1991.02.04 Culturele prijs voor een veldwerker

Geschreven door RtC

Als je maar tot je dertiende naar school gegaan hebt en je bent inmiddels vijfenvijftig geworden, dan verwacht je niet ooit nog eens een culturele prijs te krijgen. Zo begon Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen op 2 februari j.l. zijn dankwoord na het in ontvangst nemen van de Culturele Waarderingsprijs 1989 van de stad Hulst. Bleijenberg kreeg de prijs vanwege verdiensten op drie gebieden: biologie, geologie en archeologie. Wat het biologische vlak aangaat, betreft dat vooral zijn werk als vrijwillig gids in het Verdronken Land van Saeftinghe. Zijn geologische activiteiten spelen zich af rond en in de Pleistocene/Tertiaire Meester van der Heijden-groeve in zijn woonplaats. Hij is er voor Staatsbosbeheer de conservator/toezichthouder van. Hij heeft echter ook aan de wieg gestaan van de plannen om van ’t zandgelaag  een geologisch-toeristische trekpleister te maken. Met in- en toestemming en met financiële hulp van SBB heeft hij, samen met leden van de Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten, de vroeger groeve voor een deel vrijgemaakt van gestort huisvuil. Hij heeft de interessante wand die afwisselend bestaat uit zandlagen en een harde ijzeroerbank zichtbaar gemaakt, een kleine ‘crag’- groeve blootgelegd, toegangstrappen en andere voorzieningen aangebracht en de groeve in de publiciteit gebracht. Sedert de opening in 1983 hebben dan ook al ruim tienduizend mensen van vijftien verschillende nationaliteiten - professoren van geologische instituten brengen hun studenten geregeld naar de groeve - het hek gepasseerd. 

Op archeologisch gebied heeft hij het speurwerk voortgezet van het hoofd der school te Nieuw-Namen, wijlen ‘Meester’ C.v.d. Heijden, die Bleijenberg de belangstelling en de liefde voor zijn geboortegrond bijbracht. Meester van der Heijden op zijn beurt zette  het werk van wijlen dr. P. Tesch voort. Tesch vond in 1910 op De Kauter (Nieuw-Namen) een vuurstenen pijlpunt. Het voorwerp - thans in het Zeeuws Museum te Middelburg - duidde op oude bewoning te Nieuw-Namen. Van der Heijden heeft meer gedaan dan alleen steentijdwoning  aantonen, maar helaas is zijn werk in de vergetelheid geraakt. Samen met de ROB, met leden van de Archeologische Werkgroep van OHK ‘De Vier Ambachten’ en met de leerlingen van de basisschool onder leiding van hun directeur J. De Baar, heeft Bleijenberg verder en intensiever onderzoek van De Kauter geëntameerd en uitgevoerd en dat met opmerkelijk resultaat: er is vrij veel materiaal uit de Jonge en Midden - Steentijd verzameld. Veel van het verzamelde materiaal bevindt zich in het Streekmuseum te Hulst. 

A.A.L.G.M. Kessen, de burgemeester van Hulst, in gezelschap van zijn wethouders en tal van genodigden, reikte de prijs uit. Van die gelegenheid maakte Bleijenberg gebruik om een samen met anderen opgesteld rapport aan de gemeente te overhandigen. Het rapport dringt aan op uitbreiding van het geologisch monument door aankoop van aangrenzende gronden. Het pleit ook voor het verder openleggen van de voormalige groeve en voor voortgezet onderzoek naar de prehistorische bewoning van De Kauter.

Door George Sponselee