Toon items op tag: Suffolkschapen

Een zee-arend, vier zeehonden, vijftig aalscholvers en dus aanwas van vis. Gaat het goed met het Verdronken Land van Saeftinghe? Het kon slechter. Weliswaar is de Schelde "de smerigste rivier van Europa", maar het getij spoelt Saeftinghe twee maal per etmaal schoon. Een soort long, ook al zijn aan de horizon altijd dampen te zien van Belgiës Europoort. 

HET WONDER zit in de verrekijker; in de verte vliegt een stel vogels op uit de lage begroeiing. Niks bijzonders, lijkt het met het blote oog. De verrekijker toont eerst kolkganzen, de nekken ver vooruit, verschrikt, chaotisch opfladderend om snel hun v-formaties te hervinden en gedisciplineerd op de vlucht te slaan. Verderop in de richting van de Westerschelde stuift weer een stel ganzen omhoog. Dan, achter de chaos van klapperende vleugels, tekent zich in de kijker het silhouet af van een grote, zwarte roofvogel. Met trage vleugelslag komt hij over de dijk en zweeft even majestueus boven het schor. Dan verdwijnt hij weer naar het bosje waar hij gewoonlijk de nacht doorbrengt. De zee-arend die zich sinds een maand of vier heeft gevestigd in het Verdronken Land van Saeftinghe, is wellicht de schrik van de ganzen maar natuurbeheerders maken uit zijn aanwezigheid op dat het goed gaat met het schor. Er zijn meer voorzichtige tekenen. De vier zeehonden die zich sinds enige tijd ophouden aan de rand van het getijdegebied, de vijftig aalscholvers die zijn opgedoken. Viseters. De Rijks Universiteit van Gent constateerde een aanwas van jonge vis in de Westerschelde: sprot, sardines en tongetjes. Het legioen krijsende zilvermeeuwen, een plaag in de broedtijd omdat ze de nesten roven van tureluren, kluten en scholeksters, is niks bijzonders. Als ratten duiken ze overal op waar vreten te halen is. De natuurbeheerder en de schaapherders van het schor verbaasden zich lange tijd over de metalen oormerkjes van koeien en varkens die ze aantroffen in het Verdronken Land. Tot er iemand op het idee kwam dat ze uitgepoept werden door de meeuwen, die zich tegoed hadden gedaan aan het bloederige afval van de Antwerpse slachthuizen. We lopen op de Dam naar de Noord, die alleen onderloopt bij erg hoog water. Het is eb. Links en rechts vlak land, zo vlak dat de lucht boven Zeeland nog wijder lijkt. Klei, veen, gras, riet, zand, zout water of zoet, moeras. Overal in de modder staan v-vormige afdrukken van ganzepoten. In een van de drooggevallen slikgeulen ligt een stuk turf. Gerold, geschuurd, heen en weer geslingerd door eb en vloed heeft het een gladde, ovale vorm gekregen. Het is losgeslagen aan de noordkant. Daar liggen uitgestrekte turfplaten. Soms worden deze veenklompen aangezien voor zeehonden, zegt Jos Neve, de natuurbeheerder van Saeftinghe. Bij erg laag water zijn de plekken te zien waar in de laatste oorlog turf werd gestoken. Neve is vijf kilometer verderop geboren, ging bosbouw studeren en keerde terug naar Zeeuwsch-Vlaanderen. Geen boom te bekennen hier. Hij wijst op de oude, in onbruik geraakte schaapskooi. Een spookslot op  het schor. Er zijn een paar schapebruggetjes gemaakt over de geulen. Vorig jaar nog zijn drie koeien en wel honderd schapen in de zomp gezakt en verdronken. De schapen komen in het drijfzand terecht of hun zware vachten zuigen zich vol als ze worden overvallen door het water. Dat vult hier verraderlijk snel de geulen en kreken, met een meter stijging per uur. Suffolkschapen worden er geweid, vertelt Neve, die zijn geschikter voor het ruige gebied. Die uit Texel lieten zich eenmaal in de modder, gewoon verzuipen. Behalve de twee kuddes van herder Jan Boom zijn er ook twee van de Belgische familie Cleiren, sinds 101 jaar al. We kijken toe hoe het tij opkomt, veilig op de dam. Het bodempje brak water in de geultjes en kreken, soms niet breder dan een voet, komt langzaam in beweging. Het sijpelt over kleine hobbeltjes aarde, als was het een kinderspel met een emmertje water en wat modder. Af en toe, als er een schip voorbij komt in de Schelde, wordt het water terug gezogen. Dan komt het weer op. Veelkleurig grijs water met slib. De metersbrede en -diepe geulen staan nog leeg. Ze laten de laagjes zien die het water heeft aangebracht. Straks, na de vloed, is er weer wat slib bijgekomen, en is er elders weer aarde weggespoeld. Elke keer na springtij of na een storm is Neve weer benieuwd hoe het gebied er bij ligt, of de loop van de kreken is veranderd, of de zandplaten zijn opgeschoven en welke walletjes het niet hebben gehouden. Zo gaat het al eeuwen en zo mag het blijven in het Verdronken Land van Saeftinghe. De 3500 hectare natuurgebied liggen immers buiten de Delta-hoge dijk. Maar er is meer dan water en land. Aan elk natuurgebied grenst een niet-natuurgebied en dat wordt in het platte vlak van de Scheldebocht pijnlijk duidelijk. Het Verdronken Land heeft geen in nevels gehulde kim die wegvloeit in de wijde Zeeuwse lucht. Het vuil hoopt zich op aan de horizon. Een paar containerschepen varen met hun vracht van Antwerpen naar de Noordzee. De Schelde draagt het doffe gestamp van hun machines tot op de dijk. Links, op de rechter Scheldeoever in België, ligt een streep van smeerpijpen en industrieën. De grauwe dampen van Belgiës Europoort kruipen omhoog langs de horizon. Nog verderop braken twee reusachtige koeltorens van de kerncentrale in Doel hun grijze damp uit. Die vloeit wel moeiteloos over in het gesloten wolkendek. De Belgen vertikken het om genoeg rode ballen in hun hoogspanningsdraden te hangen, waardoor in het Verdronken Land wel eens vogels worden gevonden met gebroken vleugels. Die hebben het overleefd. De gasleiding voor heel Zeeuws- Vlaanderen komt boven de grond bij Saeftinghe. Over deze leiding ligt de gasdijk, die een stukje van het schor heeft opgeëist. Een straaljager scheurt de stilte weg, en even later dendert een helikopter in de richting van Woensdrecht. De grauwe ganzen, de kolganzen, de smienten en de wintertalingen kijken er niet meer van op en late zich alleen verstoren door de wandelaars op de Dam. Neve moet dan ook even zoekend rondkijken als er aan de Scheldekant, ver van de wandelaars, een ongewone beroering ontstaat onder de vogels. De  reden er van hangt achter een sleepboot richting Antwerpen: een booreiland. “De Schelde is de smerigste rivier van Europa, maar Saeftinghe is weer relatief schoon”, stelt Neve gerust. De vloed komt van Vlissingen en brengt vrij schoon zeewater mee, zodat het gebied twee keer per etmaal wordt doorgespoeld. Rijkswaterstaat doet veel onderzoek en constateerde dat de water kwaliteit “minder slecht” wordt.  Saeftinghe, vertelt Neve, is een soort long. Ook in zijn vorm: de gaten, geulen en kreken vertakken zich en worden steeds kleiner, de longblaasjes van Antwerpens industrie. Vanaf de kolossale zeedijk, strak afgewerkt in egaal groen, ziet het schor er woest en ruig uit. Eilandjes van riet wisselen met grasvlakten, diep uitgeslepen geulen, zandplaten, walletjes die de wind en het water hebben opgeworpen. Er groeit zeeweegbree en spiesbladige melde, klein schorrekruid, zilte rus en Engels slijkgras. Zelfs de namen smaken naar de zee. In mei is het pas mooi, zeggen de bezoekers, als alles in bloei staat. Maar nu, in de winter, valt er af en toe een gaatje in de grijze hemel. Dan doet de felle zon even de modderplaten opblinken en krijgen de rimpels in het zand extra reliëf. Grote delen van Nederland moeten er ooit zo hebben uitgezien. Het is verleidelijk te geloven dat alles hier is ontstaan door de wind en het water, door eb en vloed. Maar zo is het niet. Sommige rieteilandjes zijn niet ouder dan de oorlog. Verdwaalde V-2’s sloegen kraters in het land, die liepen vol met zoet water waarin later weer riet kon groeien. En een deel van het Verdronken Land wordt expres beweid, anders zou het verruigen. Dan blijven de broedvogels weg die een beetje om zich heen willen kijken, zodat ze de zee-arend en de wandelaars bijtijds in het vizier krijgen. De beweiding heeft succes; er zitten zo’n honderdduizend vogels in het gebied. Twee keer in de maand worden ze geteld. “Kijk”, zegt Jos Neve. Hij wijst op twee hoopjes vogelstront, een bruin en een groen. “Die gans heeft zeebries gegeten en die niet”. Saeftinghe was misschien zelfs niet eens verdronken als de mens niet ooit de dijken had doorgestoken. In de Middeleeuwen lagen er vier dorpen in het gebied, waarvan Saeftinghe er een was. Het verhaal wil dat de Vlaamse boeren schatrijk werden op de vruchtbare zeeklei. Aan de rand van het slik spoelen bij laag water soms oude boomstronken bloot. Neve heeft ze wel gezien. Ze staan in twee rijen en hebben misschien ooit een statige oprijlaan gevormd. Vroeger spoelden er kloostermoppen aan en potscherven. Neve vond er ooit een schedel van een mens. De zee kwam terug en nam het land in etappes. Tijdens de Elisabethsvloed in 1404, en de tweede in 1424, tijdens de Sint Felixvloed in 1530, maar vooral tijdens de Allerheiligenvloed in 1570. En nog was het land niet verloren. Neve wijst naar het noorden, waar de Westerschelde stroomt en waar net een coaster voorbij schuift. “Daar waar die radartoren nu staat was ongeveer het kasteel”. Het kasteel van Saeftinghe. In de Tachtigjarige Oorlog, in 1584, staken de Nederlanders de dijken door om de Spanjaarden te weerhouden van hieruit op te trekken naar Antwerpen. Maar Antwerpen viel in 1585 toch en Saeftinghe kwam nooit meer helemaal boven. De resten van het slot zijn verzwolgen door de Westerschelde. Het is behaaglijk in café het Verdronken Land, waar buiten al het Belgisch bier wordt aangekondigd. De waardin bakt royale uitsmijters. Drie bewoners van Emmadorp, een gehucht langs de dijk, te klein om bebouwde kom te mogen heten, drinken hun pint. Eén van hen woont er al z’n hele leven, maar als hij tien keer aan gene zijde van de dijk is geweest, is het veel. Het is een andere wereld, hier binnendijks. De klei ligt in vette ruggen te wachten op het voorjaar, en de eerste wintertarwe werpt een groen waas op enkele akkers. De ganzen hebben de jonge tarwe afgegraasd, maar dat deert niet. Die komt wel weer op. Na de oorlog, in de tijd dat alles wat woest was te gelde moest worden gemaakt, was het buitendijkse land al verdeeld bij wijze van spreken. “Als jij nou daar een bedrijfje begint, dan kan ik hier wat bouwen.” Elke nieuwe hectare pure winst. Het Verdronken Land van Saeftinghe; uit de naam spreekt ook iets van verlies, verloren land, verloren strijd tegen het water. Maar Saeftinghe werd in 1975 een Staatsnatuurreservaat, stropers schoolden zich om tot natuurgids en de biochemicus Jan Boom, bekend van de Waddenzee, werd er schaapherder. Ze hebben alleen nog geen bezoekerscentrum, maar dat is misschien ook niet nodig met zo’n café. Het drijft op de bezoekers van het Verdronken Land, die in het voorjaar weer komen. Beheerder Neve en zestien vrijwilligers gidsen per jaar tienduizend wandelaars, van wie 80 procent uit België, door de schorren en slikken. Want van alle stomme manieren om het Verdronken Land te betreden is het allerstomste wel omdat zonder begeleiding te doen. Het is gevaarlijk en verboden. Het water stijgt snel, er is veel drijfzand en de doorwaadbare plaatsen in de meanders veranderen voortdurend. Zelfs de gidsen moeten soms uitkijken niet ingesloten te raken door het water. Er komen ook survivallers. Die soppen door de geulen in plaats van erlangs. De Stichting Het Zeeuwse Landschap, die het bewind voert over Saeftinghe, heeft een folder uitgegeven over het Verdronken Land, waarin een kaartje van het gebied is opgenomen. Niet het land is gekend zoals in atlassen, maar de waterlopen. De zwarte lijntjes vormen een organisch patroon, waarvan niemand precies kan vertellen of het klopt. ’s Avonds, hoog op de dijk kijken we nog eenmaal uit over het schor. Het grootste brakwatergebied van West-Europa, een verbond tussen de zee en het land. De vogels slapen. Af en toe vliegen er een paar op en suist de wind in het riet, maar verder is het stil nu er ook geen zeestomers meer voorbij dreunen. In de verte glinstert de Westerschelde. Tegen het lage wolkendek dat nu helemaal is dicht getrokken, licht aan de kant van het industriegebied een oranje gloed op. Helemaal donker wordt het niet meer in Saeftinghe.

Door Nell Westerlaken