Toon items op tag: Ontslag

Saeftinghegids Richard Bleijenberg

NIEUW-NAMEN - Een grensoverschrijdend geval, zo kan je deze ontmoeting wel noemen, want om Richard Bleijenberg te spreken moesten we vanuit Kieldrecht even over de grens wippen naar Nieuw-Namen in Nederland. Met Richard Bleijenberg hadden we’r een babbel over het Europees vermaarde Verdronken Land van Saeftinghe. Daar ontmoeten duizenden wandelaars onze gastheer die dit gebied op zijn duim kent. Hij speelde er al als kleine jongen. Het schor, de slikken, de Schelde, de natuur, de vogels: het zijn stuk voor stuk begrippen die hij reeds meedraagt van jongsaf.

Over fauna en flora kon Richard pas openhartig spreken na zijn ontslag bij een baggerfirma. Van dat ogenblik af kon hij openlijk zijn mening over mogelijk bedreigingen meedelen aan wie het wou weten. Zondag 6 november is hij ook te gast in het programma Leven en laten leven om 18.20u op de BRT. Hij praat er over hetgeen hem bezig houdt.

Over je leven zou je wèl geschiedenis kunnen schrijven?

"Als kind werkte ik al als vissersjongen bij een garnaalvisser op het schip Kieldrecht II. Dat is me steeds goed bijgebleven. Op 19 april 1952 mocht ik de eerste keer mee de Schelde opvaren. Een echte belevenis! Toen vroeg de schipper of er in Doel reeds vis zat. Schipper Staf wees me op de bot en de tongen in het Scheldewater. Er werden toen nog krabben gevangen. In de omgeving van Vlissingen gingen we op garnalenvangst. Als 15-jarige reed ik vanuit Doel met de fiets naar huis; vooraan geladen met een pak garnaal van 75 kg en achteraan een pakket vis. Toen is mijn belangstelling voor de natuur gegroeid. Het vissersleven duurde maar 2 jaar. Toch is er zoveel over te vertellen. Zo zou ik je nog kunnen vertellen over leurders van Kieldrecht en Nieuw-Namen, die door de geulen van Saeftinghe trokken op zoek naar garnalen. Ze liepen tot aan de kin door het water met de steekbeugel vooruit. Met de hondekar trokken ze naar St.-Niklaas, Beveren en zelfs Dendermonde om hun waar aan de man te brengen".

Die vissersjaren wekten bij jou ook een nieuwe interesse?

"Ik was ook geïnteresseerd in schepen die over de Schelde hun weg naar zee zochten. Tussen 1954-1956 ging ik voor het eerst op de sleepboten werken. Ik voelde me een vrijbuiter op de Schelde. Toen ik 21 jaar was zou ik kapitein geworden zijn, maar een wet verbood dat toen. Zelf varen kwam pas op 23 jaar. Het was de aanzet om in een baggerbedrijf terecht te komen. Daar zou ik 28 jaar actief blijven, zonder ook maar één dag thuis te zitten. Stelselmatig zag ik de groene dijken plaats ruimen voor de industrie. Voordien waren er alleen koeien en schapen te zien en één enkele schoorsteen van de suiker(bieten)fabrieken van Kallo en Zandvliet. Rond 1984-’85 werd ik op de vingers getikt, omdat ik teveel babbelde over mijn werk. Ik kon de verloedering evenwel niet blijven verloochenen. Stelselmatig werd de waterfauna afgebroken. Bij het baggerbedrijf kreeg ik de bons, omdat ik teveel had gebabbeld over het vuile lot van de Westerschelde".

Wat je binnenin kwelde, kon je niet langer verbergen?

"Regelmatig stel ik in Saeftinghe de bezoekers de vraag waarom de afvoerpijpen van de bedrijven hun afvalwater zo diep in de Schelde lozen. Ze vinden er meestal geen antwoord op. De Schelde is een rivier met een bepaalde waterbeweging, het water stroomt immers niet in dezelfde richting. De bedoeling van de bedrijven is alles naar de Noordzee te loodsen, maar veel stoffen komen er nooit terecht en vallen op de slibbodem en blijven er zweven. De baggerspecie had steeds een kwalijk geurtje. Mijn laatste baggerjaren kreeg ik hoofdpijn van de geweldige rotzooi. Bril en handschoenen waren onvoldoende beschermingsmiddelen geworden. Het veiligheidscomité had er weinig oor naar".

Was deze vervuiling de oorzaak van de verdwijning van zeehonden?

"Ik heb nog meegemaakt dat er zich tientallen zeehonden lagen te koesteren in de zon in Saeftinghe. Zeehonden verorberden in dit gebied aanzienlijk hoeveelheden vis. Er werd op gejaagd. Voor een rechterpoot kreeg men bij de politie een premie. Toen in 1958 Gustaaf de Maayer, in de volksmond "de Sterke", nog een poot ging afleveren, kostte het veel overredingskracht om aan een proces-verbaal te ontsnappen. Het premiestelsel was toen al afgeschaft. De zeehond was een beschermde diersoort. Zeehonden spraken me steeds aan. Ze kwamen vroeger tot op 2m van ons schip hun kop tonen alsof ze ons wat wilden vragen. Toen de industrieën in de Schelde begonnen te lozen, hebben we nooit nog een zeehond gezien".

Saeftinghegids, een late roeping?

"Als je op je 52ste ontslagen wordt dan moet je nog wel iets anders zoeken. Als Saeftinghe-gids kan ik mijn tijd zeer nuttig opvullen. Sedert 1970 ben ik aan het gidsen. Ik kan nu ronduit praten, hoef voor niemand nog te zwijgen, alhoewel de industrie-lobby te vrezen blijft. De handdruk die de mensen me na een bezoek geven, doet me het meeste plezier. Het Zeeuwse landschap wil het bezoekersaantal terugdringen naar 8000. Dat stemt me niet gunstig. Het kan wel zijn dat bepaalde vogelsoorten door de bezoekers worden gestoord, maar door een goede coördinatie moet dit te voorkomen zijn. Voor kluut, scholekster en visdief (beschermde broedvogels) moet een omweg gemaakt worden. De bezoeker vormt volgens mij geen bedreiging".

Wordt Saeftinghe dan bedreigd door andere elementen?

"Saeftinghe is een natuurgebied dat zich regelmatig aanpast. Slibvorming zorgt ervoor dat dit 3000 ha groot schorregebied steeds hoger komt te liggen. Steeds minder zeewater kan de hoger gelegen plateaus bereiken. De gebieden achter Antwerpen met hun zwakke dijken lopen steeds meer gevaar. De enige oplossing is de bouw van een stormstuw bij het Oosterweel. Planten die vroeger in een brak milieu konden gedijen, hebben nu plaats gemaakt voor begroeiingen eigen aan zoet water. Ook in het vogelsoortenbestand kwam verandering. Bepaalde vogelsoorten, zoals de kluut en kokmeeuw zoeken andere gebieden op door de dominante rol van de zilvermeeuw. Toch blijft dit gebied erg belangrijk voor de grauwe ganzen en kolganzen, vooral in de winter. In de zomer is het een broedgebied voor tureluren en meeuwen. De jacht in dit gebied keur ik volledig af".

Je legt een levende belangstelling aan de dag voor opgravingen?

"Als gevolg van het baggeren ontstond interesse voor wat uit het verleden in de bodem zit. Bij de laagwaterlijn kwam ik tot de ontdekking dat bepaalde oevers van de Schelde bewoond zijn geweest. Als lid van de oudheidkundige kring De Vier Ambachten in Hulst, heb ik met onze archeologische werkgroep veel materiaal gevonden. In de toekomst wordt dit getoond in het Streekmuseum in Hulst: potten en pannen uit de vroege middeleeuwen, karwielen en schaatsen. Het is een redding. Zoniet verdwijnen deze stukken voor eeuwig in het Scheldewater. De meester van der Heijdengroeve (20 bij 4m) is iets helemaal anders, want het gaat hier om geologie. Bijzondere aardlagen uit diverse tijdperken zijn hier sedert 1983 blootgelegd. Wat eens een stortplaats was, wordt nu als monument gevrijwaard. Als conservator van deze groeve heb ik er het nodige werk mee".

Door G.B.