Toon items op tag: Voetafdrukken

Saeftinghe-gids Richard Bleijenberg vertelt,

Ruim tienduizend natuur- en vogelliefhebbers brengen jaarlijks een bezoek aan het Europees vermaarde Verdronken Land van Saeftinghe. Dat gebied van schorren en slikken is lang niet ongevaarlijk en mag enkel onder leiding van een gids betreden worden. Eén van die gidsen is Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen. Richard kent het ruige landschap op zijn duimpje. Dat kan ook moeilijk anders, want Saeftinghe was al het favoriete speelterrein van Richard toen hij nog maar elf jaar was. Saeftinghe werd in die jaren nog bij uitstek bezocht door bewoners van omliggende gemeenten, zoals Nieuw-Namen en Kieldrecht. In de Emmahaven was er nog een grote bedrijvigheid, er werd gevist op garnalen, voor kinderen was 'het schor' een ideaal recreatiedomein. We zijn nu decennia later en Saeftinghe heeft een andere functie gekregen, een ontspannings- en educatieve functie zeg maar. Schoolkinderen maken er kennis met een gevarieerde fauna en flora, universiteiten doen er wetenschappelijk onderzoek, voor stadsmensen is een Saeftinghetocht een pure brok ontspanning. Richard Bleijenberg heeft die hele evolutie meegemaakt. Een gesprek met de Saeftinghe-kenner bij uitstek.

Leurders

Kieldrecht en Nieuw-Namen kenden vroeger veel leurders. Die mannen trokken door de geulen van Saeftinghe op garnalen en visvangst. De vissers, ook vrouwen deden dat, waadden tot hun kin door het water met de steekbeugel voor zich uit. De vangst was voor de handel, dus na het vissen moesten de garnalen gekookt worden. Daarna werden ze op planken gekoeld, schoongemaakt en dan kon het leuren beginnen. Dat ging te voet of met de hondenkar tot in Sint-Niklaas en Beveren toe, sommigen zelfs tot in Dendermonde. Hard roepend trokken ze door de straten om hun 'marchandiese' aan de man te brengen. Ook ’s zondags werd er geleurd, naar de kerk gaan was er dus niet bij. De pastoor had dan ook niet veel op met de leurders en hij stond niet alleen: het leurdersvolk stond niet hoog aangeschreven. Een aantal van de volkse figuren heeft Richard goed gekend. "Het waren harde bonken", weet Richard, "maar het was verrassend hoe zij de natuur kenden. Uit de stand van het getij, uit windkracht en windrichting konden zij een betrouwbare weersverwachting afleiden. Onderling was er overigens grote rivaliteit. Men hield elkaar nauwlettend in de gaten, want het ging uiteindelijk om hun bestaan of een klein extraatje bovenop. Wie door gang en houding verried dat hij zwaar geladen het schor uitkwam, kon er op rekenen de volgende keer als tweede te komen op 'zijn' plekje", vertelt Richard.

Zeehonden

Richard heeft nog meegemaakt dat tientallen zeehonden zich in de zon lagen te koesteren in Saeftinghe. Zeehonden waren niet graag gezien in dat gebied. Omdat zeehonden aanzienlijk hoeveelheden vis naar binnen werkten, werden ze gezien als een bedreiging en bijgevolg sterk bejaagd. Wanneer men de rechterpoot van een dode zeehond bij de politie kon afleveren, kreeg men bovendien een premie. Gustaaf de Maayer, in de volksmond 'De Sterke' genoemd, heeft waarschijnlijk de laatste zeehond in Saeftinghe gedood. Dat was in 1958.  Maar toen 'De Sterke' die rechterpoot ging afleveren, heeft het hem serieus wat overredingskracht gekost om geen proces-verbaal aan zijn broek te hebben. Het was de volksfiguur immers ontgaan dat het premiestelsel al jaren was afgeschaft en dat de zeehond inmiddels een beschermde diersoort was geworden. Richard Bleijenberg heeft 'De Sterke' als schoonvader goed gekend. "Toen ik in 1958 mijn vrouw leerde kennen, kwam ik terecht in een botstekersfamilie. Garnalen vissen en zeehonden jagen was immers lang niet de enige manier om in Saeftinghe en omgeving een zakcent bij te verdienen. Van mijn schoonvader heb ik enorm veel geleerd, hij kende Saeftinghe als zijn broekzak", vertelt Richard. Dat botsteken moet nogal een lonende bezigheid geweest zijn. Het steken gebeurde met een harpoen of helliger, een zeventandse riek, met weerhaken. Het was een verboden vistuig, omdat er  veel ondermaatse vis mee gevangen werd. De helliger werd ter plekke gemonteerd en gedemonteerd: de riek werd verborgen in de hoge oeverwal, de steel werd meegenomen als 'gaanstok'. Dat botsteken met die vlijmscherpe helliger was overigens lang niet ongevaarlijk: men waadde door het water en stak naar de platvissen die men onder de voeten voelde wegzwemmen. De visser in kwestie geraakte soms zelf wel eens gewond, zonder veel erg. Jozef Thilleman heeft nochtans één keer zo’n stalen pin met weerhaken dwars door de voet gekregen. Staf De Sterke kende de andere vissers aan hun voetafdrukken. Richard Bleijenberg vertelt: "Mijn schoonvader wist bijvoorbeeld aan een lange , smalle voet met een wat vooruitstekende teen dat Lowie Blom in het schor was. Stelde hij tegelijk een korte, brede voet met een kleine stap vast, dan wist hij ook dat zijn broer Fideel in het gezelschap van Lowie vertoefde. Aan een kleine voet, bijna als van een vrouw, met altijd de afdruk van een stok ernaast, kon hij zien dat Sjef Schuddings in het schor was, ook zo’n typisch figuur", vertelt Richard.

Gids

Botsteken is er voor Richard al lang niet meer bij. Dergelijke praktijken heeft hij afgezworen. Richard wordt nu vooral gewaardeerd als Saeftinghe-gids. Zijn eerste rondleiding dateert uit 1970, inmiddels hebben al honderden bezoekers aan het schorregebied Richard leren kennen als vlot verteller. Er wordt wel eens vaker beweerd dat Saeftinghe te druk bezocht wordt? "Wanneer vijf groepen van telkens pakweg 25 bezoekers dezelfde route afleggen, kan dat inderdaad storend worden voor bepaalde vogelsoorten", vertelt Richard, "maar door een goede coördinatie kan dat probleem ondervangen worden. Saeftinghe is immers 3000 ha. groot en tijdens een tocht van drie, vier uur kan men als gids maar een tiende van Saeftinghe tonen".

Wijziging

Saeftinghe is een gebied dat zich gedurig aanpast. Door opslibbing komt Saeftinghe steeds maar hoger te liggen. Steeds minder zeewater kan dus nog de hogere plateaus bereiken. Planten die vroeger in een brak milieu voorkwamen, hebben nu plaats gemaakt voor begroeiing, eigen aan zoet water. Ook de vogelsoorten wijzigen. Dit jaar bijvoorbeeld stelt Richard een  vermindering van bepaalde vogelsoorten vast, zoals de kokmeeuw en de kluut. "Die vogels zoeken andere gebieden op, door de dominantie van de zilvermeeuw in Saeftinghe. Maar het gebied blijft hoe dan ook uitermate belangrijk voor vogels. In de winter zijn het vooral grauwe ganzen en kolganzen die Saeftinghe als foerageergebied aandoen, in de zomer is het een broedgebied voor tureluren en meeuwen", vertelt Richard

Wie een tocht in het Verdronken Land wil meemaken kan daarvoor schriftelijk terecht bij de beheerder J. Neve, Middelweg 1, 4569 PA Graauw (Nederland).

Saeftinghe-gids Richard Bleijenberg: "Verdronken Land blijft me boeien: eerst als kind nu als gids".

Een foto die inmiddels al zestig jaar oud moet zijn. Een mosselleurder uit Nieuw-Namen met zijn hondenkar, gefotografeerd in Dendermonde.

     

Foto links: Jozef Schuddings was van beroep 'krekelraper'. In de winter bleef men twee weken van huis, in de zomer één week. Bij strenge winter werd de visserij gestopt. De verzamelde alikruiken werden verkocht aan de Kieldrechtse leurders, die er dan in de ruime omtrek mee leurden.

Foto rechts: Gustaaf de Maayer, beter gekend als 'De Sterke', was een Kieldrechts volksfiguur bij uitstek. "Door hem heb ik Saeftinghe nog beter leren kennen", vertelt Richard Bleijenberg.