1984.01.03 Het Volk: Het zwijgende zand van Nieuw-Namen

Geschreven door RtC

HULST - In een hoekje van Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen ligt het oudste stukje Zeeland. Het "zandgelaag" van Nieuw-Namen. Het is een hoge harde zandrug met veel barsten. Littekens van aardbevingen?  Schudde hier ooit de grond? Wetenschappers staan voor raadsels. Ze kunnen het verleden lezen uit de aarde, maar het zwijgende zand van Nieuw-Namen laat nauwelijks iets los.

Daar in de groeve aan het Kerkpad ziet men Zeeuwsch-Vlaanderen ontstaan, laag na laag. Twee miljoen jaar in een oogopslag. De pleistocene groeve van Nieuw-Namen is sinds deze zomer officieel voor het publiek opengesteld. Daarmee kreeg Nederland zijn eerste beschermend geologisch monument. Een simpele kluitenijker is er ziende blind, maar aan de hand van gids Richard Bleijenberg gaat een wereld open van dinosaurussen en holbewoners, de wereld van de homo erectus die hier z’n speer zwaaide en het vuur uit de stenen sloeg.

KAUTER

De groeve ligt op de Kauterheuvel. Kauter is een oud Vlaams woord voor hoogte. Is de heuvel nu een bedevaartsoord voor studenten geologie, bijna duizend jaar geleden stond er een kapel. Boetvaardige Gentenaars en Bruggelingen deden er hun penitentie. Het gebied van Nieuw-Namen heette toen Hulsterloo. Vast staat dat zich op deze hooge plaats monniken hadden gevestigd. Van de heuvel af begonnen ze met dijkaanleg en inpolderingen. Bij dat werk gebruikten ze het lemige prehistorisch zand van de Kauter. In de Tachtigjarige Oorlog bouwden de Spanjaarden er een fort. Bejaarde inwoners van Nieuw-Namen kunnen nog vertellen hoe ze vroeger met "kaleboussen" speelden, de kanonskogels van het geschut van de hertog van Parma. Ze kwamen tevoorschijn bij het afgraven van de Kauter. "Het is het oudste plekje van Zeeland, daar durf ik m’n vingers voor in het vuur steken. Voor de wetenschappers is het vooral van belang omdat dit de enige plaats in Nederland is waar zee-afzettingen van meer dan twee miljoen jaar oud gewoon aan de oppervlakte liggen". Richard Bleijenberg daalt af in de groeve die met haar beschermende status ook voorzien van een keurige afrastering en trapjes. Hij wijst naar de keurige lagen grond. "Hier dat roestbruine. Dat noemen ze hier rostzand, rood zand. Dat rode is eigenlijk gewoon roest, ijzerhoudend zand dat door vocht geoxideerd is". Hij vertelt hoe er honderden jaren lang zand weggehaald is uit de Kauter. Bleijenberg: "Niet alleen door de monniken. Na 1900 was het een hele industrie. Met paard en wagen ging het naar boerderijen voor verharding en naar Kieldrecht: een kwartje voor een karrevracht. Je zou het beeld van Nieuw-Namen van weleer het best kunnen vergelijken met een hoop wroetende mollen. Vandaar ook dat de inwoners nog steeds Kautermollen genoemd worden". Er zijn aardige anecdotes uit die tijd zoals die van zandvoerder Jules de Koning. De man vloekte zo hard tegen z’n paarden dat de pastoor van Nieuw-Namen hem regelmatig tot bedaren moest brengen. Tot leedwezen van de pastoor verzetten de dieren na een beschaafd Vlaamse aanmaning geen stap. Waarop Jules weer aan het vloeken sloeg en de pastoor zijns weegs ging. Diezelfde parochieherder maakte trouwens een goede zaak met z’n collega in het nabije Belgische Kieldrecht. Op het kerkhof van Kieldrecht lagen de graven in de natte klei. De pastoor van Nieuw-Namen die hoog en droog op de Kauter woonde liet prompt een deel van z’n eigen kerkhof, naast de huidige groeve, afgraven. Dit om de graftechnische situatie bij z’n collega te verbeteren.

MOLLEN

In die dagen woonden de inwoners van Nieuw-Namen bijna letterlijk als mollen in de grond. En waarom ook niet. De heuvel ligt zes meter boven NAP en is daarmee nog steeds de hoogste plek in Zeeuwsch-Vlaanderen en een van de oudste bekende bewoningskernen. De “woningbouw” was er als volgt: eerst een flink vierkant gat uitgraven, een paar lage muren erom heen en vervolgens een rieten dak erop. De vloer werd aangestampt met natte klei. Niet meer dan armzalige hutten dus. Het verblijf moet er bar en ongezond geweest zijn. In droge periodes joeg de wind het zand door alle kieren en gaten. Bleijenberg weet nog hoe het soms centimeters hoog tegen de drempel lag. "Dat was een plaag. De mensen kregen er rode ogen van, zandogen, net als in de woestijn", vertelt hij. Het volk dat opgroeide op het prehistorisch zand van de Kauter heeft z’n bijnaam “mollen” altijd eer aan gedaan. Andermaal Bleijenberg: "Zie je de baggerschepen op de Westerschelde, dan kun je er zeker van zijn dat er Kautermollen aan boord zitten. Je kunt geen land ter wereld vinden of ze hebben er gewerkt in het baggerbedrijf, maar ook in de goudmijnen: Congo, China, Zuid-Afrika, overal wordt op z’n Kauters geklapt". 

Boven de dikke laag geperste roestbruine grond kan men in Nieuw-Namen strepen zand zien zitten. Ontstaan door het eeuwigdurende ritme van eb en vloed. Dat betekent wel dat zelfs op deze hoogte ooit water heeft gestaan. Bleijenberg, die op z’n pantoffels door de groeve sloft, laat haast eerbiedig, z’n vinger langs de randen gaan: "Het water is hier geweest, maar dat was in een tijd dat er op heel de wereld nog niemand rond liep. Kijk hier die gaten… wormgangen. Hier kropen al wormen, toen wij nog niet eens rechtop stonden". Hij krabt een stukje schelp uit het zand. Het is een broos fossiel, dat verdacht veel lijkt op het embleem van een van de grote olie-multinationals. De gids van Nieuw-Namen: "Dat is het Shell- embleem. Dat kenden ze 2 miljoen jaar geleden ook al, nu komt die schelp hier niet meer voor". Op een vlak stuk zakt hij door de knieën en wijst naar scheuren in de harde rode grond: "Dat zijn krimpscheuren. Dat duidt op grote temperatuurverschillen. Dat kan van een aardbeving geweest zijn, maar misschien ook door druk van ijs. Geologen en zelfs een oud-hoogleraar hebben het bekeken, maar ze weten niet wat het is".

GEOLOGISCHE WAARDE

De eerste die de geologische waarde van de Kauter van Nieuw-Namen ontdekte was de huisarts A. Walraven uit Hoek. In 1857 wees hij het Koninklijk Zeeuws Genootschap op de merkwaardige grondstructuur in het centrum van het dorp. In 1911 bezocht de geoloog dr. P. Tesch de groeve. Hij vond er een stenen pijlpunt daterend van 2000 jaar vóór Christus, de tijd dat in Israël de aartsvaders rondtrokken en Babylon tot bloei kwam. En Zeeuwsch-Vlaanderen kende toen nog geen schuttersgilden. De eigenlijke pionier van de pleistocene groeve is de toenmalige hoofdonderwijzer van Nieuw-Namen Cyriel van der Heijden. Dagelijks sloeg hij de "wilde" afgravingen gade. Het merkwaardig grondprofiel van de Kauter trok al voor 1930 z’n aandacht. Van der Heijden is nu 85 en hij woont in Aardenburg. "Ik interesseerde me voor geologie en ging er vaak kijken. De mensen vonden dat maar raar en ook de gemeente begreep het niet. Wat doet die bovenmeester daar in het zandgelaag. "Da’s slechte grond zeiden ze, d’r groeien zelfs geen aardappels op". Ik wilde de oorspronkelijke put bewaren voor de wetenschap, maar ze hebben er later een vuilnishoop van gemaakt. Ze gooide er rommel en viskoppen in". Van der Heijden bracht z’n enthousiasme voor de groeve over op z’n kinderen. Bleijenberg was er een van. Met aardrijkskundeles trok hij naar de Kauter. Langzamerhand wist iedere dorpeling dat de "bovenmeester" vondsten van de Kauter verzamelde. Schelpen, vuurstenen en zelfs een walvisrib heeft hij in z’n collectie. Van der Heijden: "Met die rib is een professor precies een hele dag bezig geweest". De pleistocene groeve van Nieuw-Namen… een simpel gat in de grond… of een begin van het Zeeuwsvlaamse land? Het zand zwijgt maar de gekleurde lagen vertellen het verhaal van Darwin, het theologisch nog steeds omstreden verhaal van de revolutie. Richard Bleijenberg, de gids, loodst er de bezoekers met toewijding over de duistere paden van de prehistorie. Hij demonstreert graag een vuursteen, ketsend tot er een schroeilucht opstijgt. Of hij vertelt over het volk van Nieuw-Namen, de vissers en de boeren die er leefden in hutten en holen op een eilandje. Op een paar vragen weet hij nog geen antwoord. Hoe komen die scheuren er in de aarde en… wie verloor er, dwalend door de drassige delta, 2000 jaar geleden een pijlpunt in Nieuw-Namen?

CARNAVALSLIED

Nieuw-Namen is een dorp van de "Kautermollen", de gravers op de heuvel. Historie en prehistorie van dit stukje Oost-Zeeuws-Vlaanderen werkt zelfs door in het plaatselijke carnavalslied. Het verwijst naar garnaalvissers, het zandgelaag, het rost zand en de keet waar de bevolking van het dorp lief en leed deelde. 

Een van de coupletten luidt als volgt:

We zimme ammel gruut gebrocht

Mi gjernot en mi krekels

We spilden in ut zandgeloag

En zwomme in de kwjaa

Ons floere broek hing vol rost zand

Da kost os nikske geve

Der woare stammenees genoeg

Dus dust emme nie gat

’t is vriet, ’t is vriet

… we weunden in de kiët.

De gids Richard Bleijenberg leidt het publiek door de groeve van Nieuw-Namen.