NIEUW-NAMEN - De resten van de potten, die begin dit jaar uit de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen zijn gehaald, dateren uit 1000 tot 1500 voor Christus. Dat heeft een wetenschappelijk onderzoek van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort uitgewezen.

Hoewel sommigen aanvankelijk dachten dat de potten ouder waren, is de vondst volgens archeoloog H. Jongepier van het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland (PACZ) toch uniek. "Het is de eerste keer dat er in Zeeland dergelijk aardewerk uit de bronstijd is gevonden." Beheerder Richard Bleijenberg van de groeve vond de scherven van de potten in maart bij werkzaamheden nabij de groeve. Jongepier maakte de rest los uit het zand in de wand van de groeve en nam de potten mee naar Middelburg, waar ze werden schoongemaakt en geïmpregneerd. De scherven werden daarna aan elkaar geplakt. Eén pot bleef in Middelburg en de andere werd opgestuurd naar het ROB in Amersfoort. Daar hebben tien deskundigen zich gebogen over de pot. Unaniem kwamen zij tot de conclusie dat het hier ging om exemplaren uit het midden of late bronstijd. "Zij hebben de pot op uiterlijke kenmerken beoordeeld", zegt Jongepier "Als ze allemaal tot dezelfde conclusie komen, mogen we er vanuit gaan dat het werkelijk zo is. Het gaat hier om de beste archeologen van Nederland." Wat er verder met de potten gaat gebeuren, is nog niet bekend. Jongepier: "Op dit moment staat de ene pot nog in Amersfoort en komt binnenkort terug naar Middelburg. Dan moet er nog een rapport gemaakt worden en gaan beide potten naar het depot van het PACZ." De gemeente Hulst heeft belangstelling getoond om een van de potten een plaatsje te geven in het Landshuis aan de Steenstraat. Jongepier: "Het is natuurlijk altijd mogelijk dat een pot een tijdje uitgeleend wordt." Bleijenberg is verheugd over de conclusies van het onderzoek. "Dit is fantastisch nieuws. Met zulke vondsten krijgt de Meester van der Heijdengroeve steeds meer waarde."

Van onze verslaggever

NIEUW-NAMEN - De resten van de potten die begin dit jaar uit de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen zijn gehaald, dateren uit 1500 tot 1000 voor Christus. Dat heeft een wetenschappelijk onderzoek van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort uitgewezen.

Hoewel sommigen aanvankelijk dachten dat de potten ouder waren, is de vondst volgens archeoloog H. Jongepier van het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland (PACZ) toch uniek. "Het is de eerste keer dat er in Zeeland dergelijk aardewerk uit de bronstijd is gevonden." Beheerder Richard Bleijenberg van de groeve vond de scherven van de potten in maart bij werkzaamheden nabij de groeve. Jongepier maakte de rest los uit het zand in de wand van de groeve en nam de potten mee naar Middelburg waar ze werden schoongemaakt en geïmpregneerd. De scherven werden daarna aan elkaar geplakt. Eén pot bleef in Middelburg en de andere werd opgestuurd naar het ROB in Amersfoort. Daar hebben tien deskundigen zich gebogen over de pot. Unaniem kwamen zij tot de conclusie dat het hier ging om exemplaren uit het midden of late bronstijd. Wat er verder met de potten gaat gebeuren, is nog niet bekend. Jongepier: "Op dit moment staat de ene pot nog in Amersfoort en komt binnenkort terug naar Middelburg. Dan moet er nog een rapport gemaakt worden en gaan beide potten naar het depot van het PACZ." De gemeente Hulst heeft belangstelling getoond om een van de potten een plaatsje te geven in het Landshuis in de Steenstraat. Jongepier: "Het is natuurlijk altijd mogelijk dat een pot een tijdje uitgeleend wordt." Bleijenberg is verheugd over de conclusies van het onderzoek. "Dit is fantastisch nieuws. Met zulke vondsten krijgt de Meester van der Heijdengroeve steeds meer waarde."

Door Jean-Lou de Gucht

Zandgelaag De Kauter

"De Grand Canyon van Zeeuws-Vlaanderen", zo roemde een artikel ooit de groeve in Nieuw-Namen. Wat overdreven misschien, feit is dat er de oudste lagen (2,5 miljoen jaar geleden) van Zeeland blootgelegd zijn. De plek is ook bekend als 'het zandgelaag op De Kauter' en 'De meester Van der Heijden-groeve'. Zeker voor geologisch geïnteresseerden is een bezoek de moeite waard. Elders in Nederland is zulk oud zand ook aanwezig, maar niet aan de oppervlakte: er moet tientallen meters geboord worden om het te bereiken.

Kautermollen

In het uiterste zuidoosten van Zeeuws-Vlaanderen ligt een opmerkelijke hoogte, in de volksmond 'De Kauter' geheten. Het is een heuvel die enkele meters boven de omgeving uitsteekt. De bult is bebouwd met het aardige dorp Nieuw-Namen. Het plaatsje is genoemd naar het verdronken dorp Namen dat vroeger in het Land van Saeftinghe lag. De Kauter is een erosierestant van ongeveer 6 meter boven N.A.P. met een vlakke top. Vroeger lag het omringende land even hoog, of zelfs hoger, maar de zee spoelde veel zand weg en legde er klei voor in de plaats. Alleen de Kauterheuvel spoelde niet weg: een erosierestant derhalve. Omdat de omgeving uit klei bestaat was de heuvel interessant als zandwinning. Het ietwat vaste zand bleek bovendien buitengewoon geschikt voor de wegenbouw. Ook de ‘crag’, een laag verkit schelpengruis, wist men op waarde te schatten. Het werd gebruikt om paden in het dorp te verharden en de boeren strooiden het kalkrijke materiaal over hun akkers. Zo ontstonden verspreid over de heuvel talloze groeven en werd de Kauter vergeleken met een molshoop. Dat leverde de inwoners van Nieuw-Namen de bijnaam 'Kautermollen' op. Als de grond afgegraven was vulden de Kautermollen het gat met huisvuil, zich al dan niet bewust van de geologische waarde. Men wist dat er fossielen te vinden waren, zelfs de resten van een walvis. In 1984 werden er ook vuurstenen pijlpunten gevonden die op mogelijke bewoning in de Oude Steentijd wijzen. Deze vondsten zijn te zien in de ‘Kautervitrine’ in het streekmuseum in Hulst.

Strand

In 1955 wist Staatsbosbeheer (SBB) de hand te leggen op een stukje Kauter. Men groef een profielkuil om geïnteresseerden een kijkje te gunnen. In 1981 werd de groeve uitgebreid door de sanering van een deel van de vuilstort. "Kautermol" Richard Bleijenberg beheert namens Staatsbosbeheer de kwetsbare afgraving. Kwetsbaar omdat met één verkeerde stap de met zorg geconserveerde wand in kan storten. Met hem moet u een afspraak maken om de groeve te bezoeken. Maar daar zult u geen spijt van hebben, want Richard is een geboren verteller. Sterker nog: hij vertelt over zijn geboortegrond en woont zelf op een steenworp afstand van de afgraving. Hij ontgrendelt het hek en leidt u over een smal bospad naar de plek. Als u het reservaat binnentreedt knispert de grond onder uw voeten alsof u aan een schelpenbank op het strand loopt. Dat klopt ook, maar dan op een 2,5 miljoen jaar oud strand: de overgang tussen Plioceen en Pleistoceen. Hier lag vroeger een wadvlakte die onderhevig was aan eb en vloed. Zandlaag na zandlaag werd afgezet en bedekte schelpen en zee-egels die nu als fossiel terug te vinden zijn. Het fascinerende is dat even verderop, in het Verdronken Land van Saeftinghe, dit proces in de tegenwoordige tijd plaatsvindt. Daar worden nu kustafzettingen weggelegd, wat hier miljoenen jaren geleden gebeurde (overigens is Richard Bleijenberg net zo’n groot kenner van Saeftinghe als van de Kauter). Zo liggen het jongste stukje Zeeland en het oudste op maar enkele kilometers van elkaar.

Zandgelaag De Kauter Nieuw-Namen
Voor bezoek aan de groeve afspreken met R. Bleijenberg
Kerkpad 15, Nieuw-Namen
tel. (0114) 345384

Streekmuseum De Vier Ambachten met Kautervitrine
Steenstraat 28
4561 AS Hulst
tel.: (0114) 320692

Door Gerda Spaander, Jan Moekotte, Willem de Weert

Waar de schelde een scherpe bocht neemt en westwaarts zijn weg naar de zee zoekt; ligt stroomafwaarts, voorbij Doel, het Verdronken Land van Saeftinghe. De schaduw van de vooruitgang buigt zich dreigend over dit gebied.

Wie met zijn rug naar de kerncentrale van Doel staat, heeft het mooiste uitzicht op het Verdronken Land van Saeftinghe, met zijn 3500 hectare schorren en slikken het grootste brakwatergebied van West-Europa. Een aparte flora, een paradijs voor vogels en een ideale plaats om te onthaasten tijdens een flinke wandeling. Zonder begeleiding kom je er echter niet in en juffertjes blijven beter thuis, want het belooft een verraderlijke tocht te worden, ploeterend door slijk, glijdend langs hellingen en uitkijkend naar drijfzand. Maar wie het waagt, wordt honderdvoudig beloond.

Allerheiligenvloed

Op een hedendaagse kaart het dorpje Saeftinghe zoeken, is vergeefse moeite. Nochtans verloopt de landwinning onder impuls van de abdijen aanvankelijk voorspoedig. Rond 1300 mag Saeftinghe zich zelfs stad noemen. Het gaat de inwoners voor de wind want kronieken melden voor 1391 de geboorte van 5500 lammeren in Saeftinghe. Toch zit de klad erin: de overstromingen beginnen elkaar steeds sneller op te volgen. Omdat het ook economisch minder goed gaat, verdwijnt de veerkracht om de schade te herstellen. De Allerheiligenvloed van 1570 wordt vaak beschouwd als het moment van de ondergang. Hoewel Saeftinghe van de kaart wordt geveegd, zijn er pogingen om dijken te herstellen, maar de definitieve doodsteek volgt enkele jaren later. In de strijd tussen de Spanjaarden en de opstandige Nederlanden laat het stadsbestuur van het belegerde Antwerpen de dijken doorsteken. Van de immense oppervlakte die toen onder water verdween, ware Saeftinghe, Namen, Sint-Laureins en Casuele definitief verzwolgen. Dat gebied vormt voortaan het Verdronken land van Saeftinghe.

Veertig soorten

Door de getijdenwerking van de Westerschelde ontstond opnieuw een gebied van schorren en slikken van 3500 hectaren; zo’n zevenduizend voetbalvelden. Luchtfoto’s vertellen veel over Saeftinghe. Met zijn talloze kreken en geultjes, die soms slechts een paar decimeter diep zijn, ziet het eruit als een goede dooraderde long. "Die associatie is terecht," merkt conservator Jos Neve op, "tenslotte is Saeftinghe een reusachtig natuurgebied met een hoge ecologische waarde. Het heeft een typische flora die zich aangepast heeft aan het brakke water. Meer dan veertig verschillende soorten gedijen in dit merkwaardige gebied." De lage kommen, die bij elk getij overstromen, zijn begroeid met Engels slijkgras, zeekraal en riet. Het Engelse zeegras werd begin vorige eeuw aangeplant om de landwinning te bevorderen.  In de hoger kommen vind je vooral schorrenzoutgras, zeebies, kweldergras en zeeaster. Strandkweek, spiesblad en zoutmelde groeien veeleer op de hogere oeverwallen, net als ronde rus en melkkruid die de grens aangeven tot waar de zilte invloed reikt. Grazende runderen moeten de verruiging van de begroeiing beletten.

Heksenborrel

We beginnen de wandeling. Ondertussen praat Jos honderduit over merkwaardige exemplaren. De sterk geurende zeealsem geldt vanouds als een uitstekend insectenwerend middel. "Vroeger werd het in de kasten tussen de kleren of in de strozakken gestoken tegen luizen en ander ongedierte. Vermengd met jonge jenever heeft het een extra geestverruimend effect, zoals absint. Zo’n drankje heet niet zo maar heksenborrel." Elders wijst Jos op het lepelblad, de eerst bloeier op Saeftinghe en in het najaar dus minder in het oog springend. "Het bevat veel vitamine C. Zeelieden kenden het al en gebruikten het als middel tegen scheurbuik." Ook de zeekraal en de zeeaster - een typisch Zeeuws plantje - zijn eetbaar. Gesneden zeeaster is een groente die op spinazie lijkt. Imkers komen hun bijenvolk bij de bloeiende zeeasters plaatsen. "De honing van die bijen is heel lekker ondanks de penetrante geur die doet denken aan sokken die enkele weken gedragen zijn", vertelt hij met toegeknepen neus. Wel voegt hij er onmiddellijk aan toe dat in het natuurgebied alle plantjes beschermd zijn.

De legende Saeftinghe

De legende vertelt dat Saeftinghe “scone ende vruchtbare” was met kastelen en twee kerken. De inwoners hadden grote rijkdom verworven, maar die was hen naar het hoofd gestegen en had hen ijdel en hovaardig gemaakt. De drempels van hun huizen waren van goud en de hoeven van de paarden van zilver. Arme lui werden brutaal weggejaagd. Op zeker dag ving een schipper een zeemeermin. Ondanks de smeekbeden van de meerman weigerde de schipper het “wijfken” terug te geven.  Toen sprak de meerman een vloek uit: "Het Land van Saeftinghe zal vergaan en alleen de torens zullen blijven staan." Door de "impetueuse" vloed van Allerheiligen anno 1570 werd Saeftinghe door de zee verzwolgen "met alle hussen ende inwoonders."  Nog volgens de legende kan men soms de klokken nog horen luiden "totte onse allere vermaeninghe."

Vogelparadijs

De wandeling door het schorren- en slikkengebied is niet eenvoudig, maar alleszins een zeer avontuurlijke ervaring. Het is ploeteren om overeind te blijven, nu eens wegzakkend in het slib van een slik, dan weer uitglijdend als je van een schor afdaalt of struikelend als je een geul niet opmerkt. "Het zuigeffect van de modder is extra groot voor iemand die zijn voeten verkeerd plaatst", helpt Jos het gezelschap vooruit. Het gesteun, de kreten en gillen verraden dat je die techniek niet meteen onder de knie hebt. Tijdens de rustmomenten is er tijd te over om de natuur op je te laten inwerken. En die indruk is overweldigend; de verbondenheid met de natuur is groot. Saeftinghe bereidt zich op de winter voor en blijkt dan ook een paradijs voor vogels. "Vanaf het najaar strijken tienduizenden vogels neer om te overwinteren. De belangrijkste gasten zijn de kol- en de grauwe gans evenals de smient, een kleine eendensoort waarvan er soms wel 60.000 zijn. De grauwe gans is een heel aparte vogel. Hij voedt zich met de knolletjes van zeebries die tot 20 cm diep in de grond zitten. Die knolletjes kan je met een hamer amper stuk slaan, maar de grauwe gans verteert ze in minder dan een uur." Saeftinghe is het jaar rond een paradijs voor vogels. Het is de grootste slaapplaats van West-Europa voor de kiekendief. In de broedtijd telt het Verdronken Land duizenden nesten. Vogelaars komen er aan hun trekken en kunnen genieten van diverse meeuwensoorten, visdieven, kluten maar ook tureluurs en andere zoals de graszanger of blauwborst. "Sommige, zoals de graszanger die uit het gebied rond de Middellandse Zee komt, zijn zeer zeldzaam. We zijn er best fier op", prijst de conservator 'zijn' natuurreservaat extra aan. Alsof dat nodig was. Zelfs wie met modder tot achter zijn oren van een wandeling terugkeert, plant snel een volgend bezoek. De roep van de klokken uit de kerk van het Verdronken Land van Saeftinghe blijft verleidelijk als een sirenenzang. 

Op verkenning in de Kreek van Kieldrecht en het Verdronken Land van Saeftinghe

Ooit was het zuiden van de provincie Zeeland en het noorden van de provincie Oost-Vlaanderen één krekencomplex. Onze voorouders probeerden er voortdurend land in te polderen. Geregeld herwon de Westerschelde verloren terrein. In het Verdronken Land van Saeftinghe heeft de Westerschelde op dit ogenblik vrij spel. Het erop aansluitend gebied is ingepolderd. Slapende dijken, kreken en geulen zijn de tastbare getuigen van de hardnekkige strijd die mens en natuur hier leveren om te overleven. Tijdens een fikse wandeling in zompig gebied krijgt u het verhaal van inpoldering en overstroming, wordt stilgestaan bij de toekomst van het Verdronken Land en de erop aansluitende Scheldepolders en wordt gezocht naar een evenwicht tussen mens en natuur.

Voor vogels zoals (van links naar rechts) de scholekster, het witgatje, de wulp, de rosse grutto en de oystercatcher is dit een gedroomd terrein.

    

Het water doet het gebied tweemaal per dag vollopen, waarbij het water 1 meter per uur stijgt.

Kniehoge laarzen zijn geen luxe voor een excursie in het natuurgebied. Het doorwaden van slikken blijft een hachelijke onderneming.

Vanuit de lucht ziet het gebied eruit als een goed dooraderde long. Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon. Foto’s Marc Slootmaekers

Tekst Jan van Eyck

NIEUW-NAMEN - Beheerder Richard Bleijenberg van de groeve in Nieuw-Namen deed een bijzondere vondst. In de omgeving van de steengroeve trof hij een dode draaihals-specht aan.

Volgens hem is het beestje zeer zeldzaam. "De jonge bonte en de groene specht zijn redelijk bekend. Maar een draaihals-specht komt bijna niet voor. Een dergelijke vogel is bijna nooit waar te nemen. De schutkleur is ook precies hetzelfde als de schors van een boom." De draaihals-specht is zeventien centimeter groot en houdt zich vooral op in een oud bos. Gezien het bijzondere van deze specht besloot Bleijenberg er iets bijzonders mee te doen. "De specht is zaterdag opgehaald door medewerkers van het Zeeuws Biologisch Museum. Het beestje wordt opgezet en is dan het hele jaar voor iedereen te bezichtigen."

Van onze verslaggever

De Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen

Weinig mensen weten dat zich in het grensdorp Nieuw-Namen (in oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen) een uniek deel van Nederland bevindt. Hier komen in de vorm van de heuvel 'de Kauter' oeroude aardlagen aan de oppervlakte. Na decennia lang te zijn geëxploiteerd als zandgroeve en vuilstort is een deel van de zandafgravingen in 1983 aan een nieuw bestaan begonnen onder de naam ‘De Meester van der Heijdengroeve’. Jaarlijks bezoeken zo’n 1.500 belangstellenden de groeve. Voor hen is dit boek geschreven. Het gaat over de prehistorische mens die als eerste dit gebied in bezit nam, de Middeleeuwen met het welvarende pelgrimsdorp Hulsterloo (waar zich het vermaarde dierenepos Van den vos Reynaerde afspeelde), de inundaties van De Opstand (1568-1648), de forten, schansen en redoutes, de inpolderingen, het ontstaan van Nieuw-Namen als dorp rond 1860 en de geologie van de groeve. Bijzondere mensen passeren de revue en komen aan het woord. Zij zijn het geweest die dit dorp en zijn ‘schat’ voor verder verval hebben behoed en zich hebben ingezet voor onderzoek en de verspreiding van de opgedane kennis over 'hun' Kauter. 'Tijdperken der Voorweereld' is dan ook aan hen opgedragen.

Uitgeverij NRI, Middelburg 2001  ISBN: 90.72146.38.7

"De Grand Canyon van Zeeuws-Vlaanderen" zo noemde een artikel ooit de groeve in Nieuw-Namen. Wat overdreven misschien, feit is dat er de oudste lagen (2,5 miljoen jaar geleden) van Zeeland blootgelegd zijn. De plek is ook bekend als 'het zandgelaag op de Kauter' en 'de Meester van der Heijdengroeve'. Zeker voor geologisch geïnteresseerde is een bezoek de moeite waard. Elders in Nederland is zulk oud zand ook aanwezig, maar niet aan de oppervlakte: er moet tientallen meters geboord worden om het te bereiken.

Kautermollen

In het uiterste zuidoosten van Zeeuws-Vlaanderen ligt een opmerkelijke hoogte, in de volksmond 'de Kauter' geheten. Het is een heuvel die enkele meters boven de omgeving uitsteekt. De bult is bebouwd met het aardige dorp Nieuw-Namen. Het plaatsje is genoemd naar het verdronken dorp Namen dat vroeger in het Land van Saeftinghe lag. De Kauter is een erosierestant van ongeveer 6 meter boven N.A.P. met een vlakke top. Vroeger lag het omliggende land even hoog, of zelfs hoger, maar de zee spoelde veel zand wegen legde er klei voor in de plaats. Alleen de Kauterheuvel spoelde niet weg: een erosierestant derhalve. Omdat de omgeving uit klei bestaat was de heuvel interessant als zandwinning. Het ietwat vaste zand bleek bovendien buitengewoon geschikt voor de wegenbouw. Ook de 'crag', een laag verkit schelpengruis, wist men op waarde te schatten. Het werd gebruikt om paden in het dorp te verharden en de boeren strooiden het kalkrijke materiaal over hun akkers. Zo ontstonden verspreid over de heuvel talloze groeven en werd de Kauter vergeleken met een molshoop. Dat leverde de inwoners van Nieuw-Namen de bijnaam 'Kautermollen'op. Als de grond afgegraven was vulden de Kautermollen het gat met huisvuil, zich al dan niet bewust van de geologische waarde. Men wist dat er fossielen te vinden waren, zelfs de resten van een walvis. In 1984 werden er ook vuurstenen pijlpunten gevonden die op mogelijke bewoning in de Oude steentijd wijzen. Deze vondsten zijn te zien in de `Kautervitrine´in het streekmuseum in Hulst.

Strand

In 1955 wist Staatsbosbeheer (SBB) de hand te leggen op een stukje Kauter. Men groef een profielkuil om geïnteresseerden een kijkje te gunnen. In 1981 werd de groeve uitgebreid door de sanering van een deel van de vuilstort. "Kautermol" Richard Bleijenberg beheert namens Staatbosbeheer de kwetsbare afgraving. Kwetsbaar omdat met één verkeerde stap de met zorg geconserveerde wand in kan storten. Met hem moet u een afspraak maken om de groeve te bezoeken. Maar daar zult u geen spijt van hebben, want Richard is een geboren verteller. Sterker nog: hij vertelt over zijn geboortegrond en woont zelf op een steenworp afstand van de afgraving. Hij ontgrendelt het hek en leidt u over een smal bospad naar de plek. Als u het reservaat binnentreedt knispert de grond onder uw voeten alsof u aan een schelpenbank op het strand loopt. Dat klopt ook, maar dan op een 2,5 miljoen jaar oud strand: de overgang tussen Plioceen en Pleistoceen. Hier lag vroeger een wadvlakte die onderhevig was aan eb en vloed. Zandlaag na zandlaag werd afgezet en bedekte schelpen en zee-egels die nu als fossiel terug te vinden zijn. Het fascinerende is dat even verderop, in het Verdronken Land van Saeftinghe, dit proces in de tegenwoordige tijd plaatsvindt. Daar worden kustafzettingen weggelegd, wat hier miljoenen jaren geleden gebeurde (overigens is Richard Bleijenberg net zo’n groot kenner van Saeftinghe als van de Kauter). Zo liggen het jongste stukje Zeeland en het oudste op maar enkele kilometers van elkaar.

Een van de kernen van de gemeente Hulst is Nieuw-Namen. Er wonen zo'n 1.023 mensen in Nieuw-Namen. Onder de naam "Hulsterloo" komt het dorp reeds in de vroege Middeleeuwen voor. De later gegeven naam herinnert aan het dorp Namen dat eertijds door de zee overspoeld werd en in de golven verdween. Van 1815 tot 1970 maakte het dorp deel uit van de gemeente Clinge. Sinds 1970 maakt Nieuw-Namen deel uit van de gemeente Hulst. Nieuw-Namen is een echt grensdorp. Het vloeit aan de grens over in het Belgische dorp Kieldrecht. De centrale as door Nieuw-Namen is de Hulsterloostraat. Halverwege deze straat vind je de RK Kerk van de Heilige Jozef. Schuin tegenover de kerk is het gemeenschapscentrum De Kauter gevestigd.

In Nieuw-Namen herinneren vele straten aan het Reynaertverhaal. In dit dierenepos verwijst een regel rechtstreeks naar Nieuw-Namen: "Int Oostende van Vlaenderen staet een bosch ende dat heet Hulsterloo". Zo vind je bijvoorbeeld aan de Cuwaertstraat de basisschool Sint Jozef en de voetbalvelden van Voetbalvereniging Hulsterloo. Op het Nobelplein te Nieuw-Namen staat sedert 1980 het beeldje "De Mol". Tijdens de Carnavalsdagen worden de bewoners van Nieuw-Namen "Mollen" genoemd. Er bestaan 2 versies over het ontstaan van deze bijnaam. De een zegt dat het stamt uit vroegere tijden, toen arme mensen in de taluds van de Kauterheuvel woonden. Een andere verklaring is dat wanneer de jeugd buiten had gespeeld in het Kauterse zand, zij er uit zagen als mollen, die onder de grond hadden gewroet. Een meer dan interessante locatie in Nieuw-Namen is de Meester van der Heijdengroeve. Dit is de enige plaats in Europa waar de scheidslijn tussen het pliocene en het pleistocene tijdperk zichtbaar is. Vele fossielen getuigen hiervan. De zandlagen in de groeve zijn drie miljoen jaar geleden ontstaan door afzettingen vanuit zee. Daarmee is de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen het oudste stukje strand in Zeeland. Bijzonder zijn de gevonden fossiele zee-egels en de middeleeuwse waterleidingbuis, gemaakt uit een stam van een eik. Een bezoek aan De Kauter is zeker de moeite waard!

Gemeente Hulst

Enkele weken terug waren we te gast bij de 88-jarige maar nog steeds kranige Romanie de Rijcke in de Hulsterloostraat te Nieuw-Namen. Eens baatte Romanie er een voedingswinkel uit en een herberg. Den "toog" staat nog op dezelfde plaats en trots zet Romanie er een miniatuurbootje op, gebouwd door haar grootvader Bonaventura Lockefeer in 1856. Bonaventura was een merkwaardig man, die in Nieuw-Namen werd geboren in 1829 en er overleed in 1878. Hij was, zoals velen in het dorp, visser van beroep, die zijn boterham verdiende met haring, bot, spiering, paling, rog, garnalen enzomeer. Eens redde Bonaventura een drenkeling uit het koude water, maar dat kostte hem wel zijn gezondheid: hij werd ziek, moest zijn werk opgeven en werd invalide. Wat hij verder aan de heldendaad overhield was een onderscheiding en een medaille (zie foto) van Koning Willem III. Op de achterzijde lezen we: "voor menschlievend hulpbetoon". Bonaventura kreeg meer tijd voor het bouwen van miniatuurscheepjes en op de foto zien we een "namaak" van zijn eigen boot. Ook schreef hij regelmatig gedichten. Bij het 100-jarig bestaan van de parochie Nieuw-Namen in 1959, werd van hem nog een gedicht voorgedragen: "Wij vissers", dat wij hierbij afdrukken. De dochter van Bonaventura, en dus de moeder van Romanie, noemde Josefien, en stond in Nieuw-Namen beter bekend als "Fien uit den bak". Waar had ze die naam aan te danken? Josefien baatte in de Hulsterloostraat het café "In het anker" uit. Daar werd heel wat bier verzet, voornamelijk door schippers, en bij het buitengaan van de herberg, struikelde men wel eens als men een pintje te veel had gedronken. Immers, de ingang van de herberg lag heel wat hoger dan het voetpad. De oplossing was eenvoudig. Josefien plaatste een omgekeerde houten bak, die diende als tussentrede. Vandaar de zo bekende uitspraak: "We gaan een pintje pakken bij Fien uit den bak".

Wij vissers (opgedragen naar aanleiding van het 100 jarig bestaan van de parochie Nieuw-Namen 1859-1959)

Ik vaar op mijnen tij - Op zout’ en zoete stromen - Vaart iemand mij voorbij - Ik hoop er ook te komen

Ik vaar voor vrouw en kroost - Op zout’ en zoete stromen - En zegent mij de Heer - Dan hoef ik niet te schromen

Het varen is mijn vak - Op water wil ik bouwen - En ‘k wil mijn schip en goed - Aan God, den Heer, vertrouwen     

Bonaventura Lockefeer met een replica van zijn eigen boot.

Door A.C.

Zo kon men lezen dat de bekende Jan Rots vogelvangers had gepakt in Prosperpolder. En om daar nog maar eens de aandacht op te vestigen is dit nagespeeld met groene mannen en uitgezonden op de Belgische televisie. Als ik mijn eigen leven in ’t schor bekijk over méér dan 50 jaar, dan heb ik zeer veel meegemaakt. Omdat het schor afgesloten werd voor de vrije visser en recreant, ben ik gaan gidsen. Zodoende kwam ik ook bij de groene jongens. Velen, zelfs de meesten heb ik opgeleid. Maar toen deze mensen het voor het zeggen kregen, gebeurden er zaken die ik nu echt wel kwijt wil. Alle aandacht ging naar de vogels. Terwijl Saeftinghe barstte van de zilvermeeuwen (meer dan 10.000) werd alles geroofd – niet door jagers, vissers of recreanten – nee, door de "ratten" in het luchtruim. Als vogelwerkgroep moet én kun je daar iets aan doen. Zelfs in het oostelijk gebied, groeiden de jachtpaden van de vroege jacht, die nog gebruikt konden worden door de wandelaars, dicht. Op advies van de vogelaars werd een dubbele prikkeldraad gemaakt van 8 km lang. Dat noemden zij de bescherming van een natuurgebied! In vroegere tijden, toen de familie Cleiren schapen op de Noord had, heb ik geen meter prikkeldraad gezien. De herders, jagers en vissers leefden samen in harmonie, maar die mooie tijd is voorbij! Toen ik deze zomer Stefaan Cleiren ontmoette op de Pannenweel in Meerdonck, vroeg ik hem: "Stefaan kom je nog wel eens op de Noord". Zijn antwoord: "Richard zwijg, het is triestig!" verklaart alles. Mijn mooiste tijd in het schor was de periode van het vissen, samen met schoonvader "de Sterke", met mijn schoonbroers en de gebroeders Piet en Wardje Pauwels. Piet was de visser bij uitstek. Hij is zelfs nog gefilmd met Marcel Verbrugge voor de BRT (nu VRT). Piet kwam uit een oud vissersgeslacht. De naam Pauwels kom je veel tegen tussen de oude vissers. Maar Piet, als gepensioneerde, ging hij nog wel eens vissen in het Speelmansgat en dat in het toegestane gedeelte, meestal met een netje of trappen met blote voeten. Dat mag nog. Twee jaar geleden werd Piet gezien door een erkende vogelteller met een grote kijker en een GSM. Deze belde naar de politie in Hulst. Piet was maar een paar meter te ver gegaan en had 17 vissen gevangen. Achter de dijk stond de politie opgesteld: alles werd in beslag genomen, de 17 vissen en het net. Enige tijd later kreeg hij zelfs een boete van maar liefst fl.625 (ongeveer 300 Euro). Het ging de ronde in Kieldrecht: "Pietje is gepakt in het Schor". Er werd zelfs gezegd dat ik daar voor iets tussenzat. Dat deed bij mij de emmer overlopen en ben ik gestopt met gidsen. Bij mijn afscheid kreeg ik te horen van het Zeeuws-Landschap: "U hebt voor ons 1300 tochten gelopen aan een gemiddelde van 20 personen per tocht". Ik heb het graag gedaan, ik ben gebleven wie ik ben, maar op advies van vele wandelaars ben ik nu bezig aan een boek over mijn persoonlijke avonturen en belevenissen in Saeftinghe met daarin spannende, verdrietige maar ook veel leuke momenten. Er zijn in de hele wereld geen twee dezelfde mensen. Gelukkig maar, en ieder zijn eigen mening, dat is rechtvaardig. Maar U uitgeven als erkende vogelteller en de klokkenluider spelen en de mensen verraden, dat kan ik niet verdragen. In mijn boek komen enkele pagina’s over de "groene maffia". Wij hopen eind 2003 klaar te zijn met het boek.

Richard Bleijenbergoud Saeftinghe gids