Toon items op tag: Wieman
Mijn allereerste kennismaking met deze man was in 1952 op de Schelde als vissersknechtje bij Staf Praet aan boord van de K2, toen wij een slijkbak passeerden, het was de S.G.D.3. Staf stak zijn hand omhoog en riep naar de drie mannen aan boord van het schip: Jefke de Pekker, de Wieman en De Sterke. Staf riep hen bij hun bijnaam. De man aan het roer was De Sterke. Ik wist toen natuurlijk nog niet dat deze man later mijn schoonvader zou worden. De jaren gingen en kwamen en het bijzondere was dat ik als jongen van Nieuw-Namen steeds naar Kieldrecht ging. Bij die mannen voelde ik mij echt thuis. In Kieldrecht waren er ook twee cinema’s. Het was daar waar we meestal onze eerste lief tegenkwamen, al was dit ook meestal in het donker. Maar er was ook vrouwvolk bij die niets van Hollanders moesten hebben! Maar in 1958, het jaar van de wereldtentoonstelling in Brussel, ontmoette ik mijn vrouw in het café bij R. De Baere (het was weer hetzelfde liedje: die vervelenden Hollander is er weer). Ik vertelde over de sleepboot waar ik op werkte en over haar broers die ik ook kende en zo kwamen de eerste gesprekken. Ze was een meisje uit een gezin van 10 kinderen; zij enig meisje met 9 broers. Ze was een flink uit de kluiten gewassen vrouw, daar viel niet mee te lachen, dat merkte ik al vlug. Het duurde nog vele zondagen alvorens ik haar naar huis mocht brengen tot juist aan de deur aan de Pillendijk 9. Maar het werd serieus en ik wilde graag kennis maken met haar familie. Maar om binnen te mogen komen, moest ik toen de toestemming vragen aan haar vader, en dat was dus De Sterke. De Sterke was zondagnamiddag steevast te vinden in het café bij Fiel Keul. Juliana, mijn toekomstige vrouw, zei: geef hem maar een paar pinten en dan komt het wel goed. En zo is het ook gebeurd, ik dacht: eerst de boom, de takken komen later wel! De eerste keer dat ik daar thuiskwam, zal ik nooit vergeten. Het was er kraakhelder en proper. Juliana’s moeder was ziek en lag al meer dan een jaar plat te bed op een slaapkamertje. Ze had veel verzorging nodig. Die verzorging, evenals het volledige huishouden en de zorg voor het gezin was voor Juliana. Na 6 maanden verkering was het zover: we zouden gaan trouwen! Met de zware taken van Juliana kon dit normaal niet, maar het was van moeten! Op 9 mei 1959 was het zover, het werd geen geweldig feest, want mijn schoonmoeder was erg ziek. De dag na het feest werden we al vroeg gewekt, want moeder moest om 8 uur verzorgd worden. Het was rond deze tijd dat ik met De Sterke de schorren in trok om er bot te steken en te vissen. In deze tijd leerde ik De Sterke echt goed kennen. Wat mij opviel was dat hij een grote hekel had aan pastoors en alles wat heilig was. Bij het bot steken kon hij enorm vloeken als er wat misging, soms wel ellenlange kettingvloeken. Op een mooie dag toen we aan het vissen waren, ging het wat tegen en de ene vloek volgde de andere op. Het werd onweerachtig en een half uur later kletterde het enorm in de diepe geulen. Eigenaardig genoeg werd De Sterke bang. Het verwonderde mij dat deze man bang kon zijn, hij zou gaan schuilen in een klein zijgeultje. Ikzelf viste verder in het onweer. Plots hoorde ik een harde knal. Ik keek in de richting waar mijn schoonvader schuilde; hij sloeg een kruisteken! Dat verwonderde mij bijzonder. In de volgende tochten moest ik te weten komen, waarom hij zo kwaad was op de pastoors. Ik sprak hem toen al aan als vader. Vader, waarom bent u zo kwaad op de pastoors en de heiligen, vroeg ik? Wel mijne jongen, dat zal ik u eens uitleggen, zei hij. In 1922, dat was toen een arme tijd, woonden we ook in Nieuw-Namen. Mijn vader zat zonder werk en mijn moeder was ziek. Om wat bij te verdienen gingen we garnalen vissen in het schor. Ik viste toen samen met mijn broer Fideel en als we wat garnalen hadden, gingen wij er zondags mee leuren. Zodoende waren wij bijna nooit in de kerk. Het was toentertijd een plicht om zondags naar de kerk te gaan en dat werd zeer nauwkeurig opgevolgd door de toenmalige pastoor. De winter die daarop volgde was er in ons gezin echte honger en dan hadden we ook nog een zieke moeder! In de winter waren er ook geen verdiensten, maar er werd brood bedeeld voor de arme mensen in het portaal van de kerk door de pastoor zelf. Het was een grote man met een kallot. De pastoor leek op een Duitser (aldus mijn schoonvader). Onze Fideel en ik (13 en 14 jaar oud) vroegen een brood voor onze zieke moeder. Het antwoord van de pastoor luidde: ik heb jullie deze zomer niet in mijn kerk gezien, dus ook geen brood! Meteen begreep ik de haat op de pastoors. Het was een stempel die hij zijn hele leven meedroeg. Vanaf dat moment kreeg ik begrip voor hem. In 1936 verliet Gustaaf De Maayer (De Sterke) de Hollandse Kauter om zich in België te vestigen op de Pillendijk, aangetrokken door de betere sociale voorzieningen. Hij ging ook in de Sociale Bond. 1 Mei werd de grote feestdag, de dag van de werkman. Hij had toen een rode bloem op zijn vest gespeld en was daar trots op. De jaren verstreken en na de dood van zijn vrouw woonde hij alleen. Juliana kwam hem dagelijks verzorgen. Uiteindelijk werd besloten om vader bij ons in te laten wonen, daarmee kwam hij terug naar zijn geboortegrond. Hij werd heel ziek en kwam ook in bed te liggen. Hij was ongeneesbaar en dat voelde hij zelf ook. Dagelijks kwam er een wijkzuster om vader te wassen, zij zag ook dat het niet lang meer zou duren met De Sterke. Dan werd de grote vraag gesteld: Sterke zou u de pastoor nog willen spreken? Zijn antwoord was zeer rustig : ja zuster laat die mens maar eens komen. U zal begrijpen hoe wij over dit bezoek dachten en waren bang van hetgeen hij zou zeggen. Toen de pastoor klaar met hem was, vroegen wij nog: pastoor hoe is het gegaan? De pastoor zei: Juliana, je vader is een zeer brave en eerlijke mens. Hij gaat recht naar de hemel! Toen vader stierf, gebeurde er nog iets raars. Ik ging aangifte doen bij de Hollandse pastoor, maar vaders domicilie lag nog in Kieldrecht. De Hollandse pastoor zei: ik heb hem bediend voor de laatste sacramenten, hij is dus van mij. De Kieldrechtse pastoor zei echter: hij is van mij want hij staat hier ingeschreven! Er ontstond een ruzie tussen de twee pastoors! Uiteindelijk is in de kerk waar De Sterke gedoopt werd, ook de uitvaartdienst gehouden. In een zeer lange stoet vanaf de kerk van Nieuw-Namen werd De Sterke begeleid naar het kerkhof in Kieldrecht. En dat was mijn verhaal over een mens die niet tegen onrecht kon.
Richard Bleijenberg met zijn schoonvader "De Sterke".
Door Richard Bleijenberg