Nog altijd is het mysterieuze kasteel van Saeftinghe zoek. Bekend Saeftinghegids Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen droomt er al tientallen jaren van om ooit de fundamenten van deze middeleeuwse burcht aan de schorren van Saeftinghe te ontfutselen. Tijdens een van zijn zoektochten op de Noord diep in het schor, deed hij onlangs een opzienbarende ontdekking. Hij vond er niet het kasteel, maar wel de fundamenten van een oude vuurtoren die daar rond 1500 gestaan moet hebben als baken voor het scheepvaartverkeer. Met behulp van zijn schoonzoon Clement Reel-terrijn legde hij de plek vast met GPS. Het duo lokaliseerde er een gelaagd fundament van kloostermoppen, de traditionele middeleeuwse baksteen. Eerder al had het duo in de directe omgeving resten van een oude vuurboet gevonden, een wat primitievere manier om de scheepvaart met een vuurkorf te gidsen. Deze vuurboet staat op een achtiende eeuwse kaart aangegeven als ‘Lantaren van Saeftingen’. Volgens die kaarten stonden vuurboet en vuurtoren in één lijn om zo de schepen die vanuit Bergen op Zoom hun weg naar de Schelde zochten, veilig tussen de banken te laten navigeren. Onderzoekers van de stichting Cultureel erfgoed Zeeland kwamen ter plaatse en bevestigden dat het gevonden aardewerk uit de veertiende en vijftiende eeuw dateerde.  Burgemeester Jan-Frans Mulder van Hulst ging er vorige week een kijkje nemen. En markeerde daar aan de rand van de vaargeul een van de meest markante en tegelijk een van de meest ontoegankelijke plekken van zijn gemeente.

Het fundament meet 3,50 m doorsnee, opgebouwd uit middeleeuwse kloostermoppen. Inmiddels heeft het agressieve tij van de Westerschelde de stenen alweer uit elkaar gespoeld. "We zochten het kasteel van Saeftinghe en we vonden een vuurtoren", aldus Richard Bleijenberg die de burgemeester begeleidde tijdens een expeditie naar deze wel zeer bijzondere uithoek van zijn gemeente. Bleijenberg volgt al jaren het spoor van zijn schoonvader Staf de Maayer, beter bekend als De Sterke van Saeftinghe. De Sterke vertelde hem ooit dat hij rond 1910 nog op de muren van het kasteel had gelopen, muren van 1,10 meter dik. Ook oude herders vertelden dergelijke verhalen. Het nooit gevonden kasteel blijft een mysterieus fenomeen voor veel Saeftinghe-vorsers. Bleijenberg vermoedt dat de resten mogelijk gebruikt zijn voor dijkversterking, of voor bijvoorbeeld de nu gevonden vuurtoren: "Saeftinghe geeft stilaan zijn geheimen prijs."

Het gebied waar de nu gevonden vuurtoren ligt, is de plek waar de vroegere polder de Noord lag. Het is hier waar prins Maurits in 1583 de dijken van het vruchtbare Saeftinghe liet doorsteken. De eerst bekende ontpoldering, niet ter wille van de vogels, maar om het door Spanjaarden belegerde Antwerpen te ontzetten. Rond de vuurtoren liggen de sporen van menselijk leven, honderden potscherven, voor het oprapen. De scherven dateren uit de veertiende en vijftiende eeuw zo bevestigt onderzoek van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Ook spoelt het tij hier de skeletten schoon van koeien die hier vijfhonderd jaar geleden graasden in de groene polders. Tussen brokken steen steken hun ribben omhoog uit het slik. Het schor dat de afgelopen zestig jaar twee meter is opgeslibd, slaat nu weer af door de ebstroom die hier op Saeftinghe beukt. Of het kasteel van Saeftinghe ooit nog gevonden zal worden is een grote vraag. In 1968 werden al eens 32 grondboringen verricht op de plek waar het kasteel vermoed werd. Zonder resultaat. Bleijenberg denkt dat de muurresten wellicht zijn weggespoeld of in vroeger eeuwen zijn gebruikt om er gaten in de dijken van de oude heerlijkheid Saeftinghe mee te dichten.

De burgemeester klopt een MIRA-paaltje ter markering van de vuurtoren. Foto Paul de Schipper

Richard Bleijenberg vertelt burgemeester Jan-Frans Mulder over het vuurbaken. Foto Paul de Schipper

De zeehond is de graadmeter voor de vervuiling van de Schelde. In 1952 waren er naar schatting, 350 zeehonden tussen Doel en Breskens. Zij lagen bij laag water op de zandbanken o.a. in de Schaar van Waarde, de Zimmerman, bij Ossenisse en de Breskensplaat. Eind van de jaren ’50 in de vorige eeuw, kwamen de chemische bedrijven zich vestigen op de Scheldeoevers. Geen enkel bedrijf was aangesloten op de riolering en met de komst van deze bedrijven verdween de zeehond. Rond 1975 was de Schelde een open riool geworden en de politiek werd eindelijk wakker: er kwam controle op de rivier. Eind jaren ’80 werd er terug een zeehond opgemerkt en in het jaar 2000 waren het er al een tiental. Op 14 januari 2013 kwam dan deze mooie zeehond ons groeten in Saeftinghe. Dit prachtig dier van om en bij de honderd kilo is van de grijssoortigen. Wij zijn dankbaar dit nog te mogen meemaken!

Dit is één van de vele prachtige foto’s genomen op 14 januari. Doordat deze zeehond tegen de zon inkeek, was het mogelijk hem dicht te benaderen. We zien de grote snorharen. Die worden gebruikt als antennes bij het zoeken naar vis. 

Tekst Richard Bleijenberg, foto Clement Reel-terrijn

GIDS ONTDEKT VUURTOREN UIT 15DE EEUW IN VERDRONKEN LAND VAN SAEFTINGHE

KIELDRECHT - De bekende Saeftinghegids Richard Bleijenberg (77) heeft een opzienbarende archeologische ontdekking gedaan. Temidden van de slikken en schorren van het natuurreservaat vond hij de fundamenten van een oude vuurtoren uit de 15de eeuw. "Eigenlijk was ik op zoek naar het mysterieuze kasteel van Saeftinghe", vertelt hij. "Al heel mijn leven doorkruis ik het verdronken land op zoek naar overblijfselen van de burcht. Ik denk dat ik nu heel dichtbij ben."

Een oude tekening van het kasteel van Saeftinghe, dat ooit aan de oever van de Schelde stond.

Het Verdronken Land van Saeftinghe is een uitgestrekt schorrengebied van maar liefst 3.200 hectare langs de Westerschelde. In de late middeleeuwen waren het welvarende polders, waarin verscheidene dorpen lagen. Er werd vooral aan landbouw en turfwinning gedaan. Maar het was ook een heel kwetsbaar gebied. Door stormvloeden gingen in de 14de en de 16de eeuw grote stukken ingepolderd land verloren. De zwaarste tol was er tijdens de Allerheiligenvloed van 1570. Volgens de legende bleven alleen de kerktorens overeind en kan je soms nog de klokken horen luiden als vermaning voor ons allemaal. Vier jaar later sloeg de Schelde nog eens toe en reikte het 'Verdronken Land' tot Verrebroek en Sint-Gillis-Waas. In 1584, tijdens de Tachtigjarige oorlog staken soldaten van de Nederlanden de laatste intact gebleven dijken door, waardoor de vernietiging van het gebied een feit was.

HET TIJ SPOELDE DE SKELETTEN SCHOON VAN KOEIEN DIE HIER 500 JAAR TERUG GRAASDEN

De bekende Saeftinghegids Richard Bleijenberg deed samen met zijn schoonzoon Clement Reel-terrijn een belangrijke vondst over deze laatste episode van de Saeftinghegeschiedenis. Ze vonden diep in het schor de fundamenten van een oude vuurtoren die er in de 15de en 16de eeuw als baken stond voor het scheepvaartverkeer. "Het gebied waar de vuurtoren ligt, is de plek waar vroeger de polder De Noord lag", vertelt Richard. "Het is hier waar prins Maurits in 1583 de dijken van het vruchtbare Saeftinghe liet doorsteken. Rond de vuurtoren liggen de sporen van menselijk leven, honderden potscherven, voor het oprapen."

Richard Bleijenberg deed de ontdekking.

Scherven

De scherven dateren uit de 14de en 15de eeuw, zo bevestigt onderzoek van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. "Het tij spoelde ook de skeletten schoon van koeien die hier vijfhonderd jaar geleden graasden in de groene polders", vervolgt Richard. "Tussen brokken steen steken hun ribben omhoog uit het slik. Het schor dat de afgelopen zestig jaar twee meter is opgeslibd, kalft nu weer af door de ebstroom die op Saeftinghe beukt. Dit is een gevolg van de verdieping van de Schelde. Die is nodig zodat containerschepen de haven van Antwerpen kunnen bereiken, maar veroorzaakt ook zware golfslag." Volgend jaar zijn de sporen van de vuurtoren wellicht volledig weg. "Daarom hebben we de locatie vastgelegd met gps-coördinaten en is er een ijzeren paaltje in de grond geslagen om de vuurtoren te markeren. We hebben er ook een naam aan gegeven: 'Mira'. Het fundament van de vuurtoren is 3,5 meter breed en gebouwd met middeleeuwse bakstenen." Eerder vond het duo in de omgeving ook al een zogenaamde 'vuurboet'. "Dat is een wat primitievere manier om de scheepvaart met een vuurkorf te gidsen", legt Richard uit. "De 'vuurboet' staat op een 18de eeuwse kaart aangegeven als 'Lantaren van Saeftingen'. Volgens die kaarten stonden de vuurboet en de vuurtoren in één lijn om zo de schepen die vanuit Bergen-op-Zoom hun weg naar de Schelde zochten, veilig tussen de zandbanken te laten navigeren."

OUDE HERDERS VERTELDEN ME DAT ZE DE MUREN VAN HET SLOT HADDEN GEZIEN

Eigenlijk was Bleijenberg niet op zoek naar een vuurtoren, maar wel naar het mysterieuze kasteel van Saeftinghe. Al heel zijn leven droomt Richard ervan om ooit de fundamenten van deze middeleeuwse burcht aan de schorren van Saeftinghe te ontfutselen. Het kasteel 'Saeftingher Slot' werd door gravin Margaretha van Vlaanderen uit strategische overwegingen rond 1279 aan de oever van de Honte gebouwd, een deel van de Westerschelde.

Dijken

Of het kasteel ooit nog gevonden wordt, is een grote vraag. In 1968 werden al eens 32 grondboringen verricht op de plek waar het kasteel vermoed werd te staan, maar zonder resultaat. Bleijenberg denkt dat de muurresten wellicht zijn weggespoeld of in vroegere eeuwen zijn gebruikt om gaten in de dijken te dichten, of misschien wel de vuurtoren te bouwen. "Maar ik geef de hoop niet op." Bleijenberg volgt al jaren het spoor van zijn schoonvader Staf de Maayer, beter bekend als De Sterke van Saeftinghe. "Die vertelde me ooit dat hij rond 1910 nog op de muren van het kasteel had gelopen, muren van meer dan een meter dik. Ook oude herders vertelden ook  dergelijke verhalen. Intussen begeleid ik al dertig jaar toeristen door het Verdronken Land. Ik heb zo’n 40.000 tot 50.000 mensen gegidst. Het is een gevaarlijk gebied. Het tij is verraderlijk en wie de weg niet kent, riskeert zijn leven."

Boringen

Bleijenberg denkt in de buurt te zitten waar het kasteel ooit heeft gestaan, maar om dat zeker te weten, zijn nieuwe boringen of opgravingen nodig. "In ieder geval geeft Saeftinghe stilaan zijn geheimen prijs", besluit hij.

Bergemeester Jan-Frans Mulder van Hulst markeert de plek waar de resten van de vuurtoren werden gevonden.

Door Kristof Pieters

NIEUW-NAMEN - In het jaar 1968 was ik (Richard Bleijenberg) werkzaam op een peilboot genaamd de 'KIEVIT' die verhuurd werd aan het Loodswezen van Antwerpen 'Dienst Openbare Werken'. De drempels werden wekelijks gepeild van onder andere Hansweert, Ossenisse, Valkenisse en Bath. Met de pauze werd er dan aan wal gegaan, meestal in Saeftinghe op de Noord en de Marlemont, waar onze aandacht vooral ging naar wat bloot gespoeld was. 

Wij hadden in die tijd geen contact met archeologen en onze gevonden voorwerpen werden gekeurd door conservators van het Volkskundemuseum te Antwerpen. De adviezen die we kregen over onze vondsten waren 'verspoelde scherven'. Maar er stak één stuk bovenuit, dit stuk bleek silexsteen te zijn dat bewerkt was en voor ons totaal onbekend! Vele jaren gingen voorbij maar in 1983 kwam de op Nieuw-Namen bekende Meester van der Heijden groeve inzicht. Er werd hier veel vuursteen gevonden en het was de Provinciale archeoloog Dhr. R. van Heeringen die ons de kennis en de waarde voor de prehistorie wist bij te brengen, en ook Hans Jongepier (nu adviseur archeologie bij de SCEZ) als nog jonge student was bijzonder geïnteresseerd in deze materie. In 1996 liep ik samen met een collega gids een tocht in Saeftinghe, nabij de Marlemont liep het water laag weg terwijl we langs de turfkliffen wandelden zag ik met een flits een mooie kling liggen en dit op de scheiding van het IJstijdzand en het basisveen. Zonder de kennis die we gekregen hadden van R. van Heeringen hadden we dit nooit opgemerkt. En de zoektochten naar artefacten namen toe, de situatie van de vondsten werden zorgvuldig in kaart gebracht door Hans Jongepier alsook de erosie van het veen werd deskundig opgemeten. Er werden vele mooie stukken gevonden waarvan er een gedeelte tentoongesteld is in het bezoekerscentrum Saeftinghe te Nieuw-Namen. Dan kwam er plots verandering in de zaak, het werd plots stil op de Marlemont, deze site verdween door verzanding terug onder het Scheldezand en dat terwijl stilaan de jaren voorbijgingen.

Tot in het jaar 2005 om juist te zijn in de maand juni door toeval Clement Reel-terrijn leerde kennen, het bleek nog familie te zijn ook en die dan nog dezelfde interesses bleek te hebben! Zelf had ik Saeftinghe al de rug toegekeerd want alleen in dit gebied rondlopen als 70 jarige was onverantwoord. Sinds 2006 hebben we samen vele tochten door het hele gebied gedaan waaronder enkele met nieuwe ontdekkingen, tot op heden hebben we 179 tochten en 1270 km gelopen in het schor. Een tocht naar de Marlemont in april 2013 bracht ons weer terug waar ik gestopt was na het verzanden van de sites, we vonden terug enkele artefacten! Na nog verscheidene wandelingen tezamen gemaakt te hebben zijn we aan een totaal van 103 stuks gekomen waaronder microlieten, klingen, afslagen, werktuigen en een kernsteen. In zeer goede verstandhouding werken wij samen met Hans Jongepier van de SCEZ en zijn alle vondsten gemeld met foto’s en exacte plaatsen van deze vondsten. Op archeologisch gebied weten wij nu dat de prehistorische mens aan de boorden van de Schelde aanwezig was op het IJstijdzand. Maar deze site is bedreigd, niet door de mens maar door de erosie die alles doet wegspoelen in de Westerschelde.

Daarom dit verhaal uit ons persoonlijk archief

Richard Bleijenberg & Clement Reel-terrijn

'Watermens' Richard Bleijenberg stoort zich aan anti-ontpolderaars die stellen dat Scheldewater Hedwige zal vervuilen.

NIEUW-NAMEN - Richard Bleijenberg (77) uit Nieuw-Namen is een 'watermens' met een groot hart voor de Schelde. Op z’n zestiende ging hij er al garnalen vissen. Hij heeft de Schelde door de industrie zien vervuilen en na vele acties 'weer proper zien worden'. "Het stoort mij daarom zo dat anti-ontpolderaars beweren dat de Hedwigepolder na ontpoldering een depot van giftig slib zal worden."

Bleijenberg meent recht van spreken te hebben. Hij heeft zijn hele leven op en rond de Schelde gezworven, op het water en door het Verdronken Land van Saeftinghe. Hij heeft als gids duizenden en duizenden mensen kennis laten maken met het grootste brakwaterschor van West-Europa. "Ik nam mijn kinderen er ook altijd mee naar toe, toen ze klein waren. We gingen nooit op vakantie, maar naar Saeftinghe, een paradijs, als je het mij vraagt." In 1952 begon hij als knechtje van zestien jaar op de garnalenschuit van Stef Praet, de Kieldrecht 2. "Er waren dagen dat we driehonderd kilo garnalen op de wal zetten in Doel." In de Westerschelde zaten in die tijd nog meer dan driehonderd zeehonden. Tot de industrie in de jaren zestig en zeventig opkwam, in in zowel Antwerpen als Zeeland. "De zeehonden waren op een gegeven moment allemaal verdwenen", weet Bleijenberg.

"Mijn zonen vingen laatst veertig kilo garnalen op de Schelde, hoe lang geleden is dat niet?"

Als een volleerd actievoeder trok hij ten strijde tegen de vervuiling door de industrie. Meer mensen maakten zich er druk om, wat in 1990 uitliep op een mars langs de Schelde, van Breskens tot de bron in het noord-Franse Gouy. Bleijenberg: "Honderden mensen hebben daaraan meegedaan en het heeft effect gehad. De Schelde is terug veel properder geworden. Je ziet het aan de zeehonden. Je ziet het terug in de garnalenvangsten. Mijn zonen zijn laatst nog wezen vissen. Ze kwamen met veertig kilo mooie garnalen terug en een kilo verse spiering. Hoe lang geleden is dat wel?"

Anti-ontpolderaars mogen daarom van Bleijenberg alles uit de kast halen om ontpoldering van de Hedwigepolder tegen te gaan. Ze moeten echter, vindt hij, niet aankomen met het argument dat de Hedwigepolder na ontpoldering zal vervuilen. "Zij ontkennen gewoonweg wat er door anderen in de loop der jaren is bereikt om de Schelde weer zuiver te krijgen." In een uitgebreide reactie op het Rijksplan voor ontpoldering van de Hedwigepolder geeft het actiecomité Redt Onze Polders onder meer aan: 'De vervuiling in water in oplossing en ook in zwevende stof is nog altijd boven het maximum toelaatbaar risico'. Bleijenberg stelt daartegenover: "Tot in Temse, ver de Schelde op, zijn al bruinvissen gezien."

Door Harmen van der Werf

SCEZ    Archeologie    

Looierssingel 2                                                                             

4331 NK Middelburg

Tel. 0118-670870; Fax 0118-670880; E-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.                                                                      

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Dagrapport

Gemeente: Hulst       Plaats: Emmadorp     Locatie: Verdronken Land van Saeftinghe

Rapporteur: drs. J. Jongepier (SCEZ)

Datum: 6 januari 2014

Aanwezig: De heren M. Zwartelé,  F. van Velzen (gidsen), R. Bleijenberg, C. Reel-terrijn, K.-J.R. Kerckhaert (SCEZ),  J. Jongepier

Afwezig: De heren M. Buise (gids; ziek) en F. Mol (Rijkswaterstaat; verhinderd).

Weersomstandigheden: Droog; bewolkt en af en toe zon; harde wind; 13°

Aanvang werk: 10.30 uur                     Einde werk: 14.30 uur

Werkzaamheden:

Algemeen:

Archeologische graafwerkzaamheden op de slikken in het Verdronken Land van Saeftinghe. De vindplaats van een blootgespoelde cirkelvormige bakstenen structuur is nader onderzocht, na eerdere vondstmeldingen door de heren R. Bleijenberg en M. Buise uit december 2011. Daar de tijd en de middelen ontbraken om het onderzoek door een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning uit te laten voeren heeft de SCEZ haar verantwoordelijkheid genomen en de meldingen van de gidsen als vondstmelding beschouwd, waarbij de vondst in het veld is gedocumenteerd. De SCEZ heeft immers ook een vergunning om kleinschalig veldwerk na een vondstmelding te verrichten. Dit heeft de SCEZ eenmalig gedaan daar het waarschijnlijk een bijzondere vondst betreft die bovendien op zeer korte termijn verloren dreigde te gaan. Vooraf zijn over dit geplande onderzoek meerdere afspraken gemaakt. De heer R.M. van Dierendonck (adviseur archeologie SCEZ) heeft telefonisch contact gehad met de heren M. Hemminga en F. Schenk van de Stichting Het Zeeuwse Landschap, dit in verband met betredingstoestemming. In het kader van Natura 2000 is ook de provincie Zeeland ingelicht en vanuit de provincie is toestemming verleend. Rapporteur heeft M. Zwartelé (coördinator vondstmeldingen voor Saeftinghe), F. Mol (contactpersoon Rijkswaterstaat) en de archeologisch adviseur voor de gemeente Hulst, mevr. N.J.G. de Visser, op de hoogte gebracht. Vervolgens heeft mevr. De Visser de gemeente Hulst en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) ingelicht.

Veldwerk:

De structuur is in zijn geheel gedocumenteerd voordat deze zou wegspoelen en dat hield in: voor zover dat nog niet door het water was gebeurd de structuur met schop en troffel blootleggen, met behulp van meetlint en -lat tekenen, fotograferen en een grondboring verrichten om de opbouw van de bodem ter plekke te onderzoeken. De structuur was al eerder, in 2011, met GPS vastgelegd. Voor het tekenen is gebruik gemaakt van een klein meetsysteem, bestaande uit drie piketten, dat in 2012 was uitgezet. Er is met een guts met een doorsnede van 2 cm een boring verricht onder de structuur. Er is tot een meter diep geboord. Er zijn diverse foto’s gemaakt door de heren Reel-terrijn, Van Velzen en Jongepier. Het was de bedoeling om ook nog een profielsleufje door de structuur te graven om een eventuele insteek van het spoor en de bodemopbouw te kunnen zien. Vanwege de aanwezigheid van veel water en puin rondom de structuur en tijdgebrek was dit niet meer mogelijk.

Resultaten/interpretatie:

De ronde bakstenen structuur is een geïsoleerd spoor met een klein restant van een opbouw en een vloertje. De opbouw van de structuur had een diameter van 3.45 m en bestond aan de westelijke zijde uit nog vier steenlagen met versnijdingen van 2.5 cm. breed. Op het onderste niveau had de structuur een diameter van 3.60 m. Aan de oostelijke zijde was er op een plek nog slechts één steenlaag overgebleven, dus het onderzoek heeft nog juist op tijd plaatsgevonden. Uit metingen bleek dat het maaiveld ter plekke van de structuur in iets meer dan een jaar tijd met 14 cm. door wegspoeling was verlaagd. De bakstenen zijn laat-middeleeuwse moppen. Mogelijk gaat het hier om hergebruikt materiaal daar het voornamelijk stukken zijn. Een complete baksteen had afmetingen van 29 x 14 x 6.5 cm. wat wijst op een datering in de veertiende eeuw. Tussen het puin dat zich op en naast de overgebleven structuur bevond lagen enkele, voornamelijk grijze, aardewerkscherven uit de late Middeleeuwen. Daar de breukvlakken nogal waren afgerond kunnen ze verspoeld zijn en hoeven ze niet per se aan de structuur te worden toegeschreven. Volgens de vondstmelders zou het goed een vuurboet voor de scheepvaart kunnen zijn geweest. In de directe omgeving was er in december 2009 na erosie van het schor en het slik ook al een ontdekt. Brandsporen zijn bij de ronde structuur echter niet waargenomen. Wel is er in 2012 een plak pek gevonden. De afstand tussen de twee vuurboeten bedraagt ongeveer 80 meter. Of de twee vuurboeten gelijktijdig hebben gefunctioneerd is nu nog niet zeker. Die uit 2009 ligt naar schatting een meter hoger. Waarschijnlijk staan beide vuurboeten afgebeeld op een oude kaart van Hattinga uit 1745 met de tekst: Lantaren van Saaftingen.

Het profiel in de boring onder de vloer van de vuurboet ziet er als volgt uit: 0-100 cm. Verrommelde grijze zandige klei met hier en daar humeuze vegen. Of er sprake is van een plaggenstructuur, waarop de vuurboet is aangelegd, kon met deze boring niet duidelijk worden aangetoond. Wel zag de bodem er verrommeld uit.

Bij de in 2009 ontdekte vuurboet - waarbij overigens wel veel houtskoolbrokken en ook laat-middeleeuws aardewerk zijn aangetroffen - is na het onderzoek aan de ronde structuur nog een klein stukje muurwerk met de schop verder blootgelegd, nadat het door erosie van het slik in 2013 te voorschijn was gekomen. De afmetingen ervan bedragen: 76 cm. lang, 29 cm. breed en minimaal 40 cm. diep. Op die diepte was er een versnijding van een halve baksteenbreedte, die niet verder is gevolgd. Het baksteenformaat bedroeg: 17 x 9.5 x 4.5 cm. wat wijst op een datering in de Nieuwe tijd.

Afspraken:

Het veldwerk voor de ronde vuurboet is vandaag afgerond. Rapporteur zal een rapport opstellen dat aan alle betrokken instanties en personen zal worden toegestuurd.

Officieel gidst hij niet meer. Maar het Verdronken Land van Saeftinghe loslaten? Nee, dat kan Richard Bleijenberg niet. Met schoonzoon Clem blijft hij speuren naar resten uit ’n ver verleden.

De Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) zou dolgraag het gebied in gaan om de vindplaatsen van de prehistorische vuurstenen te documenteren. Maar de situatie is 'nu maar even niet' zegt Hans Jongepier. Als archeoloog bij SCEZ is hij gespecialiseerd in de prehistorie en blij met bevlogen en actieve amateurs als Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen en zijn schoonzoon Clem Reel. Maar er is wat wrijving in natuurgidsenland. Nieuwe regels voor de toegankelijkheid hebben Jongepier in een lastig parket gebracht. Sinds de jaren '90 gaat hij af en toe met Bleijenberg de slikken op, maar Richard is geen natuurgids meer en volgens de jongste regels moet er altijd een 'echte' gids mee Saeftinghe in, iemand die namens Het Zeeuwse Landschap (HZL) groepen rondleidt. En zo’n gids meenemen ziet ouwe rot Bleijenberg niet zitten: onnodig omdat hij zelf het gebied als geen ander kent, ongewenst ook vindt hij, omdat hij bang is dat anderen met zijn ontdekkingen aan de haal gaan.

Richard Bleijenberg in 1997 met een eiken vondst uit de middeleeuwen bij het aardkundig monument in Nieuw-Namen. Foto’s Camile Schelstraete

SCEZ beraadt zich over de ontstane patstelling, zegt Jongepier. Een afspraak met Richard en Clem de schorren in te gaan, zegde hij vorige week in afwachting daarvan maar af. "Probleem is dat het materiaal erodeert. Het spoelt gewoon weg en dat is erg jammer. Bleijenberg en Reel zijn het meest actief op archeologisch terrein, de andere gidsen zijn vooral van de natuur en melden niet zoveel als zij. Dankzij hen heb ik al veel vuurstenen in kaart kunnen brengen, met een fraaie spreiding." Bleijenberg ziet het als een soort roeping, zijn archeologenwerk in Saeftinghe. Hij kreeg er ook veel waardering voor, onder meer in de vorm van een lintje. "Ik was er als kind al in geïnteresseerd en in de tijd dat ik voer  op de Schelde heb ik veel waardevols langs de oevers gezien. En let op hé. Ik heb veel mooie dingen gevonden omdat ze vanzelf bloot kwamen te liggen, zoals een Romeinse hielbijl. Ik ben beslist geen schatgraver. Ik loop niet met een metaaldetector rond." In 1982 werd vlakbij zijn huis de monumentale geologische groeve geopend die een paar jaar gelden nog een flinke facelift kreeg met Europees geld. Ook daar lag vuursteen uit de prehistorie, door Hans Jongepier van SCEZ gedateerd op vijf- tot zesduizend jaar voor Christus, zegt hij. "De laatste vier jaar hebben we in Saeftinghe ongeveer 350 stuks gevonden. En ik heb ook een vuurbaken gevonden, dat hebben we Mira genoemd. Vuursteen ligt op laag water, daar kan het bloot komen en als je het niet opraapt, spoelt het de Schelde in."

Richard Bleijenberg (r) en Clement Reel zijn bevlogen Saeftinghegangers.

Iets archeologisch waardevols meenemen mag je als amateur niet. Je bent verplicht vondsten te melden bij de overheid, in dit geval de Stichting Cultureel Erfgoed die ook een opgravingsbevoegdheid heeft. Maar als iets aan de oppervlakte ligt en het 'onherroepelijk verloren gaat' als je het niet meeneemt, bijvoorbeeld door de getijdebeweging, mag je het weer wel oprapen. Als je dat dan weer maar meldt en afgeeft bij de zogeheten vondstcoördinator archeologie, die het spul doorsluist naar SCEZ en het Zeeuws Archeologisch Depot. En daar zit ‘m de crux, voor Bleijenberg dan. Want hij vertrouwt die coördinator niet. Denkt dat die dan zelf met de eer van de vondsten wil gaan strijken. Mark Zwartelé, vrijwillig gids, voorzitter van de archeologische werkgroep Hulst en vondstcoördinator Saeftinghe, haalt er zijn schouders over op. "Het Zeeuwse Landschap heeft eind vorig jaar regels voor het gebied opgesteld: voor de toegankelijkheid en voor archeologische vondsten. De regels zijn overzichtelijk en logisch, bedoeld om het gebied te beschermen. Niemand doet er moeilijk over, maar kennelijk heeft Bleijenberg er wel een probleem mee. Hij doet alsof een archeologische vindplaats ook zijn vindplaats is." Volgens Pepijn Calle van Het Zeeuws Landschap is er in ieder geval geen interne discussie over noodzaak of inhoud van de nieuwe regelgeving. "Het gaat om landelijke voorschriften en veiligheidsregels. Ze zijn geënt op de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Monumentenwet. Zo is het voor vergunninghouders (lees: gidsen, FI) duidelijk wat wel en niet mag. Ze moeten een bezoek vooraf bijvoorbeeld altijd melden bij het bezoekerscentrum." Volgens Bleijenberg is er in Saeftinghe onderhand sprake van een groene terreur. "De gidsen hebben de macht gegrepen en die willen er een ghetto van maken met hun regeltjes. Het boek De Sterke van Saeftinghe, (van Paul de Schipper) over mijn schoonvader, dat mag bijvoorbeeld ook niet in het bezoekerscentrum liggen. Dat is toch pure censuur? Kijk, ik loop inmiddels zestig jaar in Saeftinghe, in totaal meer dan 50.000 kilometer, schat ik. Ik ging er vroeger tijdens vakanties met het gezin naar toe, leidde allerlei bekende mensen rond, een paar ministers, koningin Beatrix, mensen van tv. Die vroegen naar mij omdat ik een buitenbeentje was. Ik liep op mijn blote voeten en in oude kleren. Ik vertelde verhalen over vissen, jagen, stropen. Dat vonden mensen leuk. En nu willen ze mij met die regeltjes afremmen?"

VERDRONKEN LAND VAN SAEFTINGHE

·  Schorgebied van zo’n 3.600 hectare groot (5 kilometer breed) in de Westerscheldemonding.

·  Uniek in Europa vanwege uitgestrektheid, aanwezigheid vele vogels en omdat het een beeld geeft van Zeeuws oerlandschap (slikken, platen, schorren en geulen).

·  Tot in de late middeleeuwen was het een poldergebied; door stormvloeden ging het land verloren.

·  In Emmadorp is een bezoekerscentrum; een groot deel van Saeftinghe is alleen toegankelijk onder leiding van een gids.

·  Archeologische vondsten moeten worden gemeld bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, verzamelen van privécollecties is niet toegestaan, graven evenmin.                       

Tegenwoordig loopt hij met zijn schoonzoon in Saeftinghe. Richard heeft daarvoor bij wijze toestemming gekregen van de directeur van Zeeuwse Landschap. Maar waar de zeggenschap van ZL ophoudt en overgaat naar Rijkswaterstaat is niet duidelijk. Frans Mol, hydrograaf bij Rijkswaterstaat Zee en Delta: "De vaargeul en het gebied dat droog valt, vallen onder ons. Ergens gaat het over naar Zeeuws Landschap, maar waar precies weten we niet. Er is nooit noodzaak geweest dat uit te zoeken. De grenzen verschuiven ook, er komt wel eens wat land bij en er gaat wel eens wat af." Hoe dan ook, het is niet de bedoeling dan Jan en Alleman er rondstruinen, vindt vondstcoördinator Zwartelé. "Daar is het gebied te kwetsbaar voor. Bovendien, zo veel is er in Saeftinghe niet te vinden. Saeftinghe is in 1585 verdronken, de mensen trokken weg en de restanten van het dorp verdwenen onder een dikke laag slib. Mijn schuur ligt echt niet vol vondsten." Richards schoonzoon Clem denkt juist dat er in Saeftinghe  'waarschijnlijk nog vele schatten verborgen liggen'. "Je krijgt er echt een kik van als je iets tegenkomt wat 8.000 jaar oud blijkt te zijn. De adrenaline stroomt door je hele lichaam als je een artefact vindt of iets dat jaren in de grond verborgen zat en nu aan de oppervlakte komt. Het geeft een euforisch gevoel. Je vraagt je af: wie heeft dit bewerkt en hoe zagen die mensen er uit? Op archeologisch gebied zijn de stukken erg waardevol. Ze geven een beetje een beeld hoe en waar de prehistorische mens leefde.”

Zo zien de vuurstenen er uit waarvan Bleijenberg en Reel er intussen zo’n 350 aantroffen in Saeftinghe.

Door Florence Imandt

Sporen van drie miljoen jaar terug liggen gebroederlijk naast resten van enkele honderden jaren oud in de Meester Van der Heijden Groeve.

Verborgen parel - Aan het randje van Zeeuws-Vlaanderen, tegen de Belgische grens aan, vind je een prachtig stuk natuur: de Meester Van der Heijden Groeve. De wandeling er naartoe start achter de kerk in het dorp. Van daaraf wandel je door een klein bos via het schelpenpad, richting de groeve. Een rustig bos waar je de vogels hoort fluiten en kunt genieten van de natuur. Kauwen, kraaien en andere vogelsoorten vliegen in grote aantallen door het bos. En steevast loopt de 76-jarige Richard Bleijenberg ook ergens rond. "De groeve voelt als mijn achtertuin. Sinds ik klein ben, kom ik hier al dagelijks."

Vandaag is het niet anders. Bleijenberg komt er al vele jaren, en kan dan ook honderduit vertellen over het gebied. "Vroeger was dit een klein grasveld waar ik altijd speelde", verteld hij. Na het schelpenpad wandel je door over een plankier naar de groeve. Kijkvensters in het plankier tonen een aantal opvallende vondsten: sommige uit de moderne tijd, maar de oudste schatten zijn meer dan drie miljoen jaar oud en stammen uit het plioceen-tijdperk.

De zandsteenbanken van de Meester Van der Heijden Groeve in Nieuw-Namen. Foto’s Peter Nicolai

Bleijenberg, trots: "Al deze vondsten heb ik jaren lang zelf bewaard in een glazen vitrine. Toen het plankier werd gemaakt, hebben deze bijzondere stukken een mooie plek gekregen, zodat iedereen ze kan bezichtigen." Drie miljoen jaar geleden lag Nieuw-Namen nog aan het strand, het strand grensde direct aan de Noordzee. Het klimaat was warmer dan nu. In deze tijden belandde er veel ijzer in de donkerbruine, harde zandsteenbanken van de groeve. Jaren later veranderde het klimaat en de temperaturen daalden tot ver onder het vriespunt. De vorstscheuren in zandsteenbanken zijn nog zichtbaar.

"Dit zand werd afgegraven en verkocht, de kautermollen verdienden er hun geld mee." Richard Bleijenberg

De Meester Van der Heijden Groeve is het laatste overgebleven stuk strand van Nieuw-Namen. Dit is de enige plek waar de overgang van zand uit het plioceen naar de zandlaag uit het pleistoceen (ruim tweeënhalf miljoen geleden) nog zichtbaar is. Bleijenberg wijst: "Vroeger werd dit zand afgegraven en verkocht, de kautermollen verdienden hiermee hun geld." Kauter betekend 'heuvel in het landschap', door hun praktijken kregen de bewoners al snel de bijnaam kautermollen. De ontstane putten en gaten in de groeve werden opgevuld met huisafval. Bleijenberg: "In 1983 ben ik samen met andere vrijwilligers aan de slag gegaan om afval weg te halen. De unieke profielen van de groeve werden daardoor weer zichtbaar."  Het overgrote deel van de vuilnisbelt bleef toch liggen. In het voorjaar van 2011 zijn de Provincie Zeeland en Staatsbosbeheer een project gestart om de vuilnisbelt te saneren en het gebied opnieuw in te richten. Mede door de inspanningen van Bleijenberg, die voortdurend het unieke karakter van het gebiedje onder de aandacht van bezoekers en wetenschappers bleef brengen. "Ik heb door de jaren heen minimaal 33.000 bezoekers rondgeleid. Zonder hen was het niet gelukt." De groeve is zo ingericht dat de bezoekers de zandsteenbanken goed kunnen bezichtigen, maar er niet bij kunnen komen. Ook is er voor kinderen een zandbak gegraven, hierin mogen kinderen zelf graven en graaien.

Ondertussen vertelt Bleijenberg over een plek die hij 'de schatkamer van ome Tom' noemt. "Het is een bijzondere plek voor mij, ik heb het nog nooit aan iemand anders dan mijn familie laten zien. Ik veeg elke dag het pad zodat ik kan zien of er voetstappen van iemand anders op staan." Voor de schatkamer moeten we in het bos zijn. In het bos hangt een kinderfoto op een vogelhuisje. "Dit is mijn kleinkind, vroeger heb ik op deze plek paaseieren gezocht. Mijn kinderen en kleinkinderen hebben dat ook altijd gedaan. Daarom heb ik hier een vogelhuisje opgehangen", zegt Bleijenberg geëmotioneerd. Aangekomen bij de schat van ome Ton, laat Bleijenberg eerst een grote berg oude potten zien. "Dit is een oude melkkoker, vroeger kwam de melkboer aan de deur en schonk de boer de melk in je eigen pan." Al deze spullen lagen onderaan de vuilnisbelt. Als we een stukje doorlopen, komen we uit bij de afgesloten hek, hierachter bevindt zich de schatkamer. "Het grootste bewijs van het ontstaan van de groeve is hier te zien", zegt hij trots: een kleine hut, gegraven in het bos en is overdekt met houten palen en een stuk zeil. In de hut is te zien hoe de afzettingen van de zee door de jaren heen is geweest. "De afzetting is in verschillende lagen te zien. De rand van de vloedlijn, de schelpenlaag en de voet van de helling zijn goed zichtbaar." Door de vele vondsten hier in de groeve is het duidelijk dat hier leven is geweest in de prehistorie. "Er zijn onder meer hier pijlpunten en vuistbijlen gevonden die gemaakt zijn van vuurstenen. Dit waren werktuigen uit het stenen tijdperk." De vuurstenen die gevonden zijn, komen uit de krijtperiode, ze zijn ongeveer een miljoen jaar oud.

Richard Bleijenberg gaat voor naar de 'schatkamer van ome Tom'.

Tussen de zandlagen liggen ook bijzondere schelpen. Deze zijn vooral gevonden tijdens de grote opknapbeurt in 2011. De meeste schelpen in de zandlaag op de groeve zijn versteend. "De schelpen die versteend zijn, kunnen er al duizenden jaren liggen." Bleijenberg raapt er een op. "Het feit dat deze ook nog eens heel is, maakt deze schelp erg bijzonder."

Voor de Meester Van der Heijden Groeve hoeft geen entree betaald te worden. Door het plankier is de groeve ook voor minder valide mensen te bezichtigen.

Door Jerry van Luijk