1985.07.22 Middelburgsche Courant: MIDDELBURGSCHE COURANT 15 MEI 1858

Geschreven door RtC

DE BODEM VAN HET GEHUCHT DE KAUTER ACHTER HULST

In de Middelburgsche Courant dato 4 juni 1857, gaf ik mijne gedachten te kennen over het vinden van tertiaire gronden aan Den Kauter, achter Hulst, en te gelijker tijd mijn voornemen hierover het oordeel te vragen van den heer Staring te Haarlem.

Bij een, over eenige weken ontvangen schrijven, noemt die heer het vinden dezer plaats merkwaardig: omdat 1. het tot dusver de eenige bekende is binnen onze grenzen, en 2. ook daarvoor eene meer noordelijke ligging wordt aangewezen, dan men tot dus verre kende, waar deze soort van tertiaire vorming voorkomt. Het roode zand met kalkkorsten en versteeningen van zeeschelpen aldaar gevonden, behoort tot de zoogenaamde crag van Antwerpen (het système scaldisien van Dumont), en worden op de geologische kaart van België als de meest noordelijke punten waar deze voorkomt, aangegeven op de linker Scheldeoever Verrebroek en Calloo, en op den regteroever Kruisschans en Donck bij Eeckeren. Dat die echter in de diepte nog veel meer noordelijk voorkomt, is niet onwaarschijnlijk, zoo als de laag bij Westwezel gevonden, schijnt te bevestigen. Volgens mijn gevoelen wordt zij ook gevonden bij Hollandsch Clinge, St. Jan Steen en Koewacht, alwaar ik evenwel nog alleen op de oppervlakte, het roode zand en eenige vuursteenen, doch tot hiertoe geene versteeningen van zeedieren heb aangetroffen. Om Antwerpen ligt dit zand eveneens aan de oppervlakte; de geologische tuin en de citadel, onder anderen, liggen daarop. De menigvuldige versteeningen van zeedieren, welke in de belgische crag voorkomen, zijn door de heeren de Wael en Nyst nauwkeurig onderzocht en beschreven. Behalve walvischbeenderen en haaijentanden, die er dikwijls in voorkomen, hebben deze heeren meer dan 200 soorten van schelpen en hoorns daarin gevonden. De plaatselijke benaming van crag (rots, rotssteen) wordt bepaald aan het roode zand, met genoegzaam de zelfde versteeningen, gegeven, voorkomende op de kust van Suffolk in Engeland, terwijl men buitendien deze en de belgische, elders geene, crag aantreft, als alleenlijk nog in Normanije. De engelsche crag is van verschillenden ouderdom. De onderste of oudste laag is zelden meer dan zes el dik, wit van kleur en hoofdzakelijk bestaande uit overblijfselen van koralen. De jongere laag, die overeenkomt met de belgische, de zoogenaamde roode crag, is gewoonlijk iets dikker dan twaalf el en bestaat uit rood gekleurd zand dat eene zeer groote hoeveelheid schelpen en hoorns bevat. Men heeft daaronder niet minder dan 450 verschillende soorten leeren onderscheiden. De crag van Antwerpen heeft de heer de Wael gemeend in drie afdeelingen van verschillenden ouderdom te kunnen splitsen, de onderste of oudste noemt hij zwarte crag, de middelste grijze crag en de bovenste of jongste afdeeling gele crag. Degene die aan den Kauter voorkomt, schijnt met die bovenste gele laag overeen te komen. 

Van alle tertiaire gronden die in België voorkomen, is de crag de jongste. Onmiddellijk wordt zij bedekt door de zanden van het diluvium, die het land van Waes, de belgische Kempen en een groot gedeelte van Nederland bedekken of onmiddellijk den ondergrond van kleilanden en veenen vormen. Het is dit diluviale zand waartegen de polderklei van Zeeuwsch-Vlaanderen grenst; komt hier alzoo crag voor den dag, dan moet die of onder het zand liggen of op van zand ontbloote plekken.  Onder de crag is het niet onwaarschijnlijk dat men de leem met mergelkoeken van Rupelmonde zal vinden, maar op welke diepte, is van te voren niet te bepalen. De zeldzame, door mij aan Den Kauter, doch elders in dit district nog niet gevonden planten, zijn de volgende: Anthriscus vulgaris pers (kervelaardig stekelzaad), zeer menigvuldig; Holosteüm umbellatum L. (gekroond heelbeen), eene voor Zeeland nieuwe plant; Sisymbrium Sophia L. (Sophie waterkers), en Saponaria officinalis L. (gewoon zeepkruid). De heuvel vertont zich voor het overige dor en zandig en de plantengroei niet zeer levendig; aardappelen en andere tuinvruchten schijnen hier echter goed te leven. De boomen zijn hier laag en eenigzins struikachtig, zoo als zij meermalen voorkomen aan onze duinen. In de onmiddelijke nabijheid van Den Kauter vindt men een dijk geheel beplant met de Juglans regia L. (de gewone okkernootenboom), welke vruchten, nog onrijp zijnde, afgeslagen en met derselver groene basten omkleed naar Engeland verzonden worden, naar het schijnt tot gebruik voor de ververijen. De schelpen zijn in de engelsche crag zoo menigvuldig, dat men sedert lang deze bezigt tot het mergelen van bouwland. Welligt is onze crag van Den Kauter en elders in den omtrek mede daartoe te gebruiken; en wanneer men bedenkt welke hooge waarde mergel heeft voor het telen van klaver en andere peulvruchten in de eerste plaats, dan zal men het belang erkennen moeten, zoo uit een wetenschappelijk als landbouwkundig oogpunt, van dit naauwkeurig te onderzoeken. Aan mijnen vroeger geuiten wensch van een deskundig onderzoek namelijk, zal waarschijnlijk binnen kort worden voldaan, dewijl de heer Staring, aan wien ik de meeste der bovenstaande opmerkingen verschuldigd ben (1), mij de verzekering gegeven heeft, in het belang zijner geologische kaart nog dezen zomer ons Zeeuwsch-Vlaanderen te zullen bezoeken.

Hoek, 24 april 1858       

A. WALRAVEN

(1) Zie ook het werk van dezen bekwamen geoloog “De bodem van Nederland”, 2de deel, pag.10 enz. Haarlem, Kruseman 1857.

J.d.B. 22/07/1985