woordvoerder C. Jacobusse van de stichting. Vorig jaar maart vond oud-gids Richard Bleijenberg de stam van de eik in het veen aan de rand van het Verdronken Land van Saeftinghe. In de buurt van een plek waar in 1964 ook al enkele voorwerpen zijn gevonden die op minstens vierduizend jaar oud werden gedateerd. De stam is interessant uit wetenschappelijk oogpunt en attractief als educatief object over de geschiedenis van Zeeland en het verdronken land. Dankzij het feit dat de eik zo lang in het veen heeft gelegen, is de stam goed geconserveerd. De oerboom is in de loop der tijden versteend, maar als men er dichtbij staat, ziet men duidelijk dat het ooit hout en een boom is geweest.
Door Cees Maas
2004.05.14 BN De Stem: Thaise spreeuwen in Zeeuwse polder
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Vogelkenners ontdekken met hun sterke verrekijkers regelmatig opmerkelijke vogels in het Schelderestuarium. Van deze waarneming had zelfs de Vogelbescherming Nederland nog nooit gehoord. In een tochtige hoek van een Zeeuws-Vlaamse polder broeden Thaise spreeuwen.
Thaise spreeuwen in Zeeland: het aparte kuifje is goed te zien. Foto Camile Schelstraete
Ze zijn waarschijnlijk afkomstig van een passerend schip of ontsnapt uit een volière, niemand weet het. Maar ze broeden wel in Zeeland, want de ontdekker van de bijzondere vogels, Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen, volgt ze al enkele jaren. En, in hetzelfde gebied, is twee weken geleden een waarneming gedaan door Gentse ornithologen. Eerder dit voorjaar vlogen de vogels met nestmateriaal af en aan en nu brengen ze voedsel, zoals snavels vol wormpjes, naar hun jongen. De vogels kenmerken zich door witte vlekken in hun zwarte verenkleed en een parmantig kuifje op de kop.
Exotische vogels
"Eerst dacht ik dat het bonte merels waren, maar toen ik het verder ging onderzoeken bleek dat helemaal niet te kloppen", zegt Bleijenberg. Hij wil niet openbaar maken waar het nest zich precies bevindt, uit angst voor jagers op bijzondere vogels. Want bijzonder, dat is hij, de acridotheres javanicus, ofwel de white-vented myna. Een Nederlands woord bestaat niet eens voor de spreeuw, zo bijzonder is hij hier. "Wij hebben nog nooit een waarneming van deze soort gekregen, in die zin is het zeer zeldzaam. Zeker als klopt dat de vogel hier broedt", zegt woordvoerder J. de Ruiter van de Vogelbescherming Nederland. Aan de andere kant is het voorkomen van exotische vogels allang niet zo bijzonder meer. Uit vreemde landen komen allerlei soorten aanwaaien. En in volières mogen liefhebbers tegenwoordig ook een keur aan exotisch gevogelte houden. "We zien steeds vaker dat die vogels ontsnappen en het niet of juist wel in de vrije natuur redden", zegt De Ruiter. Als voorbeeld noemt hij de succesvolle opmars van de nijlgans in Nederland. Ooit ontsnapt uit een dierenpark komt de prachtige, maar agressieve vogel nu algemeen voor. Bleijenberg zelf vermoedt dat de spreeuwen afkomstig zijn van een passerend schip. Het is voor scheepslui namelijk verboden exotische vogels in havens in te voeren. Soms laten zeelui hun vogels daarom los alvorens Antwerpen binnen te varen. Bleijenberg heeft wel eens dode papegaaien aan de kustlijn gevonden, vandaar zijn vermoeden. Ondertussen vliegen de Thaise spreeuwen af en aan in hun Zeeuwse polder. Het woord 'Thais' is eigenlijk niet geheel op zijn plaats ofschoon de soort veel in Thailand voorkomt. De Myna komt in heel Oost-Azië en het zuidwesten van de Pacific voor tot in Nieuw-Zeeland. En de benaming myna komt van Mynah, het Hindi-woord voor spreeuw. In Sanskriet heet de vogel 'Madana', maar uiteindelijk betekent de naam 'borrelend van vrolijkheid'. En dat woord 'borrelend' kun je op twee manieren opvatten, want gekookt en daarna zacht gesmoord met citroengras en een klein beetje verse gember, is de vogel een lekkernij in bepaalde delen van het grensgebied tussen Thailand en Maleisië.
Door Cees Maas
Meer...
Het klinkt ongeloofwaardig, maar toch leven er - sinds een paar jaar - zelfs Thaise spreeuwen in onze omgeving, ergens tussen Doel en Prosperpolder. De acridotheres javanicus, ofwel de white-vented Myna (een Nederlands woord bestaat niet voor een spreeuw) kan je vrij vertaald "borrelend van vrolijkheid" noemen, naar het geluid dat de spreeuwen voortbrengen. Ze werden vorig jaar opgemerkt door Nieuw-Namenaar Richard Bleijenberg, een man die vele uren in de polder doorbrengt. Hij dacht eerst dat het hier om bonte merels ging, maar na observatie van mensen van de Nederlandse Vogelbescherming, kwam voor een paar weken ook de bevestiging van Gentse ornithologen: het betreft hier Thaise spreeuwen. Maar "Thais" is niet het helemaal juist, hoewel deze spreeuw veel in Thailand voorkomt. De Myna is waar te nemen in gans Oost-Azië en het zuidenwesten van de Pacific tot in Nieuw-Zeeland. En de benaming Myna komt van Mynah, het Hindi-woord voor spreeuw. In Sanskriet heet de vogel "Madana". In het grensgebied tussen Maleisië en Thailand is het voor de bevolking een lekkernij. De spreeuw wordt daar gevangen, gekookt en daarna zacht gesmoord met citroengras en wat verse gember. Het is voor het eerst dat deze soort in de Benelux is gezien, maar anderzijds is het niet meer zo bijzonder dat er exotische vogels in onze landen worden waargenomen. In vele gevallen worden die door zeelui meegebracht op de schepen. Zij proberen hier vogels illegaal te verkopen, iets wat verboden is. Wanneer er dan controle is bij het binnenvaren van Antwerpen, worden de vogels losgelaten en verdwijnen in de natuur. Vele sterven, worden gevangen of hebben geluk zoals deze spreeuwen: zij bouwden een nestje en broeden. Het kostte ons wel een uurtje van onze tijd, maar we zagen de spreeuwen dan af en aan vliegen met wormpjes naar hun nest jongen. De vogels worden gekenmerkt door witte vlekken in hun zwarte verenkleed en een parmantig kuifje op de kop. Omdat jagers op bijzondere vogels waarschijnlijk ook interesse zullen hebben voor deze Thaise spreeuwen, maken we uit voorzorg de precieze locatie van het nest niet bekend.
De vogels brengen voedsel naar het nest.
Door A.C.
2004.08.02 Gazet van Antwerpen: Land van zoet en zout
Geschreven door RtC"Op wandel door Saeftinghe"
Van op afstand lijkt het Verdronken Land van Saeftinghe niets meer dan een uitgestrekt grasveld. Maar schijn bedriegt: de vloed kan zo snel opzetten dat je ingesloten raakt en in de slikken kun je onverwachts diep wegzakken.
Verdwenen in de golven
Zo’n duizend jaar geleden was het Land van Saeftinghe een woest en zilt veenmoeras. Vlaamse monniken trokken het gebied binnen en begonnen met de bedijking en de landwinning. Twee eeuwen later was het noordelijke deel veranderd in een akkerbouwgebied. Er ontstonden vier dorpen: Saeftinghe, Sint-Laureins, Namen en Casueele. Saeftinghe bereikte zelfs de status van Vrije Heerlijckheyd en was in het bezit van een slot. De heerlijkheid van Saeftinghe bereikte in de 16de eeuw zijn grootste omvang, maar zou in diezelfde eeuw geheel ten onder gaan. Tijdens de beruchte Allerheiligenvloed van 1570 liep het grootste deel van het gebied onder water. Gebrek aan geld bij de eigenaars van de gronden en de troebele tijden van de oorlog waren de oorzaak dat de dijken amper werden hersteld. Vier jaar later sloeg de zee weer toe en kwam het water tot voor Beveren, Vrasene en Sint-Gillis. Tenslotte staken in 1584 vijandelijke troepen de laatste intact gebleven dijken door. Saeftinghe en de andere drie dorpen verdwenen met achthonderd inwoners in de golven.
Via grote en kleine geulen komt het water vliegensvlug op.
Saeftinghe is met zijn 3.500 hectare de grootste brakwaterschor van Europa.
"De Nederlanders zijn er terecht trots op, maar het Verdronken Land überhaupt bestaat, is te danken aan de Belgen", zegt Richard Bleijenberg (67) die al zijn hele leven rondwaart in het gebied en elk schor, slik, geul en kreek kent als zijn broekzak. "Kort na de Tweede Wereldoorlog was Saeftinghe een woest gebied waar niemand naar omkeek. Ik was een jongen van twaalf en hoorde op de dorpsschool een boerenzoon opscheppen dat zijn vader binnenkort een hoeve met akkers zou krijgen in het Land van Saeftinghe. De Nederlandse regering was inderdaad van plan om het hele gebied te bedijken en in te polderen. Maar zover is het nooit gekomen want de Belgische regering wrong tegen. Volgens de Belgen was Saeftinghe een natuurlijke buffer tegen de opkomende vloed. Een heel terechte zienswijze van de Belgen want het Verdronken Land vangt als een gigantische bergingskom overtollig water op dat anders Antwerpen en zijn industrieterreinen zou bedreigen. Zonder Saeftinghe zou bij stormvloed het standbeeld van Rubens op de Groenplaats tot aan zijn voeten in het water staan. België had er dus alle belang bij om het Verdronken Land van Saeftinghe te sparen." "De Nederlanders die nu zo trots zijn op dit gebied, hebben lange tijd geen respect gehad voor Saeftinghe. Halverwege de jaren zestig werd nog dwars door de schorren een sleuf gebaggerd om er een pijpleiding te leggen die het aardgas van Slochteren tot in Zeeuws-Vlaanderen moest brengen. Die pijp werd niet in de bodem gelegd, maar er bovenop zodat een kunstmatige dijk ontstond, de zogenaamde Aardgasdijk."
Brak
Door het schorrengebied lopen drie grote geulen- Speelmansgat, IJskelder en Hondegat- en honderden kleinere geultjes tweemaal daags vol. De IJskelder die er bij eb zo vredig uitziet, verandert dan binnen de minuut tot een woeste stroom. Het Verdronken Land van Saeftinghe ligt in de meest noordoostelijke punt van Zeeuws-Vlaanderen waar de Schelde uitmondt in de Westerschelde, ook wel De Honte genoemd. Vanuit de Westerschelde stroomt zout zeewater binnen. Vanuit de Schelde komt er zoet water in. En waar zoet en zout zich vermengen is sprake van brak water. In die brakke waterhuishouding ontstond een bijpassende flora. Echt veel verschillende planten groeien er niet. Wel bijzonder als de zeeaster, de zeekraal, het schorrekruid, gewone zoutmelde en lamsoor. Richard Bleijenberg plukt een klein wit bloempje. "Kijk, dit is de schijnspurrie. Een bloempje met een truc." Als hij het stengeltje in een plas brak water houdt, sluit de bloem zich en neemt daarbij een luchtbelletje mee naar binnen. "Zo blijft het stuifmeel droog en blijft de voortplanting verzekerd. Is het water weg, dan gaat de bloem weer open." Rond onze hoofden vliegt een benauwde vogel. "Dat is een tureluur", weet Richard. "Zij is in paniek omdat we haar nest te dicht zijn genaderd." Onze gids kent zijn vogels. "De aparte plantenwereld en de rust zijn ideaal voor vele vogels. Tienduizenden vogels zoals smienten, ganzen en pijlstaarten overwinteren hier. Andere vogels zoals tureluurs, meeuwen, kluten en visdieven blijven om te broeden." "Maar vorige week zag ik in het uiterste noorden van het gebied een koppel fazanten met zes kuikens. Die horen hier niet. Hun verschijning ondersteunt mijn stelling dat het Verdronken Land langzaam aan het verlanden is. Dat zoet het stilaan wint van zout. Dat merk je ook aan de toename van zoete planten als het harige wilgenroosje, de akkerdistel en de klis en de achteruitgang van zoute planten als schorrenkruid en zeeweegbree." "Die oorzaak is verzanding. De vloed is veel forser dan de eb. De eb is langzamer en heeft de kracht niet om alle aangespoeld zand weer uit te spugen." "Dit is een puur natuurlijk proces en niet te wijten aan menselijke ingrepen op de Schelde. Waar ik me wel zorgen om maak is de ijver van de Belgen om de Schelde te verdiepen. Eigenlijk is de Schelde diep genoeg, behalve op een tiental plaatsen waar de bodem bestaat uit harde grond en zelfs rots. Die drempels zijn natuurlijke vloedremmers. Zonder drempels krijgt de vloed een vrije loop in volle spoed tot in Antwerpen. Saeftinghe zal dan niet meer fungeren als waterbergingskom."
Patatstoemper
Richard Bleijenberg is een echte Zeeuw, maar met een flinke dosis Vlaams bloed in zijn aderen. Als kind raakte hij al gefascineerd door de ongereptheid van het Verdronken Land. "Emmahaven was toen nog echt een haventje waar mosselschuiten en garnaalvissers aanlegden. Ik zwierf er graag rond. Voor de natuur, maar ook omdat er veel te vinden was. Oud gerief van de Duitsers. In hun haast om tijdens hun aftocht over de Schelde te geraken, lieten ze heel wat materieel achter. Zo bracht ik geregeld bestekken en gamellen mee naar huis." "Op zekere dag ontdekte ik in het schuurtje naast het havenhuis een Duitse kist. Ik brak ze open en daar lag een hele rij blinkende patatstoempers. Dat kwam goed uit want ons moeder haar patatstoemper had het begeven en puree mee haring was onze lievelingskost. Trots bracht ik de patatstoempers mee naar huis. Toen moeder me zag aankomen, slaakte ze een gil want die zogenaamde patatstoempers waren niets anders dan Duitse handgranaten." "Eind jaren veertig verbood de Nederlandse overheid de vissers om hun garnalen en mosselen op de kade rechtstreeks te verkopen aan de handelaren. Alle gevangen vis moest geveild worden in vismijnen. Dat was het begin van de ondergang van Emmadorp. De vissers vertrokken naar Doel, Breskens en Zierikzee en ook de havenmeester verdween. Eén van zijn taken was het spuien van de havenkom. Bij elke hoogtij stroomde water in de spuikom. Bij laag water werden de deuren open gedraaid en spoot het spuiwater de haven schoon. Toen dat niet meer gebeurde, is het haven op vijf jaar helemaal dichtgeslibd." "Ikzelf heb mijn hele leven op de Schelde gevaren. Ik was schipper op een bootje dat het personeel naar de baggerschepen bracht. Tot voor drie jaar was ik ook gids in het Verdronken Land van Saeftinghe. Maar nu op mijn 67ste kan je mij hier nog geregeld vinden. Het Verdronken Land laat mij niet los."
Praktisch
Het grootste deel van het Verdronken Land is niet zomaar toegankelijk. Vanwege de veiligheid (de vloed komt sneller op en in het slik zak je dieper weg dan je denkt), maar ook om de kwetsbare schorren en slikken te beschermen. Wie zijn auto parkeert aan het bezoekerscentrum in Emmahaven, vindt achter de dijk een achthonderd meter lang vlonderpad van waar je de planten, vogels en geulen prima kan bekijken. Er bestaat ook de mogelijkheid tot excursies onder leiding van een gids. Zo’n tocht duurt drie tot vier uur en is tamelijk zwaar. Zwangere vrouwen, hartpatiënten en kinderen jonger dan 10 jaar worden niet toegelaten.
Excursies dienen schriftelijk te worden aangevraagd bij het bezoekerscentrum Saeftinghe, Emmaweg 4, 4568 PW Emmadorp (Nieuw-Namen).
Teksten: Koen Verstraeten
2004.10.20 BN De Stem: Kritiek op plan voor kassen
Geschreven door RtCTERNEUZEN - Het plan om in een deel van de Koegorspolder en de Autrichepolder zo’n 300 hectare glastuinbouw te realiseren blijft op forse kritiek stuiten van de omwonenden.
Die vrezen dat de komst van de kassen een aanslag zal plegen op de leefbaarheid. Gisteravond bleek tijdens een hoorzitting in het Terneuzense stadhuis dat de informatiebijeenkomst van vorige week in Westdorpe die angst niet heeft weggenomen. Voorzitter Marijke Hemelsoet van de dorpsraad Westdorpe vond dat de gemeente goed moet onderzoeken of er wel genoeg maatschappelijk draagvlak is. "Hoort glastuinbouw wel thuis in die omgeving?" Ze wees er op dat in ieder geval al 120 gezinnen uit de omgeving van de Graafjansdijk en de Batterij ronduit tegen zijn. "Die mensen worden straks ingebouwd tussen kassen en dienstwoningen." De dorpsraad vreest ook voor overlast door licht. Hemelsoet wees er op dat er nu al flink wat licht wordt geproduceerd door de aanwezige industrie. De werkgelegenheid vindt de dorpsraad een positief aspect, maar Hemelsoet wees er op dat er pas nog 161 illegalen zijn aangehouden in het Westland. "Hoe kunnen we voorkomen dat zich dat hier ook af speelt?"
Richard Bleijenberg van Stichting de Groene Parel, die actie voert tegen de kassen, had geen hoge pet op van de werkgelegenheid. Terwijl de gemeente spreekt over vijf tot zes werknemers per hectare blijkt uit cijfers van het CBS dat glastuinbouw maar werk biedt aan hooguit twee vaste krachten per hectare, zei hij. Bleijenberg wees er op dat veel bewoners in het verleden hebben gekozen om te wonen in een landelijke omgeving. "Met het bekend worden van de plannen is de waarde van hun woningen van de ene op de andere dag met veertig procent gedaald", betoogde Bleijenberg. Hij kondigde aan dat de gemeente kan rekenen op zeker honderd schadeclaims als de plannen doorgaan. Ook heeft de Groene Parel geen hoge dunk van de toekomstige verkeersveiligheid. Bleijenberg opperde om de kassen te concentreren in de Smitsschorrepolder. "Met een stuk koegorspolder erbij komt u dan ook aan driehonderd hectare", meende hij. Hans Jongepier van het Actiecomité Houdt Koegorspolder ziet best de voordelen te zien van glastuinbouw. "Maar er zijn ook keerzijden, zoals de lichtoverlast. Die moet worden beperkt." Verder pleitte Jongepier voor de aanleg van bredere groengordels. Alle inspraakreacties gaan nu naar de commissie Milieueffectrapportage. Die geeft een advies en vervolgens stelt de gemeenteraad, vermoedelijk in de vergadering van januari, de richtlijnen vast. Aan de hand daarvan wordt het milieueffectrapport (MER) Glastuinbouw Terneuzen opgesteld.
Door Eugène Verstraeten
2004.11.04 AWN Archeologische Werkgemeenschap Nederland: IJzertijdvondsten in Grijpskerke
Geschreven door RtCOp 4 november jl. hield Hans Jongepier, assistent provinciaal archeoloog, een lezing over prehistorisch vondstmateriaal, waarbij de belangrijke vondst van IJzertijdmateriaal in Grijpskerke uitgebreid aan de orde kwam. Bij het graven van een watergang met natuurvriendelijke oevers werden in de bedding langs de Kievitshoeksweg grote hoeveelheden aardewerk uit de Late IJzertijd aangetroffen, waaronder delen van een pot met een touw om de rand, maar ook een fragment van een bronzen armbandje, het skelet van een hond en veel dierlijk botmateriaal. Het aardewerk is veelal versierd met nagelindrukken en veelsoortige ingekraste patronen, ook met verfstrepen, en zowel ruwwandig als gepolijst materiaal komt voor. Alles werd gevonden in een grote kuil en sommige potten waren op elkaar gestapeld. De graafmachine had ze helaas in elkaar gedrukt, maar het samenstellen van de complete voorwerpen lijkt geen al te groot probleem te zijn. De vondst zal bij de ROB nader worden onderzocht, waarbij vooral aandacht zal worden besteed aan het touw en het botmateriaal. Ook zal de aangekoekte materie worden onderzocht, evenals een aantal monsters uit de kuil. De vondst is dermate omvangrijk dat de gehele wasruimte van het depot wordt ingenomen door de vaten, teilen en bakken met scherven. Sjef Thier houdt zich momenteel bezig met het schoonmaken ervan en dit vordert gestaag, maar het is een klus van jewelste! Aan het bergen van het vondstmateriaal hebben diverse AWN-leden meegeholpen. Hans besteedde in zijn lezing ook aandacht aan de vindplaatsen van prehistorisch materiaal in Nieuw-Namen, waar o.a. in de groeve delen van enkele potten konden worden geborgen die door de beheerder, Richard Bleijenberg waren ontdekt. Tijdens de lezing werd ter illustratie prehistorisch materiaal getoond en na afloop kon het materiaal uit Grijpskerke in de wasruimte bekeken worden.
Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland Afdeling Zeeland