Scheldeschorren: Slikgarnaal - Corophium volutator
Geschreven door RtC
De slikgarnaal is een typische bewoner van het slik. Heel toepasselijk noemt men deze garnaal ook Langspriet. Andere benamingen zijn Vorkspriet(garnaal) en Wadkreeftje.
Corophium prefereert slibrijke bodems op beschutte plaatsen en is relatief goed bestand tegen anaërobe omstandigheden. Hij leeft in een U-vormige gang in het slik die tot 6cm diep reikt.
Door recht te gaan staan kan hij met zijn tweede paar antennen organische resten van het oppervlak naar zich toe schrapen. De lange haren of seta aan de voedingsledematen gebruikt hij om het voedsel uit wat hij bijeengeschraapt heeft, te filteren. Corophium volutator is een selectieve surface deposit feeder die zich in hoofdzaak voedt met diatomeeën. Slijkgarnalen zijn zelf favoriet voedsel voor bv. bergeenden en platvissen.
Kieskeurig baasje
Een slijkgarnaal graaft niet zomaar ergens zijn tunnel. Het uitzoeken van een geschikte buurt gaat heel precies. De korrelgrootte van de modder is erg belangrijk voor de stevigheid van de tunnel en voor de slijkgarnaal is het belangrijk te weten dat er voedsel op de korrels blijft zitten. Daarnaast zijn slijkgarnalen groepsdieren: hoe meer slijkgarnalen in de buurt, hoe beter. De slijkgarnaal verhuist soms wel om de dag, dus je kunt ze ook kruipend over de wadbodem vinden.
Kan tegen een stootje
De slikgarnaal is kieskeurig als het gaat om zijn tunnel, maar wat betreft de andere natuurlijke omstandigheden kan hij een hoop hebben. Hij kan goed tegen brak water, maar hij kan ook tegen water dat zouter is dan de zee. Daarnaast is de slijkgarnaal geen koukleum. Tijdens hele koude winters kan de slijkgarnaal bevriezen tijdens laagwater. In veel gevallen leeft hij gewoon weer door als hij later ontdooit.
Levenscyclus
In het algemeen zijn de aantallen van Corophium volutator laag in de winter en de lente, maar vertonen een snelle toename in de zomerperiode. Vaak zijn er twee generaties per jaar, met een langer levende overwinterende generatie en een korter levende lente-zomer generatie. Uit de eerste broedgolf in het voorjaar ontstaat een generatie die in het najaar voor nakomelingen zorgt. Deze laatste generatie overwintert en sterft dan in de daaropvolgende zomer. In het Ythan estuarium - 20km ten noorden van Aberdeen (Schotland) - is slechts één enkel broedseizoen waargenomen. De dieren worden daar geboren in de zomer van het ene jaar, groeien, overwinteren, broeden als ze 5 mm geworden zijn en sterven in de volgende zomer. Andere studies maken dan weer melding van vier generaties.
Broedzorg
Corophium volutator heeft zoals de meeste amphipoden geen larvaal stadium maar vertoont broedzorg. De vrouwtjes bewaren de eitjes op hun buik in een soort broedbuidel. De pas uitgekomen jongen blijven nog enkele dagen in de broedbuidel aanwezig. Na het verlaten van de broedbuidel blijven de jongen nog enkele uren in de ouderlijke gang, waarna ze hun eigen gang bouwen.
Aantallen
In augustus 2002 deden we op het Groot Buitenschoor een kleine steekproef op een oppervlakte van 1/4e m² kwamen tot een gemiddelde van 1.244 slikgarnalen per m².
Al eens een slikgarnaal onder een elektronenmicroscoop gezien?
Voedzaam beestje
Het blijkt dat Corophium een zeer voedzaam beestje is voor de vogels die hierop fourageren. Onderzoek in de Bay of Fundy (New Brunswick, Canada) op grijze strandloper toonde aan dat deze vogels voornamelijk fourageren op slikgarnaal en dat zij op 2 weken tijd in gewicht verdubbelen.
"The Corophium mudshrimp contains unusually large amounts of n-3 polyunsaturated fatty aids (45% of total lipids).
...
Dietary n-3 fatty acids are not only used as an energy source, but they also act as performance-enhancing substances to increase the capacity for endurance exercise."
bron: www.bofep.org
Meer weten?
• Corophium, master of the mudflats http://www.bofep.org/corophiu.htm
• BOFEP - Bay of Fundy Ecosystem Partnership http://www.bofep.org/wpbofep/
• Grijze strandloper http://www.bofep.org/sandpipe.htm
Het zingende slik
Het zou de titel kunnen zijn van een bekende stripreeks, maar het slik zingt echt. Wanneer je bij laagwater langs of over het slik loopt, dan hoor je een suizend, zingend geluid. Dit geluid wordt veroorzaakt door slikgarnalen. Slikgarnalen leven met duizenden per m² in het slik.
Elke slikgarnaal leeft in een holletje dat hij bij laagwater kan afsluiten met een dekseltje - de bobbeltjes die je op het slik ziet. Het geluid dat je hoort is de lucht die uit deze holletjes ontsnapt.
Stabiliteit van het slik
Kom je geregeld op het slik dat zie je dat in de loop van het jaar, het uitzicht sterk kan verschillen. De ene keer is het slik een mooi, glad oppervlak, andere keren is het alsof er grote stukken zijn uit weggehapt. Dat het soms lijkt alsof er stukken uit weggehapt zijn komt door de kracht van het water die er stukken uit weggespoeld heeft omdat het slin minder vast ligt. In de stabiliteit van het slik spelen twee actoren een rol: de kiezelwieren en de slikgarnaal.
Kiezelwieren
Kiezelwieren spelen een belangrijke rol in de stabiliteit van slikplaten. Kiezelwieren scheiden polysachariden uit. Deze polysachariden kleven de kleine sedimentkorreltjes aan elkaar vast en daardoor stabiliseert het sediment zich. Je kan dus stellen dat kiezelwieren de slikplaat beschermen tegen erosie door getijdestromen en golven.
Verband
Uit onderzoek blijkt er een verband te bestaan tussen de densiteit in het voorkomen van de slikgarnaal en kiezelwieren, en de erosie van slikplaten. Kiezelwieren staan mee op het menu van de slikgarnaal. 1 slikgarnaal kan tot 4.000 kiezelwieren per dag verorberen. vIn de meeste ecosystemen is er een seizoenale toename van de slikgarnaal tussen maart en augustus. In maart en april wanneer het aantal slikgarnalen laag is, zijn de slikplaten bedekt door een dikke laag kiezelwieren. Wanneer in mei en juni het aantal slikgarnalen toeneemt, ontstaat er een mozaiekstructuur in de kiezelwierenmat: zone's met een dikke laag kiezelwieren worden afgewisseld door bijna kaalgegeten zone's - zie foto. Wanneer in juli en augustus het aantal slikgarnalen zijn piek bereikt, zijn de meeste slikplaten volledig kaalgegeten van kiezelwieren. De polysachariden nodig om de slibdeeltjes aan elkaar te kleven ontbreken en bijgevolg is het slik veel gevoeliger aan erosie.
Suikersnoepjes en zeebodemlijm: kiezelwieren scheiden heel veel verschillende suikers af
YERSEKE (Zld.) / NIJMEGEN - Piepkleine organismen als kiezelwieren kunnen erosie van grote, belangrijke slikplaten in het kustgebied (tijdelijk) voorkomen. De suikers die ze afscheiden zorgen voor een stevige 'biofilm' boven op de modder. Ook kunnen de kiezelwieren zich daardoor bewegen. Een ander type suikers vormt buiten de cel een grote mondvoorraad voor de donkere nacht. 'Slikbioloog' Jody de Brouwer van het NIOO-KNAW promoveerde in maart 2002 in Nijmegen. Met de ontdekking dat een kiezelwier op een slikplaat niet één maar twee typen suikers uitscheidt, lost De Brouwer een hoop tegenstrijdigheden uit de wetenschappelijke literatuur op. "Het vaststellen van het verschil in samenstelling van de suikers is essentieel. Er gaapte een gat in de kennis," zegt hij. De marien microbioloog van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO-KNAW) in Yerseke moest om dat gat te dichten wel het lab en overal in Europa TOT OVER ZIJN KNIEËN DE MODDER IN. De eencellige kiezelwieren of diatomeeën van nog geen tiende millimeter groot hebben een soort 'doosje' van kiezelzuur om zich heen. Vanuit dit doosje scheiden ze stoffen af, EPS of extracellulaire polymere substanties genoemd, en dat zijn voor 95 procent suikers. De kleine algjes zorgen goed voor zichzelf. Overdag maken ze zoveel mogelijk makkelijk afbreekbare suikers (vol glucose) en slaan die WEGENS GEBREK AAN OPSLAGCAPACITEIT buiten hun cel op, om die 's nachts weer op te peuzelen als er geen licht en dus geen energie binnenkomt.
"Dit type EPS vormt de snoepjes van het sediment, ook voor de daar aanwezige bacteriën waarschijnlijk," zegt De Brouwer. Het tweede type suikers speelt een rol bij het invangen en vastplakken van de organismen en de slibkorrels van de zeebodem, én bij de voortbeweging van de kiezelwieren naar een gunstigere omgeving. Deze suikers blijken een andere samenstelling te hebben: rijk aan galactose-suiker en uronzuren, zure suikers met bindingsmogelijkheden voor sedimentkorrels. Bovendien vindt de productie hiervan gedurende het hele etmaal plaats. Op de vaak overspoelde slikplaat in de Westerschelde lijkt niks te groeien. Schijn bedriegt! Over het oppervlak ligt een bruinige waas van diatomeeën, samengekit tot een 'biofilm' of 'diatomeeënmat'. Deze mat is een veilige omgeving voor een kiezelwier, beschermd tegen de extreme invloeden van buitenaf. Maar het beschermt ook de hele slikplaat tegen erosie door wind en golven. Modellen gebaseerd op puur natuurkunde kunnen de vorming en dynamiek van slikplaten niet verklaren: er moest een biologisch onderdeel zijn. De 'biologische' diatomeeënmatten hebben inderdaad een groot effect op de platen. Vooral in het voorjaar groeien ze er massaal. Daarna breken EEN LEGER AAN GRAZENDE DIERTJES en harde wind de beschermlaag. De plaat is dan inmiddels wel enkele centimeters opgehoogd en heeft andere 'bewoners' gekregen. Wat zou er van de vslikplaten overblijven als er niet ieder voorjaar meegebouwd zou worden door de kiezelwieren? Slikplaten zijn hoogproductieve delen van het kustgebied, van een estuarium. Ze vormen de voedselbron voor vele kustvogels en de schuilplek voor jonge vissen. Diatomeeën zijn op slikplaten de belangrijkste 'planten' - ze leggen koolstof vast via fotosynthese - en vormen zo de basis voor dit ecosysteem. Een groot deel van de koolstof scheiden ze weer af: 40 tot 70 procent komt als suiker (EPS) naar buiten. Slikplaten spelen een belangrijke rol bij de bescherming van de kust tegen erosie en overstroming. De mini-algen beïnvloeden zo het sedimenttransport in het hele estuarium. De Brouwer: "Een beter begrip van de dynamiek van deze platen is onmisbaar voor goed kustbeheer, voor verklaringen en voorspellingen. Dat is nodig ook. De vruchtbare estuaria zijn tenslotte DE DICHTSTBEVOLKTE GEBIEDEN TER WERELD."
Bronvermelding
Het Nederlands Instituut voor Ecologie - Persbericht, 26 februari 2002
Het NIOO-KNAW is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-KNAW-Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie in Yerseke richten de onderzoekers zich op het leven in het zoute en het brakke water.
Website NIOO-KNAW: https://nioo.knaw.nl
Scheldeschorren: Gray's kustslakje - Assiminea grayana
Geschreven door RtCHet leven op een schor is niet zo gemakkelijk. Door de steeds weerkerende overstromingen moeten de minder mobiele dieren bestand zijn tegen extreme omstandigheden, zoals sterke schommelingen in zoutgehalte en uitdroging. Dikwijls is een aangepaste levensstrategie nodig om tijdelijk of permanent op het schor te kunnen leven.
Voorbeelden van deze specialisten zijn:
· Gray’s kustslakje (Assiminea grayana)
· Muizenoortje (Ovatella myosotis)
Aantallen
Om je een idee te geven van hun aantallen: op 11 augustus 2002 deden we op het Groot Buitenschoor een steekproef en telden we het aantal slakjes in een kader van 5cm x 5cm. Resultaat: 72 slakjes. Omgerekend in m²: 2.880 slakjes per vierkante meter. En dat is eigenlijk niets in vergelijking met andere bevindingen. Bij onderzoek in Nederland haalde het enkele millimeters grote wadslakje Hydrobia ulvae op sommige plaatsen dichtheden van meer dan een miljoen exemplaren op slechts enkele vierkante decimeters.
Kruipsporen van wadslakjes
Het menu
Deze slakjes kruipen over de modder en met hun radula of rasptong eten ze voornamelijk kiezelwieren of diatomeeën, en detritus. Zelf vormen ze het hoofdvoedsel voor veel vogels die in dit getijdegebied komen fourageren.
Leefgebied
Het wadslakje
Het wadslakje leeft in het gebied onder de gemiddelde hoogwaterlijn; op en gedeeltelijk in de bovenste bodemlaag van het slik en het laagste deel van de schorren. Omdat het wadslakje om de 12u geconfronteerd wordt met hoogwater, heeft dit diertje een bijzondere getijdestrategie bedacht. Wanneer het tij opkomt maakt het wadslakje een slijmbelletje aan de onderkant van het schelpje, waarmee het slakje ondersteboven aan het oppervlak met de wind en golven mee drijft.
Gray's kustslakje
Het Gray's kustslakje leeft hoger op het schor in het het bovenste deel van de getijdenzone welk alleen bij extreem hoogwater onderloopt. Zij hebben geen getijdenstrategie. Als ze in water terecht komen, dan kruipen ze daar zo snel mogelijk weer uit.
Wadslakje of Gray's kustslakje?
Er waren al eens hier en daar geruchten opgedoken dat op onze schorren voornamelijk het Gray's kustslakje voorkwam. Tijd om dat even te checken. De verschillen zijn op 1e zicht best duidelijk: het wadslakje is wat kleiner en slanker terwijl het Gray's kustslakje wat groter en ronder is.
wadslakje (li) en Gray's kustslakje (re)
Prima, maar dan moet je ze wel met elkaar kunnen vergelijken. De website Mollusc Ireland - http://www.habitas.org.uk/molluscireland/ - gaf de oplossing. Beide slakjes hebben hun oogjes op steeltjes maar het wadslakje heeft "pale tentacles which bear a black bar just before the tip" of bleke tentakels met een donkere band juist onder de top. Onder de (stereo-)microscoop ziet dat er uit als op de tekening hieronder.
Voor wie het wilt nakijken:
· Wadslakje
· Gray's kustslakje
Dus ben ik op een septembernamiddag naar het GBS enkele slakjes-vrijwilligers gaan ophalen. Ik heb speciaal slakjes genomen op het zilt grasland t.h.v. de poort aan het slik aan omdat daar de kans op wadslakjes het grootst is.
Ik heb de slakjes-vrijwilligers onder onze stereomicroscoop gelegd. Het resultaat: niks dan van die gezellige, bolronde Gray's kustslakjes.
Onderstaande foto's tonen de kop van een Gray's kustslakje.
Foto-album
Foto's: Frank Wagemans