Toon items op tag: Paling

Achteloos legt Romanie de Rijcke (80) de  bronzen medaille met de beeltenis van koning Willem III op de toonbank van haar al jaren gesloten winkeltje in Nieuw-Namen en vraagt verbaast: "Is dit nou zo bijzonder?"

Plaatsgenoot Richard Bleijenberg kijkt met glinsterende ogen naar het kleinood en is op zijn beurt verbaasd. "Dit is toch geweldig? Een stukje geschiedenis ligt hier al jaren zonder dat iemand het weet. Ik vind het heel bijzonder. Dit is zo’n honderdvijftig jaar oud!" Bleijenberg spit graag in het verleden van de Kauter, zoals Nieuw-Namen ook wel wordt genoemd, en zei meteen ja toen de Stichting Behoud Hoogaars (oude zeilvissersschepen) hem vroeg eens in het dorp Nieuw-Namen op zoek te gaan naar foto’s of andere herinneringen aan de hoogaars. Dat leverde uiteindelijk een mooi verhaal op in het blad Concent van de stichting. "Maar te laat dacht ik aan Romanie en haar winkeltje", zegt Bleijenberg. Iedereen in het dorp kent haar ook als Vien uit den bak. Ook een mooi verhaal hoor."

'Een stukje geschiedenis ligt hier al jaren'

"De grootmoeder van Romanie had naast de winkel een cafeetje. De schippers die in het café kwamen dronken veel en vielen letterlijk naar buiten omdat de dorpel bij de buitendeur zo hoog was. Daarom zette ze er een bakje onder zodat de schippers een afstapje hadden." Bleijenberg kwam vaak in het winkeltje van Romanie en keek dan iedere keer vol bewondering naar een miniatuurscheepje dat in de winkel stond. Een hoogaars. "Prachtig gemaakt, maar verder stond ik daar niet bij stil. Tot het artikel over de hoogaarzen in dat blad van de stichting. Ik ben meteen naar Romanie gegaan en vroeg: wie heeft dat gemaakt? Ze zei Bonaventura Lockefeer. De vader van haar moeder Josefien, dat hier verbasterd wordt tot Vien. Vien uit den bak! Begrijp je?" Volgens Romanie was Bonaventura, geboren in februari 1829, een bijzonder man. Bleijenberg: "Kijk maar eens in dat zakje zei ze tegen mij. Dat zakje lag in het ruim van dat scheepje. Ik haalde er een forse medaille uit. Op die medaille staat het hoofd van koning Willem III en op de andere kant 'voor menschlievend hulpvertoon'." "Hij heeft iemand uit het water gehaald", zegt Romanie. "Daarom kreeg hij deze onderscheiding. Meer weet ik ook niet. Het is allemaal zo lang geleden hé." Hoe langer geleden, hoe mooier, vindt Bleijenberg"Die Lockefeer werd als zoon van vissers geboren. De visserij was in die tijd voor de gemeente en de gezinnen de belangrijkste vorm van inkomsten." Hij kijkt ingespannen naar het scheepje dat op de toonbank staat. "Ik zie het nergens staan, maar dit is de Clinge I. Een gemeentelijk nummer. Hier werd vooral gevist op bot, haring, spiering, paling, rog en garnalen." Romanie luistert, maar raakt niet onder de indruk. In haar zaak, waar de tijd stil staat, wordt niet op een jaartje meer of minder gekeken. "Wat hebben we daar aan? Ja, die man heeft ook een gedicht geschreven. Ik heb dat altijd bewaard. Wat moet ik er anders mee doen?" Bleijenberg heeft er voor alle zekerheid maar een kopietje van gemaakt en leest het eerste couplet voor: 'Ik vaar op mijnen tij, op zout en zoete stromen. Vaart iemand mij voorbij, ik hoop er ook te komen.' "Mooi toch? Hier geniet ik van. Ligt hier in de Dorpsstraat zomaar een stukje visserijgeschiedenis. Zoiets mag niet verloren gaan. Dat scheepje, gemaakt door die Lockefeer en die medaille zijn wel honderdvijftig jaar oud. Prachtig."

De medaille van Willem III met op de achtergrond Romanie de Rijcke. Foto Wim Kooyman

Wij  Vissers  1859 - 1959

Ik vaar op mijnen tij

op zout’ en zoete stromen.

Vaart iemand mij voorbij,

ik hoop er ook te komen.

Ik vaar voor vrouw en kroost

op zout’ en zoete stromen.

En zegent mij de Heer,

dan hoef ik niet te schromen.

Het varen is mijn vak,

op water wil ik bouwen.

En ‘k wil zijn schip en goed,

aan God, den Heer vertrouwen.

Scheepsmodellen  1859 - 1959

Bonaventura Lockefeer werd op 19 februari 1829 te Nieuw-Namen als zoon van vissers geboren. Hij overleed op 16 april 1878. Dit scheepje werd door hem gebouwd in het jaar 1856. Voor de uitoefening van het vissersbedrijf werd een registratie-nummer vereist, aanvankelijk was dit een zogenaamd zeenummer, later een gemeentelijk nummer. Genoemd scheepje droeg aanvankelijk het zeenummer 56, later het gemeentelijk nummer 1. Ter plaatse waren destijds 122 nummers. De visserij was de belangrijkste bron van inkomsten voor gezin en gemeente. Hier ter plaatse werd vooral gevist op bot, haring, spiering, paling, rog en garnalen. Op de scheepstimmerwerf van de Kruispolder werden in 1874 de visserij-modellen Clinge 122 en in 1876 de Clinge 61 gebouwd.

Door Romain van Damme