Toon items op tag: Jachtpaden

Richard Bleijenberg voor de laatste keer het schor in als gids

NIEUW-NAMEN - Niet ver van het pad dat naar de historische groeve in Nieuw-Namen leidt, woont Richard Bleijenberg. Hij is met heel zijn hart verknocht aan de Kauter, de Westerschelde en het Verdronken Land van Saeftinghe. Voor zijn huis staat de brommer startklaar. Hij moet over anderhalf uur weer met een groep de schorren in.

Als gids van Saeftinghe is het een van zijn laatste tochten. Richard neemt afscheid van het gidsenteam, dat in tijd van nood natuurlijk bij hem mag aankloppen. "Ik word 65 jaar en daarom stop ik met gidsen voor scholen en groepen. Ik heb mijn hele leven in Saeftinghe doorgebracht. Als kind wilde ik weten hoe het gebied ontstaan was. Ik was en ben nieuwsgierig, ik bracht er bij wijze van spreken mijn vakanties door, ik heb er gestroopt en ik was jaren gids. Ik heb vele kilometers door de schorren gelopen. Iemand heeft uitgerekend dat ik er alles bij elkaar 50.000 kilometer afgelegd heb. Dat is de wereld rond. Ik denk niet dat iemand me dat nog na doet", vertelt Bleijenberg. Hij krabt even door zijn baard en vervolgt. "Ik heb er zoveel meegemaakt dat ik als gids kan uitpakken met gevarieerde verhalen en persoonlijke ervaringen. Dat gaat van leuke humorvolle zaken tot en met verdrinkingen. Ik stop als gids, ik ga me nu bezighouden met de cultuurhistorie van het gebied." Hij wil kennis niet uit de archieven halen of de vele boeken die over het gebied geschreven zijn. "Dat zijn vaak kopieën van herhalingen en op den duur gaan ze in hun eigen leugens geloven. Nee, ik wil kennis opdoen puur vanuit de echt gevonden zaken."

Jetje

Een van de vondsten waar Bleijenberg zelf bij was, was de ontdekking van een skelet in 1993 in het grafveld. "Een meisje, Jetje Hoed uit Hoorn, merkte dat ze op een plank stond. Het bleek een graf te zijn van meer dan duizend jaar oud. Het skelet is later naar haar genoemd, Jetje van Saeftinghe, ook al bleek het geraamte van een man te zijn. Het skelet ligt nu in het bezoekerscentrum in  de vloer onder een glasplaat en is al door duizenden bekeken. Laatst wilde ik weten wat er van de toen elfjarige Jetje geworden was. Ik vond in het telefoonboek drie families Hoed in Hoorn. De eerste die ik aan de lijn had, was Jetje zelf. Ik vertelde haar over het bezoekerscentrum en het skelet en ze zei alleen maar ‘leuk, leuk, dit vind ik leuk.’ Ze wilde meteen komen kijken. We hebben afgesproken dat ze bij een volgende speciale gelegenheid, een opening of zo, uitgenodigd wordt. Op mijn vraag wat er nu geworden is van Jetje, antwoordde ze: ‘ik ben zeker geen archeoloog geworden’." Richard Bleijenberg is een man die gemakkelijk geëmotioneerd raakt en hij steekt zijn mening ook niet onder stoelen of banken. Hij verdedigt het standpunt dat Saeftinghe niet alleen belangrijk is voor vogels, maar dat er veel meer zaken zijn die de aandacht vragen. "Denk eens aan de vele jachtpaden die er al meer dan honderd jaar liggen. Over die oude zandruggen lopen de excursies. Te weinig mensen houden rekening met het milieu. Het is Jan Boom (oud-herder van Saeftinghe, red.) die als eerste op het belang wees. Saeftinghe was de groene long in een vergiftigde Westerschelde. Dat water was in de zeventiger jaren een open riool. Er wordt nu van alles gedaan, maar ze moeten vooral zorgen dat het gebied niet wordt aangetast. Al gids kun je de mensen hierop wijzen. Op dat moment ben je het visitekaartje van Saeftinghe en dat is een hele verantwoordelijkheid." Erg vindt Bleijenberg dat het gebied, eigendom van de staat, beheerd wordt door Het Zeeuws Landschap en dat de gidsen, die als vrijwilligers het gebied moeten ‘verkopen’ aan de bezoekers, nooit betrokken worden bij adviezen, beleids- en beheersplannen. "Ze regelen alles van hogerhand en luisteren niet naar de basis. Saeftinghe is er niet alleen voor de vogels, het is ook een belangrijk natuurgebied voor de mensen." 

Leut

Hij tapt weer even uit zijn vaatje vol herinneringen en vertelt dan met een wat van emotie trillende stem: "Afgelopen zondag gidste ik een groep uit Noord-Brabant. We komen voor de leut vertelde ze, en ik diste dus wat verhalen op met een scheut humor. Ik had ze gewaarschuwd dat het vanwege het doodtij vooral spannend zou worden op het einde, dat ze tot hun knieën in het water zouden staan, maar dat ik ze allen aan wal zou brengen met een droog kruis. Aan het eind van de tocht vertelde een vrouw doodleuk: ‘Het water kwam tot aan mijn dijen, maar alles is nat van het lachen’. Op het terras in Emmapolder kreeg ik een applaus en toen haalden ze instrumenten tevoorschijn en speelden op mijn verzoek een nummer over het water. Het werd Hier aan de Haven. Echt, ik stond daar met mijn ogen vol tranen." Dinsdag 3 oktober gaat Bleijenberg voor de laatste keer het schor in met atheneumleerlingen uit Halle. "Ik heb ze al meer gehad en conservator Jos Neve heeft deze groep uitgekozen als laatste. Niet gemakkelijk, want vorige keer zei de lerares ‘ik heb hier veertig leuke kinderen bij me’ en na honderd meter vloog de slik al rond de oren. Jos denkt zeker: na zo’n groep wil hij absoluut stoppen."  Op 7 oktober is het officiële afscheid en trekken de gidsen samen Saeftinghe in en bieden ze Bleijenberg een boottocht op de Westerschelde aan. "We vormen een prima groep, vroeger was er rivaliteit en weleens onenigheid. Nu is het een groep van goede kameraden onder elkaar. Zo kan ik met vrede in het hart afscheid nemen en mijn laatste stap als gids zetten. Ik heb 33 jaar als schipper op de Westerschelde gevaren. Tijdens deze tocht kan ik een vriendelijkere en propere Schelde zien. Alleen Antwerpen verzuipt straks als ze blijven doorbaggeren. Ik ben jaren een roepende in de woestijn geweest en ik ben blij dat Ludo Dirks nu het boek Over Stromen en Overstromen heeft geschreven. Als men de drempels wegbaggert, verdwijnen de ‘remmers’ en kan bij een situatie zoals 1 februari 1953 een onstuitbare muur van water op Antwerpen afkomen.”

Kogels

Eind jaren zeventig vond Bleijenberg op de rand van Saeftinghe een partij kogels. De munitie werd tot ontploffing gebracht door de ontmijningsdienst. "Een krater van een meter diep bleef achter. Toen ik een maand later met een groep voorbij kwam, vertelde ik dat daar Duitse munitie had gelegen uit de Tweede Wereldoorlog. Na de excursie kwam er een Belg naar me toe en stelde dat ik een onwaarheid had verteld. De man was een gepensioneerde luchtvaartcommandant van het geallieerde leger die in de oorlog met een bommenwerper had gevlogen. Hij vertelde over de drie routes die hij gevlogen had vanuit Engeland en dat deze over de Westerschelde zo gevaarlijk was. Vanwege het afweergeschut vloog men in formatie en hij kon zich het vluchtschema nog exact voorstellen. De piloten was verteld dat er 35 kilometer van de kust een moeras lag waar ze hun ‘kist’, bommen en munitie konden droppen in geval van nood. De man had er nooit over gesproken en was echt ontdaan. Na jaren over het gebied gevlogen te hebben was hij er nu voor het eerst te voet door getrokken. Als ik denk aan wat die man meegemaakt heeft, schiet mijn gemoed weer vol”, stelt Bleijenberg die nog éénmaal terug wil komen op de cultuurhistorische waarde van het gebied. Alles wat hij heeft gevonden in al die jaren heeft hij genoteerd en in kaart gebracht. Er zijn zaken uit de Wereldoorlog, maar ook uit de Middeleeuwen. Ik heb veel vertrouwen gehad in boeken, maar ik ben er achter dat er ook veel leugens in staan. Waarom verteld de ene historicus bij het zien van een rode laag zand dat het restanten van een steenbakkerij zijn en de andere dat het een eroderende laag is? Alle vondsten moeten wetenschappelijk onderzocht worden door het ROB (Rijksdienst van het Oudheidkundig Bodemonderzoek, red.). Men moet meer onderzoek doen en minder schrijven."

‘Het visitekaartje van Saeftinghe’ stopt ermee als gids. Richard Bleijenberg gaat zich bezighouden met de cultuurhistorie van het gebied. Foto Camile Schelstraete

Richard Bleijenberg met beenderen die hij vond aan de rand van de Schelde. Foto Camile Schelstraete

Door Jeanette Vergouwen