1991.02 Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen, veldwerker in archeologie en geologie, gevierd
Geschreven door RtCRichard Bleijenberg (55 jaar), conservator van het Meester van der Heijden-reservaat in Nieuw-Namen, veldwerker van de Archeologische werkgroep Oudheidkundige kring Hulster Ambacht en natuurgids in het Verdronken Land van Saeftinghe, kreeg de Cultuurprijs van de stad Hulst. Als vechter voor de levensbron, "de natuur", die hij zo heeft bestudeerd en bewonderd, kwamen de vrienden deze spontaan en eerlijke natuurvorser vieren op de uitreiking van de Cultuurprijs. Voor Richard (geboren in Clinge op 1 februari 1936) het mooiste verjaardaggeschenk, zo zei zijn vrouw Juliana De Maayer en de vier kinderen, die op de plechtigheid aanwezig waren. Vanaf de schoolbanken, zoals hij zelf zei tijdens zijn speech, was Richard op zijn dertiende, een erg leergierig manneke. Zijn onderwijzeres, juffrouw Wauters (voor wie hij nog steeds dat spontane ontzag heeft) was op de viering aanwezig. Ook de moeder van wijlen Dirk Roeland van "Bond beter Leefmilieu", van wie Richard zoveel heeft geleerd en broer Ludo Roeland, feliciteerden de man uit Nieuw-Namen. Ze waren er allemaal bij, zij die bij de self-made-man uit de Nieuw-Naamse Kerkpad van het oude Hulsterloo ten rade gingen om alle mogelijke facetten over wetenschap en biologie te bestuderen. Richard heeft in ieder geval zijn noodgedwongen (werklozen)- tijd opgevuld met levenswijsheid en ervaringen. Die gaf hij door aan meer dan 10.000 bezoekers uit vijftien verschillende landen in zijn reservaat. Over Saeftinghe en de polders en het water van de Schelde had hij steeds een luisterend publiek.
Beloning
Op de door burgemeester Kessen aan Richard Bleijenberg uitgereikte oorkonde, versierd met lint en lakzegel, staat in mooi kalligrafisch schrift de volgende tekst: "Heeft op gebied van archeologie en lokale geologie en door veel zelfstudie, in grote mate kennis verworven omtrent het unieke zand van de Kauter". Daarmede is hij in het voetspoor getreden van de professionele archeologie door zelfstandige onderzoekingen. In samenwerking met deskundigen heeft hij mede kunnen aantonen dat er in het Midden-Steentijdperk te Nieuw-Namen bewoning moet geweest zijn. Door de liefde voor zijn dorp en ook om zijn enthousiaste bereidwilligheid om andere deelgenoot te maken werd aan Richard Bleijenberg deze Cultuurprijs uitgereikt.
Dankbaar
De jury voor Culturele Aangelegenheden van de stad Hulst had bovengenoemde motivatietekst op de oorkonde (gedateerd op 2 februari 1991) neergeschreven. Richard kreeg van burgemeester Kessen ook nog een bronzen Reinaertbeeldje en een prijs van 500 gulden, een beloning om de inzet van de veldwerker voor het kunsthistorisch erfgoed van Nieuw-Namen. Richard, die alle eer werd aangedaan, was zichtbaar emotioneel ontroerd om de aanwezigheid van zovele mensen bij wie hij steeds ten rade kon gaan. Juffrouw Wouters bracht het broekventje van de Kauter de zin van het leven bij. Zij heeft het spontane, het leergierige in het manneke van de Nieuw-Naamse Kauter weten ontbolsteren. Erewethouder Piet Brandt, die Richard de liefde bijbracht voor het kunsthistorische, en hem veel over de geschiedenis van Hulsterloo vertelde, was ook op de viering. Natuur- en leefmilieu waren de andere streefdoelen waarvoor Richard zich steeds belangloos inzette. Georges Sponselee en Jan Boon waren voor Richard de mensen bij wie hij nu nog steeds ten rade gaat om de link te leggen tussen natuur en wetenschap. Ook het bestuur van de werkgroep archeologie, hielden er aan de man uit Nieuw-Namen te feliciteren.
Nota
Een recent opgemaakte nota "Verbeteringsmogelijkheden van het Meester Van der Heijden Reservaat" wordt voor Richard weer de nieuwe uitdaging. Op deze studie komen we binnenkort nog uitvoerig terug in deze krant. De uitbreiding van het reservaat en de oprichting van een "natuurhistorisch huis" zijn de nieuwe streefdoelen van Richard Bleijenberg. Deze nota werd mede opgesteld door Georges Sponselee en Jan Boon. Toen Richard de officiële mededeling van de Hulsterse Cultuurprijs in zijn brievenbus kreeg, was hij volkomen verrast. "ik dacht dat zo’n Cultuurprijs alleen was voorbehouden voor schilders, schrijvers en muzikanten. Ik wist niet dat geologie en archeologie tot het domein van cultuur behoorden". In zijn speech, gingen dan ook woorden van dank naar de werkgroep "Oudheidkundige Kring van Hulster Ambacht", omdat ook deze mensen hem heel wat kennis bijbrachten over de prehistorie. Grijpend naar een stukje literatuur uit "De Vos Reinaert": "een dorp in het oosten van Vlaanderen, dat Hulsterloo heet", dat ligt Richard blijkbaar nog het nauwst aan het hart. Nadat de vroegere burgemeester Molthoff en ook burgemeester Jacobs reeds een bezoek brachten aan de groeve, nodigde Richard nu reeds zijn gloednieuwe burgemeester Kessen uit. En dat tijdens de opening van het nieuwe seizoen in het Paasweekeinde, wanneer hij zijn eerste rondleiding zal doen.
Burgemeester Kessen overhandigt de oorkonde en het Reinaertbeeldje aan de laureaat Richard Bleijenberg.
Culturele prijzen voor Richard Bleijenberg (Nieuw-Namen) en Liet Smulders (Clinge)
Op het stadhuis van Hulst werden het voorbije weekeinde twee culturele prijzen uitgedeeld. Burgemeester Kessen overhandigde, in het bijzijn van wethouders en talrijke genodigden, de Reinaertprijs 1989 als "waardering" op het culturele en historische vlak aan Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen. Galeriehoudster Liet Smulders in Clinge kreeg de "aanmoedigingsprijs" voor haar nu reeds zesjarige inzet met Galerie Esprit. Zij kreeg een bronzen "Reinaertbeeldje", een "oorkonde" met motivatie van de jury over culturele aangelegenheden en "een prijs" van 500 gulden. Richard Bleijenberg, die nu acht jaar de historische groeve van Nieuw-Namen beheert en er op vrijwillige basis groepen rondleidt, was bijzonder blij met de prijs. Deze waarderingsprijs werd hem eveneens uitgereikt om zijn enthousiast medewerken aan recente archeologische opgravingen in Nieuw-Namen, in samenwerking met de Archeologische Kring "De Vier Ambachten" uit Hulst. Liet Smulders kreeg de "aanmoedigingsprijs" om haar nu reeds zes jaar inzetten voor kunstenaars uit binnen- en buitenland. Precies aan de rijksgrens in de Zeeuwse gemeente Clinge opende zij in april ’85, samen met Heleen Hofstede de galerie Esprit.
Richard Bleijenberg achter het spreekgestoelte met zijn dankspeech. We herkennen erewethouder Piet Brandt en juffrouw Wauters, die er aan hielden Richard Bleijenberg met zijn cultuurprijs te komen feliciteren. Rechts op de bank Irma D’Hollander, de moeder van Richard Bleijenberg.
HULST - Elk jaar wordt in de Zeeuws-Vlaamse gemeente Hulst een cultuurprijs uitgereikt aan mensen die zich voor de gemeente verdienstelijk hebben gemaakt op het gebied van de cultuur. Dit jaar reikte de kersverse burgemeester A. Kessen de prijzen uit voor 1989 en 1990.
Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen kreeg de waarderingsprijs omdat hij door zelfstudie een grote kennis heeft verworven omtrent het unieke ‘Zand van de Kauter’ en omdat hij de belangstellenden die de groeve bezoeken, deskundig rondleidt. Liet Smulders-van der Wijst kreeg de aanmoedigingsprijs omdat zij haar galerie Esprit in Clinge in een betrekkelijk korte tijd bekend heeft gemaakt in het Land van Hulst en het Waasland. Zij is er in geslaagd verantwoorde en betaalbare kunst onder een breed publiek te brengen. Na de prijsuitreiking lichtten beide laureaten hun werk toe.
Midden Steentijd
Richard Bleijenberg die heel wat geologen rondleidde in de groeve bleef bescheiden. "Ik heb deze prijs mede te danken aan anderen die vóór mij het pionierswerk hebben verricht. Meester van der Heijden, naar wie de groeve genoemd is, kreeg veel tegenwerking, toen hij wees op het belang van de groeve. Nu is er volop medewerking en is de gemeente zich goed bewust van het belang van dit unieke stukje in Nederland." Bleijenberg heeft door onderzoekingen kunnen aantonen dat er in de Midden Steentijd bewoning moet geweest zijn in Nieuw-Namen. Door zijn enthousiasme heeft de groeve tot ver over de landsgrenzen heen, bekendheid gekregen. De verzamelde bodemvondsten zijn een bron van studie voor wetenschappers. In het streekmuseum van Hulst wordt elk jaar een kast gevuld met de jongste vondsten. Bleijenberg maakte van de gelegenheid gebruik om het college een studie te overhandigen over de groeve waarin gevraagd werd het bos bij de groeve te verruimen zodat de oorspronkelijke flora en fauna er zich zou kunnen herstellen. Nu al zijn er volop salamanders en boomkikkers te vinden.
Kunst voor iedereen
De galeriehoudster uit Clinge is geen onbekende in het Waasland. Zij is één van diegenen die inzien dat grensoverschrijdende activiteiten zeer bevruchtend werken voor alle partijen. Er komen Vlaamse bezoekers, en Vlaamse kunstenaars krijgen de kans er te exposeren. De galerie werkt als een soort verbindingslijn tussen Zeeland en Vlaanderen en de grote belangstelling is volgens Liet Smulders te danken aan de kwaliteit van het gebodene. De galerie is in de ogen van velen een pleitbezorger voor de vooral hedendaagse beeldende kunst. De galeriehoudster betreurt wel de drempelvrees van velen, die toch van kunst houden. "Een galerie is voor iedereen toegankelijk. Het idee dat je alleen binnen kunt lopen als je iets gaat kopen is absurd. Kunst is voor iedereen en omdat we van het ministerie van WVC de toekenning hebben gekregen om een aankoopsubsidie te geven is het kopen van kunst voor iedereen mogelijk. Het komt te vaak voor dat iemand een werk wil aanschaffen maar op dat moment niet de nodige middelen heeft. Door deze regeling kan het werk gekocht worden en op lange termijn, zonder rente, worden afbetaald."
Muziek en poëzie
Dat de Belgen de galerie kennen is duidelijk. Deze week is een nieuwe tentoonstelling geopend van twee Vlaamse kunstenaars: J. Mathy en A. Loveniers. Daarvoor exposeerde R. D’Haese uit het Waasland zijn keramieken. "De waardering is voor mij een aanmoediging om op dezelfde wijze door te gaan. Wel wil ik proberen ook de muziek en de poëzie meer aan bod te laten komen. Zij die daar nieuwsgierig naar zijn moeten 21 april alvast noteren. Dan wordt door musici en dichters een programma verzorgd bij de opening van de expo 'Zicht op Zeeland'",besluit Liet Smulders.
Liet Smulders en Richard Bleijenberg met hun prijs: een beeldje van Reinaert de Vos. Foto Camile Schelstraete
Door J.C.
1991.02.04 Culturele prijs voor een veldwerker
Geschreven door RtCAls je maar tot je dertiende naar school gegaan hebt en je bent inmiddels vijfenvijftig geworden, dan verwacht je niet ooit nog eens een culturele prijs te krijgen. Zo begon Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen op 2 februari j.l. zijn dankwoord na het in ontvangst nemen van de Culturele Waarderingsprijs 1989 van de stad Hulst. Bleijenberg kreeg de prijs vanwege verdiensten op drie gebieden: biologie, geologie en archeologie. Wat het biologische vlak aangaat, betreft dat vooral zijn werk als vrijwillig gids in het Verdronken Land van Saeftinghe. Zijn geologische activiteiten spelen zich af rond en in de Pleistocene/Tertiaire Meester van der Heijden-groeve in zijn woonplaats. Hij is er voor Staatsbosbeheer de conservator/toezichthouder van. Hij heeft echter ook aan de wieg gestaan van de plannen om van ’t zandgelaag een geologisch-toeristische trekpleister te maken. Met in- en toestemming en met financiële hulp van SBB heeft hij, samen met leden van de Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten, de vroeger groeve voor een deel vrijgemaakt van gestort huisvuil. Hij heeft de interessante wand die afwisselend bestaat uit zandlagen en een harde ijzeroerbank zichtbaar gemaakt, een kleine ‘crag’- groeve blootgelegd, toegangstrappen en andere voorzieningen aangebracht en de groeve in de publiciteit gebracht. Sedert de opening in 1983 hebben dan ook al ruim tienduizend mensen van vijftien verschillende nationaliteiten - professoren van geologische instituten brengen hun studenten geregeld naar de groeve - het hek gepasseerd.
Op archeologisch gebied heeft hij het speurwerk voortgezet van het hoofd der school te Nieuw-Namen, wijlen ‘Meester’ C.v.d. Heijden, die Bleijenberg de belangstelling en de liefde voor zijn geboortegrond bijbracht. Meester van der Heijden op zijn beurt zette het werk van wijlen dr. P. Tesch voort. Tesch vond in 1910 op De Kauter (Nieuw-Namen) een vuurstenen pijlpunt. Het voorwerp - thans in het Zeeuws Museum te Middelburg - duidde op oude bewoning te Nieuw-Namen. Van der Heijden heeft meer gedaan dan alleen steentijdwoning aantonen, maar helaas is zijn werk in de vergetelheid geraakt. Samen met de ROB, met leden van de Archeologische Werkgroep van OHK ‘De Vier Ambachten’ en met de leerlingen van de basisschool onder leiding van hun directeur J. De Baar, heeft Bleijenberg verder en intensiever onderzoek van De Kauter geëntameerd en uitgevoerd en dat met opmerkelijk resultaat: er is vrij veel materiaal uit de Jonge en Midden - Steentijd verzameld. Veel van het verzamelde materiaal bevindt zich in het Streekmuseum te Hulst.
A.A.L.G.M. Kessen, de burgemeester van Hulst, in gezelschap van zijn wethouders en tal van genodigden, reikte de prijs uit. Van die gelegenheid maakte Bleijenberg gebruik om een samen met anderen opgesteld rapport aan de gemeente te overhandigen. Het rapport dringt aan op uitbreiding van het geologisch monument door aankoop van aangrenzende gronden. Het pleit ook voor het verder openleggen van de voormalige groeve en voor voortgezet onderzoek naar de prehistorische bewoning van De Kauter.
Door George Sponselee
1991.02.04 Cultuurprijzen in Hulst uitgereikt
Geschreven door RtCHULST - Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen en Liet Smulders - Van der Wijst uit Hulst ontvingen zaterdag de cultuurprijzen voor 1989 en 1990. Zij kregen de prijzen uitgereikt tijdens een plechtige bijeenkomst op het stadhuis in Hulst.
De heer Bleijenberg kreeg de waarderingsprijs voor zijn inzet voor de groeve van Nieuw-Namen en de aanmoedigingsprijs was voor galeriehoudster Liet Smulders van Galerie Esprit in Clinge. Burgemeester A Kessen reikte de prijzen uit, die bestaan uit een cheque van 500 gulden, een oorkonde met de motivering van de jury erop en het beeldje van de Vos Reynaerde. Wethouder van cultuur P. Weemaes sprak het welkomswoord en hield de aanwezigen voor, dat Hulst wel degelijk een aantal culturele hoogtepunten kent. Als hoogtepunten somde hij op: de structurele aansluiting bij het Festival van Zeeuwsch-Vlaanderen, de verhoging van de subsidie voor het Uitgebeuren, het stimuleren van de amateurverenigingen, het goede functioneren van de culturele commissie, het gericht zijn op kwaliteit van culturele evenementen, de gemeentelijke bijdragen voor kleine kernen en het ‘cultuurminded’ zijn van het college van B en W.
Burgemeester A. Kessen vertelde dat een stadje als Hulst, met veel cultuur-historische waarde, zich op alle fronten moet inzetten voor de cultuur. De culturele prijzen zijn een onderdeel van dit streefprogramma. Nu driemaal uitgereikt en aan drie verschillende disciplines: muziek, cultuurhistorie en beeldende kunst. "Beide prijswinnaars hebben een grote bijdrage geleverd aan de stad Hulst en zorgen voor een bekendheid tot ver buiten onze grenzen, iets wat mij erg aanspreekt", aldus Kessen.
Intermezzo
Voordat de beide feestelingen aan het woord kwamen, zorgden twee dwarsfluitisten, leerlingen van de Hulster Muziekschool, voor een muzikaal intermezzo. Richard Bleijenberg was diep onder de indruk van de onderscheiding en bedankte emotievol al diegenen die hem in al die jaren geholpen hadden. "Ik heb veel tijd en bovendien de wind in de zeilen. Voor mij hebben de pioniers, zoals meester Van der Heijden moeten vechten voor de zaak van het ‘roste zand van de Kauter’. Nu is de archeologische, geologische en biologische waarde van de Groeve bekend. Tienduizend mensen hebben de groeve bekeken en nu krijgen we alle medewerking". Dat hij op nog medewerking rekende, stak Bleijenberg niet weg. Hij overhandigde het college van B en W een nota ‘Mogelijke toekomst van de Kauter’. Een rapport waarin alle wensen zijn vastgelegd. Liet Smulders - Van der Wijst bekende dat de toekenning van de cultuurprijs voor haar een aangename verrassing was geweest. "Het runnen van een galerie, gespecialiseerd in hedendaagse kunst, is een riskante onderneming. Samen met Heleen Hofstede heb ik geprobeerd de kunst te promoten in Zeeuwsch-Vlaanderen. Een waardering als deze prijs zie ik dan ook als een hele eer en een aanmoediging om op de ingeslagen weg voort te gaan". De belangstelling voor de galerie blijkt groot te zijn. Er komen vooral vele mensen uit België en Noord-Nederland, die een dagje naar Hulst combineren met een kijkje in de galerie in Clinge. "Ik heb geleerd dat echte kunstliefhebbers best een paar kilometer om willen rijden om goede kunst te zien", aldus Liet Smulders, die alle aanwezigen uitnodigde om de openingen van exposities eens bij te wonen. "De drempelvrees is hoog, velen denken dat ze er niets van begrijpen of dat een galerie een verkoopruimte is. Dat is onjuist", stelde de galeriehoudster. In de zaal van het stadhuis waren schilderijen opgehangen en sculpturen en keramiek neergezet uit de galerie. Tevens waren er vitrines gevuld met voorwerpen van opgravingen in Nieuw-Namen.
Burgemeester Kessen overhandigt Liet Smulders - Van der Wijst de cultuurprijs 1990.
Rechts Richard Bleijenberg, die de cultuurprijs 1989 in ontvangst mocht nemen. FOTO WIM KOOYMAN
Van onze correspondente
Erkenning voor Richard Bleijenberg en galerie Esprit
HULST - Zij aan zij stonden ze zaterdag: de amateur en de prof. Nooit verwacht en toch gekomen: de culturele waarderings- en aanmoedigingsprijs van de gemeente Hulst. Burgemeester Kessen overhandigde ze aan Richard Bleijenberg, archeoloog, geoloog, bioloog en gids uit Nieuw-Namen en Liet Smulders, eigenaar van galerie Esprit in Clinge.
Twee totaal verschillende laureaten, stelde Kessen, die beiden op hun eigen manier een steentje bijdragen aan de cultuur-historische waarde van Hulst. De prijs bestaat uit een geldbedrag van 500 gulden, een oorkonde en een beeldje van Reynaert de Vos. Cultuur-wethouder Weemaes stond stil bij datgenen wat de gemeente Hulst in 1990 op cultuurgebied had voortgebracht. Hij wees onder meer op de structurele bijdrage aan het Festival van Zeeuwsch-Vlaanderen. Richard Bleijenberg is gids in het Verdronken Land van Saeftinghe en in de Pleistocene groeve in Nieuw-Namen. Hij kreeg de prijs vanwege opgravingen en bodemvondsten, maar vooral voor het uitdragen van zijn geologische en geografische kennis van Nieuw-Namen. “Het rost zand van de Kauter, daar groeien nog geen petetten op, dachten ze vroeger”, zei Bleijenberg, die wel beter weet. Hij bedankte op een emotionele wijze iedereen die hem had geholpen de prijs te verdienen.
Liet Smulders startte samen met Heleen Hofsteede in april 1985 Galerie Esprit in Clinge. Hofsteede emigreerde vorig jaar naar Australië en sinds die tijd staat mevrouw Smulders er alleen voor. In de motivering van de Hulster Culturele Commissie voor het toekennen van de prijs staat vermeld dat de galerie een breed publiek kennis laat nemen van goede (en betaalbare) kunst. Daarnaast krijgen jonge kunstenaars de gelegenheid zich in de galerie te manifesteren. Alvorens Smulders de grote stap nam om in Clinge een galerie op te richten bracht ze 13 jaar door op de academie voor Schone Kunsten in St.Niklaas. Naast tentoonstellingen worden er in Esprit ook poëzievoordrachten en muziekuitvoeringen gegeven. Kessen prees de moed en durf van Liet Smulders om alleen in de galerie verder te gaan. “Het is een riskante onderneming”, zei de galeriehoudster zelf, die voor de toekomst geen specialere plannen heeft dan ‘gewoon’ door te gaan met waar ze mee bezig is. De exposities in Esprit lopen ongeveer vijf weken. Gisteren was voor het laatst een succesvolle tentoonstelling van Lebuïn D’Haese te zien. Van 10 februari tot en met 10 maart zijn schilderijen te aanschouwen van Joseph Mathy en beelden in brons van Armand Loveniers. In april volgt de grote expositie Zicht op Zeeland, met werk van Zeeuwse kunstenaars.
1991.02.05 Culturele prijzen van Hulst voor Richard Bleijenberg en Liet Smulders
Geschreven door RtCHULST - Op het stadhuis van Hulst reikte burgemeester Kessen het voorbije weekeinde twee culturele prijzen uit. De "Reinaertprijs 1989" ging naar Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen voor zijn inzet op het culturele en historische vlak. Galeriehoudster Liet Smulders van Clinge kreeg de "aanmoedegingsprijs" voor haar grensoverschrijdende artistieke exposities in galerie Esprit. De laureaten kregen een Reinaertbeeldje, een oorkonde met motivatie van de jury van culturele aangelegenheden en een geldprijs van 500 gulden.
Richard Bleijenberg beheert al acht jaar de historische groeve van Nieuw-Namen en leidt er op vrijwillige basis groepen rond. Hij was bijzonder blij met de prijs. De onderscheiding viel hem dan ook te beurt omwille van zijn enthousiaste medewerking aan recente archeologische opgravingen in Nieuw-Namen, in samenwerking met de "Archeologische Kring De Vier Ambachten" uit Hulst. De jury kende aan Liet Smulders de aanmoedigingsprijs toe voor haar nu reeds zes jaar durende inzet voor kunstenaars uit binnen- en buitenland. Op de Belgisch-Nederlandse grens in de Zeeuwse gemeente Clinge opende zij in april ’85 samen met Heleen Hofstede de galerie Esprit. De promotie van kunst en de creatie van kansen voor jonge kunstenaars, zowel uit Nederland, Zeeuws-Vlaanderen en uit België, vormen een belangrijke bijdrage van cultuur. Riet zei deze cultuurprijs te willen delen met haar vroegere medevennoot Heleen Hofstede, die naar Australië was uitgeweken. Een galerie hoeft niet centraal te liggen in een stad. Het kan zoals in Clinge, vlak tegen de grens. Een ideale combinatie met een reisje naar Hulst en Antwerpen, waar behalve tentoonstellingen, ook concerten en voordrachten op het programma staan.
Galeriehoudster Smulders uit Clinge en Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen vielen in Hulst in de prijzen. Foto PMS
Door CK
1991.02.15 R. Bleijenberg ontving Hulsterse cultuurprijs
Geschreven door RtCHULST - In het stadhuis van Hulst heeft burgemeester Kessen twee culturele prijzen uitgereikt. Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen ontving de Reinaertprijs als waardering voor zijn cultureel-historisch werk. Hij beheert al acht jaar de historische groeve van het Meester van der Heijden-reservaat in Nieuw-Namen. Hij is er medewerker aan recente archeologische opgravingen i.s.m. de Archeologische Kring ‘De Vier Ambachten’ in Hulst en als natuurgids in het Verdronken Land van Saeftinghe. Galeriehoudster Liet Smulders uit Clinge kreeg de aanmoedigingsprijs. Zij exploiteert Galerie Esprit. Samen met Heleen Hofstede zet ze zich sedert april ’85 in voor kunstenaars uit binnen- en buitenland. Beiden kregen een bronzen Reinaertbeeldje, een oorkonde met motivatie van de jury over culturele aangelegenheden en een prijs van 500 gulden.
Inzet
Richard Bleijenberg werd geboren op 1 februari 1936. Reeds op school toonde hij zich erg leergierig. Zijn levenswijsheid en ervaringen gaf hij reeds door aan meer dan 10.000 bezoekers uit vijftien verschillende landen in het Nieuw-Naamse reservaat en het Verdronken Land van Saeftinghe. Door zelfstudie verwierf Richard veel inzicht omtrent het unieke zand van de Kauter. Hij trad in het voetspoor van de professionele archeologie door zelfstandige onderzoeken. Samen met deskundigen toonde hij aan dat er in het Midden-Steentijdperk bewoning moet zijn geweest in Nieuw-Namen. Recent werd er een nota opgemaakt over "verbeteringsmogelijkheden van het Meester van der Heijden-reservaat". Voor Richard is het een nieuwe uitdaging. De uitbreiding van het reservaat en de oprichting van een Natuurhistorisch Huis zijn de nieuwe streefdoelen. Om de link te leggen tussen natuur en wetenschap ging hij regelmatig te rade bij Jan Boon en Georges Sponselee. Hij was wel blij verrast met de prijs waarvoor hij vooral de werkgroep Oudheidkundige Kring Hulster Ambacht dankte. Het nieuwe seizoen in de groeve opent tijdens het paasweekeinde. Richard nodigde burgemeester Kessen alvast uit voor de eerste rondleiding.
Door G.B.
1991.02.23 De Wase Koerier: Verbeteringsmogelijkheden van het Meester van der Heijden reservaat te Nieuw-Namen
Geschreven door RtCNATUURLIJKE HISTORIE EN PREHISTORIE - De vermoedelijke oorspronkelijke relatie tussen bos en weiden in de periode van de oudste menselijke bewoning is hierboven reeds aangestipt. In hoeverre de samenstelling van het huidige bos representatief is voor de natuurlijke begroeiing van de zandbruggen in de regio, is de vraag. Bos is er op die hoge plaatsen zeker geweest tot in de late Middeleeuwen, getuige ondermeer de vrij nauwkeurige locatiebeschrijving ervan in het laat dertiende eeuwse geschrift "Van den Vos Reynaerde" (regels 2576 tot en met 2582) en de oude naam "Hulsterloo" (Hulsterbos) voor het huidige Nieuw-Namen. Over de aard van het bos is het een en ander bekend uit pollenonderzoek van Minnaert en Verbruggen (1986) in het Hollandveen enkele kilometers oostelijk van de Kauterheuvel. Het profiel dat werd onderzocht vertoont de eerste sporen van transgressie van de zee (kleilaagjes) en had een ouderdom van ca 5500 tot 2000 jaar B.P. De stuifmeelkorrels wijzen op de aanwezigheid van een Elzenbroek-veen waar nu de polders liggen en een zwaardere bebossing op de parallel lopende Pleistocene zandruggen waarvan er één (nu onder het maaiveld) vanuit het noordoosten vrijwel aansluit op de Kauterheuvel (van Rummelen, 1977). Dominante soorten waren iep, linde, hazelaar en eik. Aan de voet van de Kauterheuvel bevindt het veen zich direct onder de meer recente zeekleiafzettingen, die nu het beeld van de polders bepalen. De bovenkant van het veen is de Middeleeuwse leefbodem. Daaronder, in de toplaag van het postglaciale stuifzand, worden de werktuigen gevonden van zowel mesolithische (de laatste ijstijdjagers) als neolithische mensen (Vlaardingencultuur). Bij de laatste systematisch uitgevoerde opgraving aan de voet van de Kauterheuvel werden in 1990 ruim 50 afslagen en een hoeveelheid aardewerkscherven gevonden die konden worden toegeschreven aan beide in de tijd ver uitéén liggende culturen (van Heeringen, 1990). Door deze vondsten is de heuvel nu door de R.O.B. aangemerkt als archeologisch "zeer waardevol" gebied. Het verwerven en als natuurgebied beheren van de bovengenoemde aan het huidige reservaat grenzende percelen krijgt hiermee een bredere betekenis die nog wordt geaccentueerd doordat het op slechts enkele kilometers verwijderd ligt van het Verdronken Land van Saeftinghe. Een gecombineerde excursie, die door veel bezoekers van het geologisch reservaat wordt gemaakt, maakt veel duidelijk van de natuurlijke processen die de Kauterheuvel zelf hebben doen ontstaan en die de natuur en het landschap rond de heuvel op gelijke wijze zouden hebben vorm gegeven als de mens niet had ingegrepen.
Betere educatieve mogelijkheden met een Natuurhistorisch Huis
Het voorlichtingsmateriaal is nu beperkt tot een folder en een informatiebord achter glas, waar een geologische tijdschaal is te zien. Alle bezoekers worden daarnaast door de beheerder persoonlijk begeleid. Daardoor is bekend dat velen van hen professionals zijn, afkomstig van wetenschappelijke instituten uit Nederland en België, vaak vergezeld van gasten uit tal van andere landen. Praktisch allen blijken een directe relatie te zien tussen de in profielen vastgelegde Pliocene sedimenten en de levende natuur daaromheen enerzijds, en de getijdendynamiek van het Verdronken Land van Saeftinghe met zijn actuele sedimentatie en erosie en bijhorende levende natuur anderzijds. Het zichtbaar worden van aspecten van de prehistorie en tegelijk van de moderne tijd (de strijd tegen de oprukkende zee, de milieucontaminatie) blijkt in hoge mate bij te dragen tot de belevingswaarde van een gecombineerde excursie. Het is daarom gewenst om de educatieve begeleiding van de bezoekers op een passend niveau te brengen. Voor Saeftinghe zal daarin worden voorzien door een bezoekerscentrum dat zich nu in de planfase bevindt. Het accent komt daar te liggen op een zeer grote groep oppervlakkig geïnteresseerden. Voor het reservaat in Nieuw-Namen kan worden gedacht aan een meer bescheiden opzet met een meer professioneel accent. Er is behoefte aan een ruimte waarin een kleine permanente expositie over de geologische, archeologische en biologische aspecten van hert reservaat kan worden ondergebracht, en van waaruit de rondleidingen door de beheerder kunnen plaatsvinden. Daarnaast is er behoefte aan een ontmoetings- c.q. werkplaats voor beoefenaars van veldbiologie en amateur- en professionele archeologen en geologen in het Nederlands-Belgisch grensgebied van Oost-Zeeuws-Vlaanderen.
Dit is het "Natuurhistorisch Huis" gaan heten in de gedachtevorming, en de bedoeling ervan is:
- een trefpunt te zijn voor natuurvrienden in het Oost-Zeeuws Vlaamse/Waasse grensgebied;
- informatiecentrum te zijn over de streek aan weerszijden van de grens het gebied van de natuurlijke historie, de geologie en de prehistorie;
- de mogelijkheid te bieden voor het inrichten van regelmatig wisselende exposities van relevante selecties uit verzamelingen vooral van amateurs;
- de mogelijkheid te bieden voor het houden van georganiseerde studie- en voorlichtingsbijeenkomsten.
Het enthousiasme voor een dergelijke Natuurhistorisch Huis is gepeild. Bemanning voor organisatie en toezicht kan worden gerekruteerd uit Nederlandse en Belgische leden van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging en van de regionale Vereniging voor Veldbiologie "De Steltkluut". Contacten over mogelijke exposities zijn gelegd en er is reeds een hoeveelheid basismateriaal ter beschikking gesteld (panelen, verlichting etc.). De verwachting is dat de toegankelijkheid van de vele aspecten van de natuur die in het reservaat van Nieuw-Namen op een klein gebied aanwezig kunnen zijn, met deze voorziening aanzienlijk wordt vergroot voor groepen variërend van de basisschool uit de buurt tot studenten en academisch geschoolde specialisten uit binnen- en buitenland.
Voor de uitvoering van dit idee dienen zich twee mogelijkheden:
- Het verwerven van de voormalige pastorie aan de noordkant van het reservaat (nr.7 op de kaart). Deze is enkele jaren geleden in particuliere handen overgegaan. Het is een groot en representatief huis waarin zonder veel aanpassingen een woonhuisaccommodatie kan worden gecombineerd met een ontvangstruimte en ruimte voor vaste en wisselende exposities. Deze locatie is - evenals de bijbehorende tuin - momenteel niet te koop. Of verwerving op enig termijn mogelijk is, is dus onzeker.
- Het verwerven van een perceel van ca 0,2 ha met woonhuis direct ten zuiden van het reservaat (nr.08 op de kaart). Het perceel kan bij het reservaat worden gevoegd. Het woonhuis - veel kleiner dan de pastorie - kan dezelfde bestemming krijgen als hierboven geschetst, alleen na een aantal bouwkundige aanpassingen. Perceel en huis staan al enige tijd te koop.
Bij verbeteringsmogelijkheden aan het Meester van der Heijden-reservaat behoort ook het voorstel tot de aankoop van dit huis, gelegen vlak bij het reservaat, als "Natuurhistorisch Huis".
Archeologische opgravingen in de herfst van vorig jaar aan de Kauterstraat te Nieuw-Namen. Al de vondsten uit de streek wil men op latere termijn onderbrengen in het ‘Natuurhistorisch Huis’ aldaar.
Richard Bleijenberg overhandigt de nota ‘Verbeteringsmogelijkheden van het Meester van der Heijden-reservaat’ aan burgemeester Kessen, terwijl de wethouders er ook nog één krijgen.
1991.07.16 Gazet van Antwerpen: Ploeteren door het Verdronken Land van Saeftinghe
Geschreven door RtCZomertip
Een unieke biotoop op een kwartier rijden van Antwerpen, dat vindt u net over de Nederlandse grens in Zeeuws-Vlaanderen. Het Verdronken Land is een uitgestrekt schorrengebied langs de oever van de Westerschelde. Vanaf de twaalfde eeuw trokken Vlaamse monniken het gebied binnen, polderden het in en baatten het uit. Er kwam zelfs een dorpje Saeftinghe "metten casteele ende twee kercken", zoals de legende het wil. De Heerlijkheid Saeftinghe bestond daarnaast nog uit drie kleine dorpjes: Namen, Sint-Laureins en Casuele. Ze leefden van de zeer vruchtbare landbouwgrond. In de schorren werd turf en zout gewonnen. Het gebied kwam regelmatig blank te staan, soms vrijwillig om militaire redenen, soms door stormvloeden. In de zestiende eeuw ging het voorgoed onder water en Saeftinghe verdween onder het Scheldeslib. Grote delen van het schorrengebied werden later opnieuw ingepolderd maar vandaag blijft er een natuurreservaat van zo’n 3000 hectaren schorren en slikken. Het gebied, dat er heerlijk verlaten bij ligt, is doorsneden met honderden grote en kleine geulen die tweemaal om de 25 uur vol Scheldewater lopen. Bij springtij en storm komt ook de plantengroei onder water. Fauna en Flora in dit brakwatergebied zijn uniek. Jaarlijks overwinteren er tienduizend vogels, waaronder wilde ganzen, wilde eendesoorten als de smient en de pijlstaarteend, steltlopers, zelfs de zeer zeldzame zeearend en de grauwe kiekendief. In de kommen groeien dus diverse brakwaterplanten zoals het Engels slijkgras, zeekraal, schorrezoutgras en zeeaster. In totaal vindt men er zo’n 40 plantensoorten. Om de verruiging van de begroeiing tegen te gaan worden de schorren beweid met schapen en runderen. Daarvoor bevinden zich buitendijks twee unieke "schaapskooien". Alleen op wandel in het Verdronken Land mag niet en is bovendien gevaarlijk. Geleide wandelingen kunnen aangevraagd worden bij de conservator (maar die is naar het schijnt voor een jaar volgeboekt). Tijdens de zomermaanden hebben er echter open groepswandelingen plaats waar u kan bij aansluiten.
Gids Richard Bleijenberg vertelt over de planten in Saeftinghe.
Data: 17/7 (13u), 24/7 (9u), 31/7 (13u), 7/8 (18u), 14/8 (13u), 21/8 (8u30), 28/8 (9u45) en 18/9 (14u). Vertrekpunt is het pittoreske cafeetje ‘Het Verdronken Land’ tegen de dijk in Emmahaven (gemeente Hulst). Deelnemen aan de open wandelingen kost 7,50 gulden (3,50 gulden onder 16 jaar). De tocht duurt drie à vier uur en is uitsluitend bedoeld voor gezinnen en individuele personen. Inschrijven hoeft niet. Zorg wel voor kleding die nat en vuil mag worden. Groepen van meer dan vijf personen moeten boeken bij de conservator: dhr. Middelweg I. NL- 4569 PA Grauw.
Door PMa
1991.07.30 De Thuiskrant: Verdronken Land is aards paradijs
Geschreven door RtC"Nergens voel ik me beter thuis dan hier"
NIEUW-NAMEN - "In het Verdronken Land van Saeftinghe voel ik me een schatrijk mens. Ik geniet er van alle kleine plantjes en diertjes die anderen waarschijnlijk gewoon vertrappen. Tot mijn 65ste blijf ik hier nog natuurgids. Dan kap ik er mee. Maar Saeftinghe zelf zal ik nooit vaarwel zeggen. Ik blijf erin ronddwalen tot mijn laatste dagen. Ik zou gewoon niet anders kunnen".
Aan het woord is Richard Bleijenberg (55). Sinds zijn jeugd vertoeft hij bijna dagelijks in dat mooie natuurgebied aan de Schelde. Ooit was hij stroper, garnaalvisser en baggeraar. Nu is hij natuurgids. Maar wat hij ook deed, het hield allemaal verband met Saeftinghe. "Het is een privilege er te mogen rondlopen", zegt hij fier. Richard Bleijenberg woont in het Zeeuws-Vlaamse grensdorpje Nieuw-Namen, op luttele kilometers van zijn geliefde Saeftinghe. Als hij erover praat, tintellen zijn ogen. "Ik ken veel mensen die op vakantie gaan naar de Camargue en die het daar allemaal toch zo prachtig vinden. Maar ze vergeten dat hier in Saeftinghe, dat bij wijze van spreken in hun achtertuin ligt, dingen te zien zijn die zeker even mooi zijn".
Stroper
Wie zijn woning betreedt, zal meteen beamen dat alles bij Richard rond Saeftinghe draait. Aan de muur hangen foto’s van Richard Bleijenberg als natuurgids. Stafkaarten van het gebied liggen verspreid over de tafel. Op de keukenkast staan tientallen vazen en kruiken die hij er heeft opgegraven. Sommigen dateren nog uit de 15e eeuw. Ze werden achtergelaten door de vroegere bewoners van Saeftinghe die door het opkomende water moesten verhuizen naar hoger gelegen gebieden (zie onderaan). "De meeste vondsten schenk ik aan het oudheidkundig museum van Hulst. Maar sommige hou ik hier. De waarde ervan interesseert mij niet. Voor mij hebben ze louter een emotionele waarde". Richard Bleijenberg heeft vroeger ook nog gestroopt. “We visten toen op bot. We gebruikten daarvoor een helliger, dat is een harpoen met zeven tanden. Die staken we dan willekeurig in de grond. Als je iets hoorde kraken, had je beet. Maar die harpoen was toendertijd verboden door het ministerie van visserij omdat je zo ook de ondermaatse vis ving, of de postzegels zoals we dat noemden. Het was een stroperstuig, maar ja, wij wisten toen eigenlijk niet beter. We liepen ook altijd blootsvoets in de schorre rond. Onze laarzen liepen anders toch maar vol water en blootsvoets voelde je het tenminste als je op een bot trapte.
Laatste zeehond gedood
In ’58 heeft mijn schoonvader hier nog de laatste zeehond doodgestoken. Veel mensen schrikken als ik dat vertel, maar vroeger zaten hier inderdaad nog tientallen zeehonden. Die beesten werden wel beschouwd als ongedierte. Tot ’56 kreeg iedereen die een zeehond neerlegde zelfs een premie van de overheid. Als bewijs daarvoor moest je dan wel zijn rechterpoot afgeven. Maar toen we in ’58 onze premie wilden ophalen, hield een politieagent ons tegen. Hij zag die zeehondenpoot en gaf ons meteen de raad dat meteen weg te gooien. Eigenlijk moet ik jullie nu op de bon slingeren, dreigde hij, want de zeehondenjacht is ondertussen verboden. Zo zie je maar, hoe snel alles wel kan veranderen. "Het ene jaar kreeg je een premie, het volgende een bekeuring". "Mijn schoonvader is degene geweest die mij Saeftinghe echt leerde kennen. Ze noemden hem hier De Sterke. Vanaf ’58 ben ik met hem door het gebied beginnen te trekken. Hij heeft mij elke uithoek van de schorre leren kennen. Ik wou het allemaal zien. Mijn schoonvader was een kleurrijk figuur. Altijd maar vloeken en tieren, maar tijdens een onweer, maakte hij bij elke bliksemslag snel een kruisteken. Ruw van buiten maar zeer gevoelig van binnen, dat was mijn schoonvader. Hij leerde mij ook alle trucjes om in Saeftinghe te overleven. Zo raadde hij mij steeds aan op een kalmoeswortel te kauwen als ik moe werd. Dat is een middel dat de vermoeidheid erg snel verdrijft. Hij stak dat altijd in de rand van zijn pet. Hij leerde mij ook hoe je op basis van de maanstand de getijden kunt aflezen. Als het volle maan is, dan is het om drie uur hoog water in Saeftinghe. Let daar maar eens op. Nu heeft iedereen daar een tabelletje voor nodig. Maar ik doe het als één van de weinigen nog op de klassieke manier".
Het Land is een uniek natuurgebied
Nieuw-Namen - Het Verdronken Land van Saeftinghe is een buitendijks gebied in de Nederlandse provincie Zeeland in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. Het is zo’n 3500 ha groot. Het gebied bestaat voornamelijk uit zandplaten, slikken en schorren en is doorsneden door talrijke grote en kleine kreken. Het is vooral gekend als een belangrijk en uniek natuurgebied met een specifieke zoutwaterflora. Daarnaast is het ook een belangrijke broedgebied voor water- en weidevogels. Midden jaren ’70 werd het een beschermd natuurgebied. Richard Bleijenberg weet er werkelijk alles van. "In mijn jeugd was Saeftinghe eigenlijk een niemandsland", vertelt hij. "Niemand had er belangstelling voor. Hier kwamen toen enkel wat jagers en vissers die van de opbrengst van de streek moesten leven". Een paar eeuwen geleden was Saeftinghe nog een relatief welvarende streek, met meerdere dorpen. Door de verhoging van het waterpeil, moesten alle bewoners echter naar hoger gelegen gebieden verhuizen. Eén van die overstroomde dorpen was Namen. Vandaar dat in de 19e eeuw het dorpje Nieuw-Namen werd gesticht, waar Richard nu woont. "Vroeger bestond er helemaal geen Westerschelde", weet Richard Bleijenberg. "Toen was hier enkel een doodlopende zeearm".
Door HPA
Meer...
1991.07.30 Richard Bleijenberg is sedert ’73 gids
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Sinds 1973 is Richard Bleijenberg al natuurgids in het Verdronken Land van Saeftinghe.
Tijdens het hoogseizoen trekt hij meerdere keren per week met een groep in Saeftinghe rond. "Ik doe dat enkel uit interesse en omdat ik het een genoegen vind in Saeftinghe te kunnen rondlopen. Want je verdient daar dus niets mee. Ik krijg wel een vergoeding, maar meer dan de sleet van mijn laarzen kan ik daarmee niet bekostigen." Richard is niet de enige natuurgids in Saeftinghe, maar hij is wel de oudste en heeft de meeste ervaring. Een wandeltocht met hem duurt om en bij de vier uur. Op die tijd worden ongeveer een tiental kilometer afgelegd. "Ik bouw meestal vijftien stopplaatsen in waar ik dan iets vertel. Ik vertel bijvoorbeeld wat over de geschiedenis van het gebied, de vogelstand of de begroeiing. Ze horen wel het liefste mijn persoonlijke ervaringen. Dan hangen ze werkelijk aan mijn lippen. Toen ik bijna verdronken was bijvoorbeeld en mijn zoon achteraf opmerkte dat hij dat wel spannend vond. Zulke verhalen horen ze allemaal graag."
Natuurgids Richard Bleijenberg bij één van de ‘grenspalen’ van het unieke natuurgebied op Nederlandse bodem. Foto Rol Action
Door HPA
1991.08.19 De Thuiskrant: Beroep tegen verleende jachtvergunning
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Milieuverenigingen strijden nog steeds voor een jacht-vrij Saeftinghe. Nederland wordt dikwijls als milieubewuster afgeschilderd. In tegenstelling tot België waar de jacht op de Schelde buitendijks niet meer is toegestaan, verleent Nederland echter noch jachtvergunningen. Bij de Raad van State is een beroep hangend tegen het afleveren van een jachtvergunning voor het natuurgebied van Saeftinghe.
Het Verdronken Land van Saeftinghe bestaat sedert de polders van de Heerlijkheid Saeftinghe in 1584 in de strijd tussen Geuzen en Spaanse bezetters verloren gingen. Sedert die tijd is er gevist en gejaagd. Nu is de visserij vrijwel verdwenen en is de jacht gereglementeerd.
Beheers- of plezierjacht
Saeftinghe is sedert 1976 voor het grootste deel staatsnatuurmonument. Het Beleidsplan Westerschelde beveelt aan de jacht te beperken tot natuurbeheer en voorkomen van schade aan landbouw of waterkeringen. Veldbiologen, Saeftinghe-gidsen, schaapherders en milieuverenigingen bestempelen de jacht in het natuurmonument echter veeleer als plezierjacht. De "Jagersvereniging Verdronken Land van Saeftinghe" kreeg van de directie Natuur, Milieu- en Faunabeheer in december vorig jaar verlenging van de vergunning voor de jacht. De vergunning laat jacht op waterwild toe in het natuurmonument gedurende de maand oktober en in de Selenapolder van 1 april tot 15 december. "Waarnemingen en telgegevens tonen aan dat de jacht ernstig afbreuk doet aan de internationaal belangrijke functie van dit gebied als winteropvang voor watervogels", licht Maebe toe. Hij is één van de mede-initiatiefnemers bij het aantekenen van beroep tegen de afgeleverde jachtvergunning. Dit beroep is nog steeds aanhangig bij de Nederlands Raad van State.
In duister fourageren
"Waarnemingen tonen aan dat sommige eenden en ganzen ofwel Saeftinghe zijn gaan mijden, of bijvoorbeeld onder dekking van de duisternis fourageren en bij zonsopgang vertrekken", voegt Jean Maebe aan dit verhaal toe. "Ten onrechte wordt overigens een onderscheid gemaakt tussen Saeftinghe en de Selenapolder. Dit is feitelijk geen echte polder, maar gewoon een deel van het schor, dat op particulier initiatief omstreeks 1965 in gebruik werd genomen", aldus nog Jean Maebe. De Selenapolder bevindt zich achter een grasdijk, waarin aardgas- en andere pijpleidingen geborgen zitten. "De landbouwactiviteit was van korte duur en het gebied verruigt snel", wijst Richard Bleijenberg aan. Het is opnieuw schor. Gidsen en natuurliefhebbers in Nederland en België wachten nu op de uitspraak van de Raad van State.
Door Guido de MUNTER
1991.08.19 De Thuiskrant: Saeftinghe beschermt Scheldebekken
Geschreven door RtCNatuurgebied is met een waterbergend vermogen van zowat 35 miljoen kubieke meter effectiever dan potpolder
NIEUW-NAMEN - Het Verdronken Land van Saeftinghe is uiterst belangrijk voor de bescherming van het Scheldebekken tegen overstromingen. Bij een stijging van het tij op de Schelde 1 meter boven de normale hoogwaterlijn, heeft het natuurgebied een waterbergend vermogen van 35 miljoen kubieke meter.
"Verdwijnt het, dan zijn de gevolgen niet te overzien", stellen de Saeftinghe-gidsen Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen en Jean Maebe uit Deurne. "De verhoging van de dijken tot de zogenaamde Delta-hoogte, zal dan lang niet volstaan." Net over de landsgrens bevindt zich het Verdronken Land van Saeftinghe, zowat 3.500 hectare natuurgebied dat bestaat uit schorren en slikken. Het gebied is doorsneden met honderden grote en kleine geulen. De geulen stromen bij hoogwater vol brak Scheldewater. Enerzijds zorgt de bevloeiing voor een uniek fauna en flora, anderzijds voor beveiliging tegen overstroming. "Het Verdronken Land is effectiever nog dan potpolders. Zo’n overstromingsgebied werkt voor één tij. Het is nooit tegen de volgende vloed leeg. Saeftinghe is dat wel. Het gebied werkt dus voor elke tij", vertelt Richard Bleijenberg ons tijdens een boeiende vier uur durende tocht. Saeftinghe biedt echter geen blijvende veiligheid. Het natuurgebied verzandt. "Vóór het natuurgebied wordt specie gestort van de permanente baggerwerken op de Schelde. Bij elke vloed blijft slib achter in Saeftinghe. Hierdoor wordt het natuurgebied opgehoogd en slinkt het waterbergend vermogen", geeft Jean Maebe mee. Saeftinghe bestaat nu dank zij België. Lang wenste Nederland het gebied in te polderen. Dat stuitte op Belgisch verzet. Ons land heeft in het Nederlands-Belgisch Scheldetractaat van 1839 hierover een vetorecht. Anderzijds wordt het natuurgebied nu bedreigd door de Belgische plannen voor het Baalhoekkanaal. Volgens de twee Saeftinghe-gidsen heeft het schorren- en slikkengebied als het Verdronken Land een groot waterzuiverend vermogen.
Minder vervuiling
"Er komt ook meer bodemleven op de platen", toont Richard. Hij wijst op de aanwezigheid van pieren. "Vorig jaar heb ik dit nog niet gezien. Dat toont dat de bodem hier minder vervuild is. Maar, let op. Hiermee wil ik niet zeggen dat de Schelde properder is geworden. Het heeft volgens mij gewoon te maken met de aanzanding van het gebied. De laatste stoot van de vloed brengt zuiverder Scheldewater", zegt Bleijenberg. "Op de platen vinden wij ook van jaar tot jaar meer kreeftachtigen", voegt Jean Maebe toe. Het gaat om millimetergrote witte diertjes die tot voedsel dienen van sommige vogelsoorten, zoals de lepelaar. Momenteel huizen een paar honderd lepelaars in Saeftinghe. Zij trotseren de zilvermeeuwen, met duizenden de heersers over het gebied.
Meer voedsel
“Het aantal lepelaars neemt van jaar tot jaar toe. Dat duidt er op dat zij hier meer voedsel vinden”, weet Jean Maebe. Een ander teken dat Saeftinghe gezonder wordt. Het natuurgebied is niet alleen belangrijk als broedgebied maar ook als overwinterings- en rustgebied. Het natuurgebied van het Verdronken Land wordt beheerd door de Stichting van het Zeeuwsche Landschap. Het Verdronken Land is niet vrij toegankelijk. "Het aantal bezoekers wordt per jaar ook beperkt tot tienduizend, maar ik geloof niet dat we dit aantal dit jaar zullen bereiken", vertelt Richard Bleijenberg me. Het bezoek onder begeleiding van één van de Saeftinghe-gidsen hangt uiteraard af van het tij. Het dient vooraf aangevraagd bij conservator Neve, Middelweg 1 te 4569 PA Grauw in Nederland. De stichting organiseert ook zogenaamde open excursies. Belangstellenden kunnen individueel en zonder voorafgaande inschrijving aan een Saeftinghetocht van drie tot vier uur deelnemen. Vertrekpunt is café Het Verdronken Land, Koninginnenstraat 21 in Emmahaven, deelgemeente van het Zeeuw-Vlaamse Hulst. Eerstvolgende open excursies vinden plaats op 18 september met vertrek om 14u., op 27 oktober (9.45u.), op 16 november (13u.) en op 26 december (10.45u.). Weet wel dat kinderen jonger dan tien niet worden toegelaten en dat de tocht niet aan te raden is voor wie niet fit of goed te been is.
Saeftinghe-gidsen Jean Maebe (links) en Richard Bleijenberg. Foto GL
Door Guido de MUNTER
1991.11.15 BN De Stem: Het succes van Saeftinghe
Geschreven door RtC'Ongelooflijk eigenlijk; een paar jaar geleden zou zoiets ondenkbaar zijn'
In 1975 werden de schorren van Saeftinghe beschermd natuurgebied en afgesloten. De naburige bevolking was woedend. Boeren zagen mals nieuw polderland verloren gaan; vissers en stropers schopten tegen het bordje Verboden Toegang. Toen kwamen de schapen en de koeien. Kortgeleden werd de jacht verboden. Het watermilieu verbetert en Saeftinghe barst van het leven. Over het succes van een natuurreservaat. Over een oude jas aan een paal.
“Stil, 't is een buizerd”. Richard Bleijenberg verstart en knijpt zijn ogen in gleufjes. Een sombere bruine vogel zakt van een paal en glijdt langzaam over een onwerkelijk landschap van bruingele schorren en zompige slikgeulen. Verder gaat de vogel, steeds verder. En lost op in een nevel, die de horizon onzichtbaar maakt en Saeftinghe vastkleeft aan een hemel vol grauw. 't Is geen prettig weer vandaag. Het is zo'n dag dat het net niet regent. Dat alle vrolijkheid verbannen lijkt. Het dunne zonnetje maakt alle kleuren laf. Vuilbruine stroomgeulen omarmen eilanden van bruinvuil schorregras. Saeftinghe vandaag, ligt erbij als een vuile bruine zakdoek. “De waterlijn is zes kilometer verder,” wijst Richard de nevel in. “Zo groot is het hier. Drieduizend hectare puur paradijs”. We staan op wat de gasdijk heet. Een dam, dwars door het natuurgebied van Saeftinghe. Een ideale uitkijkpost. Het land aan mijn voeten ademt mysterie. Witte-wievenland, waar de verdronken zielen van de verzwolgen dorpen tijdens de stormnachten jammeren om hun verloren lief. Op een sombere dag als deze heb je er weinig verbeelding voor nodig.
Niemandsland
“Het is geen land”, zegt Richard, “geen zee, het is niemandsland. Vroeger was het van ons, nu is het ganzenland.” “Kijk maar,” zegt de kleine man en geeft me een kleine, maar krachtige verrekijker. Warempel. Verderop in het gras - die bewegende paddestoelen met zwarte dekjes - het zijn ganzenekken. “Het wemelt ervan,” bromt Richard teder. We lopen wat verder, een wulp vliegt op en laat zijn ijselijke schreeuw. “De schildwacht van de vogels,” zegt Richard, “let goed op wat nu gebeurt.” Ineens is de lucht vol leven. Het harde gras ritselt, poten klappen in slik, zacht geruis van duizend vleugels vult de atmosfeer en honderden grote vogels vliegen op. Schor geklok weerklinkt, zwart-witte angstkwakjes dalen neer op het schor. ''t Is grauwe gans,” zegt Richard. “Kolgans jodelt. Grauwe niet. Ik schat dat er hier tienduizend grauwe zitten, nu. Ongelooflijk eigenlijk, een paar jaar geleden zou zoiets ondenkbaar zijn. Ze hebben rust nu, de vogels, omdat de jacht kortgeleden verboden is. 't Is goed zo, 'k zie liever grauwe dan knallers.”
Groot kwaad
De jacht, vertelt Richard, was groot kwaad. “Ik heb ze gezien, de vette Fransen. Gezeten op ezeltjes die behangen waren met dode ganzen trokken ze door het gebied in de winter. 't Leek wel een kersttafereel. Die ezels, dat deden ze om er een apart tintje aan te geven. Wij mochten er niet in, die moordenaars wel. Nu hebben de vogels weer rust, er zijn er nog nooit zoveel geweest.” En in vele soorten. Richard wijst bergeenden aan, smienten, scholeksters en wat al niet fladdert zo op zo'n schor. Overal waar ik kijk zie ik vogels, overal waar ik kijk is leven. Zijn verhaal is zo verteld. Richard is ex-visser, ex-baggeraar en ex-stroper en heeft geen week in z'n leven gekend dat-ie niet in Saeftinghe is geweest. “We staken bot met harpoenen in de plassen. In november nog op blote voeten. En wat wisten wij van vogels? Eende-eieren kon je eten, dat ja. Ik was een vrijbuiter,” zegt hij, “en Saeftinghe was van mij, van niemand anders.”
Verboden
Tot die dag in 1975. Saeftinghe werd onder de natuurbeschermingswet geplaatst en werd Natuurmonument met Het Zeeuwse landschap als nieuwe baas. Vrijbuiters zoals Richard konden niet wennen aan het plotseling verboden toegang. “Een ramp was dat voor ons. Ik heb me er heftig tegen verzet. Ik zei: val maar dood. Morgen kom ik weer en geen hek houdt me buiten. Geef me maar een proces-verbaal. Saeftinghe is van ons.” Hij schopt, nijdig nog bij de gedachte, een graspol weg. Tot een bekeuring kwam het niet. Richard maakte van de nood een deugd, Saeftinghe was hem te lief. Hij werd natuurgids bij de milieugroep De Steltkluut, leerde alles over vogels en de planten op het schor en leidt nu als vrijwillig gids van Het Zeeuwse Landschap bezoekers rond in wandelingen die wel uren duren.
Jos Neve, de beheerder van het schor.
Rijker
“Het heeft mijn leven rijker gemaakt. Ik heb zwaar ongelijk gehad, achteraf is het zo goed geweest dat het schor is beschermd. Anders was het nu één grote camping. Mijn paradijs is meer paradijs nu, dankzij de natuurbescherming waar we toen zo op scholden.” De inkeer van Richard is niet ongewoon, hoor ik de volgende dag van Jos Neve, de beheerder van het schor. Veel protestmakers van toen zijn teruggekomen op hun bezwaren. We rijden in een sukkeldrafje in de dienstauto van Het Zeeuwse Landschap over de dijk van gisteren, en Saeftinghe lacht nu aan alle kanten. Verdwenen is het naargeestige land. Er is zon, het zicht is goed en de kleuren van de mannetjeseenden flonkeren tussen de zeebies. Jos vertelt over de nieuwe natuur. “Zeven, acht jaar geleden telden we zesduizend ganzen per jaar, vorig jaar bijna dertigduizend, dit jaar zijn er weer meer. Dit hele gebied,” zijn arm maakt een cirkel, “telt nu ongeveer honderdtwintigduizend vogels. Dat komt door het jachtverbod, maar ook omdat de vogels van andere gebieden komen. Hier zitten momenteel meer vogels dan er mensen in Zeeuwsch-Vlaanderen wonen.”
Kijkruimte
“Het komt,” zegt Jos, “omdat Saeftinghe steeds beter wordt als natuurgebied. Rijker. We hebben voor beweiding gekozen. De begrazing door koeien en schapen maakt open plekken in de ruigtes en vogels houden van kijkruimte. Die komen niet graag in struikgewas, zijn ze te schuw voor. Zo ontstaat een goede broedbiotoop voor de tureluur, de grutto en de kemphaan, zelfs”. Saeftinghe leidt tot merkwaardige observaties. Kortgeleden nog dacht Jos dat iemand een bruine jas aan een paal had laten hangen, maar toen-ie dichterbij kwam vloog de jas weg. “Een steenarend, zo'n vogel,” zegt Jos en heft zijn handen een metertje boven het aardoppervlak. “En visarend, die komt hier ook op doortrek. Zeer, zeer zeldzaam en zwaar beschermd, die haalt zulke vissen uit het water.” Weer gaan de handen. Het zijn niet alleen de ganzen die Saeftinghe maken. Dat zijn wintergasten, alleen nu aanwezig.
Fladderaars
Saeftinghe is veel meer. Er broeden 400 paren tureluur en 350 paren scholekster. Het gebied wemelt van allerlei steltlopers, waadvogels en andere zoutwaterfladderaars. De gidsen hebben er al zo'n kleine tweehonderd verschillende vogelsoorten waargenomen. Nieuwe broedvogels ontdekten ze, de zwarte kraai, nota bene een bosvogel, en de fazant. Het komt omdat het gebied langzaam hoger wordt. De vloed voert veel slib aan, de zwakkere ebstroom neemt minder slib mee terug. Alleen bij hoge springvloed en storm lopen de schorren nog onder. Jos Neve zet de auto stil en wijst op weer zo'n eenzame roofvogel, die ver weg boven de schorren op prooi loert. Het is een verstild beeld, de wiegende dood boven de geulen, terwijl op de achtergrond een wit containerschip over de Schelde glijdt. Zacht dreunt de scheepsdiesel tegen de dijk. “Saeftinghe is bloedgevaarlijk,” zegt Jos. “Er staat een zeer sterke getijdestroom, de vloed kan met een krulgolf over de schorren razen. Dan moet je hard lopen. Er is drijfzand, dieper dan een man hoog is. Je kunt er hopeloos verdwalen. Daarom ook laten we bezoekers alleen toe onder begeleiding”.
Richard Bleijenberg… drieduizend hectare puur paradijs…
Succes
Tienduizend bezoekers per jaar komen het gebied bekijken. Het succes van Saeftinghe lokt mensen en dat draagt weer bij aan meer succes. Want de gidsen prediken de natuurgedachte, kweken meer milieubewustzijn. Saeftinghe is een enorm biologielokaal in de open lucht. Mensen leren dat reservaten maken de moeite waard is. "Vooral schoolkinderen," zegt Richard, "Het mooiste. Want dat zijn de volwassenen van straks. Leer ze liefde voor de natuur en we krijgen morgen een betere wereld." Het autootje van Jos tuft verder over de dijk naar de meest oostelijke punt van het reservaat. Hier lijkt het Noord- Amerika, de prairies. Lege grasvlakten met een vage horizon. In het midden enkele bouwvallige schuren. Een woonhuisje. Een paal met een jas, een jas die niet wegvliegt, helaas. "Daar staat mijn amfibievoertuigje," wijst Jos. "Hier woont de familie Cleiren, Belgische schapenfokkers die hun schapen op de schorren laten grazen." Hij vertelt over een ander succes. De familie Cleiren en de schaapherder aan de andere kant van Saeftinghe, Jan Boom, weiden vier kuddes van elk 300 schapen.
Prins Bernhard
"Dat daar zijn buitendijkse schaapskooien, Prins Bernhard heeft er vorig jaar nog een geopend." Ik zie bouwvallige langgerekte schuren, aan één kant open, met hooi op de vloer. In plaats van schapen zit er nu een brutaal zooitje scholeksters. En zilvermeeuwen op het dak. Jos over de schapen: "Die beesten vreten zeegroente en vorig jaar was er een indrukwekkende proeverij in Antwerpen, waar twintig Europese topkoks lamsvlees keurden. Er was een lam van Saeftinghe bij. Tot onze grote verwondering kreeg dat lam van vijftien chefs het predikaat uitmuntend. Het stak met kop en schouder boven de andere Europese toplammeren uit. Door die ziltige smaak van het vlees, door de zeegroente. Nu dus, wordt ons lamsvlees verkocht met het predikaat présalé, voorgezouten. Zo promoten we het." Van het lam naar het onderwatermilieu is de volgende stap in het verhaal van Saeftinghe. Het staat vandaag in deze krant: het milieu in vooral het oostelijk deel van de Westerschelde is zo verbeterd dat er weer volop jonge vis zwemt. Zeehonden zijn gezien, sardines, schelpdiertjes, levende boormossels en zeepieren. Het komt door een beter zuurstofgehalte in het water, omdat veel fabrikanten van wasmiddelen de fosfaten hebben verbannen en omdat steeds meer bedrijven afvalwaterzuiveringen bouwen.
Idealist
Jan Boom aan de telefoon. Een afgestudeerd biochemicus die als schaapsherder op de rand van armoe leeft. Een idealist die een grote bijdrage heeft geleverd aan het verbieden van de jacht. "Petteke af voor den dien", heeft Richard over hem gezegd. Jan Boom dus. Hij zegt blij te zijn met het verbeterde milieu. "Eén belemmerende schakel in de vervuiling is weggenomen en kijk eens hoe rijk de natuur daar al op reageert. Het biedt hoop, maar we zijn er nog lang niet. Saeftinghe is veel rijker aan natuur dan toen ik er tien jaar geleden kwam en kan in de toekomst alleen maar rijker worden. Maar we moeten alert blijven voor elke bedreiging, want zulke ingewikkelde ecosystemen zijn uiterst gevoelig." Alles in Saeftinghe grijpt in elkaar in een reeks van successen. Saeftinghe werd reservaat en rijker aan natuur. De boze dorpelingen van toen zijn de felste pleitbezorgers geworden. Omdat het goed ging, werd de jacht verboden. Waardoor het nog beter ging. Een toenemende vogelstand, meer flora.
Kaal
Waardoor het lam weer kostelijke zeegroente vond. Zodat het nu présalé de hoogste culinaire roem geniet. Er komt meer geld binnen, het produkt is gewild, dus komen er meer lammeren. Die vreten meer ruigtes kaal, waardoor er weer meer vogels komen. De boeren uit de omliggende omgeving profiteren van het jachtverbod. Vroeger trokken de door hagelgeweren opgeschrikte ganzen de dijken over en vraten van akkerland. "Sinds de jacht verboden is, heeft de wildsschadecommissie geen enkele vraag om schadevergoeding meer gekregen, de ganzen blijven nu hier," zegt Jos. En de excursiegangers zien telkens een rijker reservaat. Saeftinghe heeft hen milieubewuster gemaakt en zo meegeholpen aan maatregelen van de regering. Wasmachines braken minder fosfaten, het zuurstofgehalte van het water is toegenomen, er komt meer vis, de zeehond en tal van andere zeedieren zijn terug van lange tijd weggeweest. Ga zo maar door. Alles hangt samen, en Saeftinghe is het succes van het verboden toegang.
Vlek
Zo zit dat dus, denk ik, alleen nu op de gasdijk. De schemer golft over de schorren. De ganzen slapen, een enkele meeuw schatert de dag weg en verderop, daarginds, heeft iemand een jas aan een paal laten hangen. Een vuilbruin vod, een vlek in het donker, dat zich zomaar kan ontpoppen in een prachtige zeearend. Dat is Saeftinghe. Ik ga maar niet kijken.
Door Cees Maas