Print deze pagina

1984 Staatsbosbeheer: Het zandgelaag op de Kauter

Geschreven door RtC

In het uiterste oosten van Zeeuwsch-Vlaanderen ligt een hoogte, in de volksmond "Kauter" geheten. Erop ligt het dorpje Nieuw-Namen waar de regel ‘ons kent ons’ nog steeds opgaat. In vroeger jaren een besloten gemeenschap van vissers, landarbeiders, baggerwerkers en kantklossters, nu een sterk vergrijsde bevolking die ‘import’ met argwanende ogen bekijkt, maar de gulle gastvrijheid van het Vlaanderenland nog steeds hoog in het vaandel draagt.

Het eerste waarmee de bezoeker, naderend uit de richting Hulst, wordt geconfronteerd is de Reinaerdbank op de 'Achterste Kauter'. Staat er niet geschreven "Int Oostende van Vlaenderen staet een bosch ende dat heet Hulsterloo". In dit land speelt zich een belangrijk deel van de eeuwenoude dierenepos 'Van de Vos Reinaerde' af. U staat er op historische bodem. Het rode zand, ‘rost zand’ waaruit de hoogte bestaan heeft buiten de kleur nog iets unieks. Meer dan 2,5 miljoen jaar oud is het en geologen dateren het in het Boven-Plioceen, een periode uit het Tertiair. In Nederland is de Kauter de enige plaats waar dit fenomeen in daglicht te aanschouwen is. Ook elders zult u dit zand kunnen aantreffen maar dan moet er geboord worden, tientallen meters diep. Deze zandopduiking is een erosierest en de vlakke top ligt plm. 6 meter boven NAP. Vroeger lag het omringende land evenhoog of misschien nog wel hoger maar door de zee is nadien veel zand opgeruimd. Wind en water boetseerden hierna een geheel nieuw landschap dat nog menigmaal van aanblik zou veranderen. Uiteindelijk ging de mens er zich mee bemoeien en die maakte er, geholpen door de zee, de vruchtbare kleipolders van die we nu hebben. 

Zeebodem

Al dwalend op de Kauter is het moeilijk zich voor te stellen, dat op u een vroegere zeebodem loopt. Eens maakte de heuvel deel uit van een uitgestrekt zandwadvlakte onderhevig aan eb en vloed. Eeuwenlang werd laag na laag afgezet, werden schelpen en andere weekdieren neergevlijd en bedekt. In het Verdronken Land van Saeftinghe op ’n afstand van enkele kilometers van hier kunt u in de allerjongste zeeafzettingen nu nog mooi zien hoe op die manier een landschap uit de zee ontstaat. Op de Kauter ziet u het alleroudste landschap van Zeeuwsch-Vlaanderen, een verschil van enkele miljoenen jaren maar in afstand vlakbij, een uniek combinatie. Door de ligging in een overwegend kleigebied ligt het voor de hand dat de bevolking zich al sinds mensenheugenis bezig heeft gehouden met uitzanden. Doordat de heuvel bezaaid ligt met vroegere groeven - zandgelagen genoemd - werd deze wel eens vergeleken met een molshoop, vandaar de bijnaam "Kautermollen" voor inwoners van Nieuw- Namen.  Het ietwat 'vastige' zand was buitengewoon geschikt voor wegenbouw en onze Kautermollen zagen daar wel brood in. Ook de 'crag' een laag verkit schelpengruis, wist men op z’n waarde te schatten. Het werd gebruikt  om paadjes en 'wegen' in het dorp te verharden en de boeren strooiden het op kalkarme kleiakkers. 

Resten van een walvis

Ongeveer halverwege de negentiende eeuw raakte de Kauter bij wetenschappers bekend. Gewag werd gemaakt van de waargenomen laagopeenvolging en de fossielinhoud van de groeven. Veel schelpen zijn er in de loop der jaren gevonden. Zelfs resten van een walvis kwamen uit het zand tevoorschijn. Om kennis te maken met diverse vondsten moet een bezoekje aan het streekmuseum "De Vier Ambachten" in Hulst ten zeerste worden aanbevolen. Hoe verging het nu de groeven? Zoals maar vaak gebeurt met dergelijke 'nutteloze' laagten werden ze stilaan volgestort met afval, hetgeen nog tot in de jaren zestig doorging. Vaak werd er een laag teelaarde opgevoerd om daarna verder vervlakt te worden tot moestuintjes. Slechts hier en daar bleef een steile kant over. In de jaren vijftig kwamen wetenschappers en natuurbeschermers opnieuw tot het besef dat er wat gedaan moest worden wilde de nijvere bevolking niet de hele heuvel onder hun voeten weggraven. In 1955 wist Staatsbosbeheer de hand te leggen op een nog nauwelijks afgegraven stukje Kauter. Om het niet al te zeer te laten verwilderen werd bosplantsoen aangeplant. Een profielkuil werd gegraven om geïnteresseerden een blik te gunnen in het binnenste van de heuvel. Aan de westkant van het eigendom lag ook een inzinking waar het profiel nog enigszins waarneembaar was. De rand van een oud zandgelaag dat net boven tonnen huisvuil uitstak. Pogingen werden ondernomen deze vuilstort in eigendom te verkrijgen hetgeen in 1981 lukte. Bij de zeer geslaagde restauratie van 1983 is de groevewand tot op het grondwaterniveau blootgelegd en de oude profielkuil geheel hersteld.

Wegverharding

Beide ontsluitingen zijn gelegen aan de achterkant van het kerkhof en bereikbaar via een smal bospaadje. Alsof u op een schelpbank aan de kust loopt zo knistert het zand onder uw voeten bij het binnentreden van het Staatsnatuurreservaat. Op die manier verharde men hier in grootvaders jonge jaren en nog wel eerder de 'wegen' de crag goed samengestampt, een bui regen eroverheen en aldus verkreeg men een laag zo hard als beton. In de profielkuil (de kleine ontsluiting) kunt u, ontsloten onder een dunne zwarte cultuurlaag, de volgende afzettingen waarnemen: Allereerst een bruinrode verlemingslaag, het welbekende 'rost zand'. De rode kleur is ontstaan door oxidatie (roesten) van het in het zand aanwezige glauconiet. Dit is een sterk ijzerhoudend mineraal dat in zee is ontstaan. Schelpen vindt men niet in dit rode zand daar deze bovenste laag door doorsijpelend regenwater is ontkalkt. Onder de rode bodem volgen zwakbruinige gele fijne zanden die naar beneden toe hoe langer hoe meer grijsgroen worden. Dit is de kleur van niet geoxideerd glauconiet. In deze zandlagen bevindt zich een zogeheten schelpenbreccie, een laag van plm. 50 cm dikte ontstaan door neerslag van kalk vanuit de uitgeloogde rode bodem. Dit is de crag waarover we eerder spraken. Aan de hand van een peilschaal kunnen de hoogteliggingen ten opzichte van NAP worden vastgesteld. 

Zandlaagjes

De tweede ontsluiting is aan twee kanten voorzien van een trap en toont de voormalige groevewand die op indrukwekkende wijze is blootgelegd; ruim vijf meter hoog en zo’n dertig meter lang. Alsof hij met een borstel is bewerkt zo fraai is de gelaagdheid te zien; ontelbare zandlaagjes met hier en daar staalharde ijzeroerbanken - ter plaatse "rotsen" genoemd. Fossielen liggen erbij alsof ze net op het strand zijn neergelegd. In het profiel kunt u volgende lagen en bijzonderheden waarnemen: Bovenaan het rode zand dat geleidelijk aan overgaat in zwakbruinig geel zand. In plaats van een schelpenbreccie als in de profielkuil zijn er slechts wat losse brokken schelpenkalk in deze laag. Ongeveer twee meter onder het maaiveld springt duidelijk een donkerpaarsbruine en zeer harde, niet of nauwelijks kalkhoudende ijzeroerbank naar voren. Geologen noemen dit een limonitische zandsteenlaag. De bank is aan de bovenkant weinig gelaagd en loopt duidelijk schuin door het zandpakket. Aan de noordzijde vertoont dit niveau zelfs een duidelijke omkrulling. Deze onregelmatige vorm wordt wel in verband gebracht met variaties in grondwaterstand en verschillen in doorlaatbaarheid van het gesteente. Naar onder toe is de bank minder hard en vertoont een duidelijke horizontale gelaagdheid. De laagjes oer worden door zeer dunne zandlaagjes gescheiden. Hier en daar zijn kleine verticale graafgangetjes en vage golfribbels te zien. De bovenkant van deze oerbank is over enkele vierkante meters vrijgemaakt en hier krijgt u iets unieks voor ogen: graafsporen met een diameter tot ca. 3 cm door een onbekend schepsel vele eeuwen geleden gemaakt. Verder is de bank overdekt met krimpscheuren en aan de zuidzijde is er zelfs een zeer diepe scheur die door heel de bank gaat. Ligt hieraan een aardbeving ten grondslag? De groeve heeft nog lang niet al haar geheimen prijs gegeven. Onder de ijzeroerbank is het zand bleekgroen en naar beneden toe wordt het hoe langer hoe lichter van kleur. Het hele zandpakket is opgebouwd uit horizontale laagjes waarin nu en dan dunne niveaus met vrij willekeurig georiënteerde graafgangetjes (als van wormen) met een diameter van ongeveer 0.5 cm. Op één plaats is een fossiel gevonden dat sterk deed denken aan een zeeëgel. Soms zijn kleinschalige scheve trogvormige gelaagdheden waar te nemen naar boven toe afnemend. Aan de onderkant van het profiel is een betonring ingegraven waarin de grondwaterstand zichtbaar is. 

Fossielen

Fossielen kunt u overal in het profiel aantreffen met uitzondering van de rode bodem bovenaan. Aragonitische fossielen zijn, uitgezonderd in het onderste deel, door oplossing verdwenen. Aragoniet is het mineraal waaruit de schelpen oorspronkelijk waren opgebouwd. In sommige lagen is dit omgezet in kalk. Bij deze omzetting ontstonden door samenklontering de kalkbrokken. Na de omzetting in de kalk vond ook vaak oplossing plaats waardoor de schelpen geheel verdwenen. Hiermee hangt ook een theorie samen waarmee men tracht te verklaren hoe het mogelijk is dat juist de Kauter tot in onze dagen is blijven liggen. Waarschijnlijk lag wat nu de heuvel is oorspronkelijk lager dan de omgeving. Door dit lager liggen kon het moerassig zijn geweest waardoor omzetting van aragoniet in kalk en de samenklontering daarvan, mede door meer vocht kan zijn ontstaan. Toen het land later door de zee werd aangetast kon de Kauter blijven bestaan omdat de wegspoeling werd tegengegaan door de samenklonterende kalk. Er is veel schelpengruis dat plaatselijk is samengekoekt maar dit is alleen voor de vakman interessant. De meeste voorkomende en ook meest opvallende schelpen zijn die van Chlamys Opercularis - het Shell-embleem - met de bolle zijde naar boven alsof ze op het strand liggen. Ook mosselschelpen kunt u aantreffen maar die zijn veel zeldzamer. 

Wandeling

Behalve de gerestaureerde groeve heeft Nieuw- Namen nog meer herinneringen aan de voormalige graafactiviteiten. De op het kaartje aangegeven route voert langs een aantal zandlagen en andere kenmerkende punten. Hij is niet bebord maar aan de hand van kaart en beschrijving eenvoudig te volgen. De wandeling vangt aan bij het toegangshek van het Staatsnatuurresevaat. Met de rug naar het hek strekt zich voor uw ogen een wigvormig ondiep dal uit met zachtglooiende hellingen. Hier en daar ontwaart u een steile kant tussen de moestuintjes die als een lappendeken kris kras door elkaar liggen. Eens lagen hier volgens overlevering een heuvel van wel 10 m hoog doch deze is door vele generaties Kautermollen vrijwel tot op maaiveldhoogte van het omringende polderland afgegraven. Wandelend over het doodlopend kasseiweggetje naar de Koningsdijk toe valt de terrasvormige opbouw van het terrein op; allemaal ontstaan door zandwinning. Oorspronkelijk verhief de heuvel zich hier onder een flauwe helling tot aan de huisjes bij het kerkpad. Een smal paadje - de Lage Wegel - begrensde de heuvel aan de westkant. Ongemerkt bent u de Rijksgrens overgestoken (paspoort bij?). Een aandachtig waarnemer heeft allang de grenssteen in het dijktalud tegen de Lage wegel zien liggen. Terug het dorp inlopend zijn er hier en daar pittoreske doorkijkjes tussen de huisjes op het wigvormig dal. Via Grensstraat en Kauterstraat belandt u bij de” Walle”. Tijdens de achtjarige oorlog werd hier het fort Verboom opgeworpen. Hiervan is niets over. Een smal steegje - het Poststraatje - voert ons naar een drietal zeer kleine huisjes. Tot voor een twintigtal jaren woonden praktisch het hele minder welvarende deel van de bevolking in dit soort optrekjes. Soms waren deze nog bescheidener van omvang en alles stond zonder enig verband door elkaar op de heuvel. Tegenwoordig kan men zich nog maar moeilijk voorstellen dat hierin gezinnen leefden met 10 of meer kinderen. Met de rug naar deze huisjes gekeerd, de boerenschuur aan de rechterkant, kunt u in de verte nog net een steile kant zien liggen. Verderop is hij nog wat hoger maar dat is onzichtbaar voor de bezoeker. Aangezien het particulier terrein is mag het niet betreden worden. Veel grond is er inmiddels opgevoerd maar toch verkrijgt men een goede indruk van de vroegere omvang van deze” grote graverij.” Aan het begin van de steile kant links bij het schuurtje - net op Belgisch gebied - verhief zich tot mei 1930 op de molenberg een fraaie standerdkorenmolen. 

Kapelletje

Nabij de officiële grensdoorgang aan het eind van de Hulsterloostraat bevindt u zich op de Kapelberg. Boetevaardige gelovigen deden hier honderden jaren terug hier hun penitentie. Nu is het kapelletje er een levendig bewijs van dat men op de Kauter alles kon gebruiken en niets weggooide.  Het is opgetrokken met kloostermoppen afkomstig van een klein Kauters huisje. Oorspronkelijk komen deze stenen nog uit de verdronken dorpen uit het Land van Saeftinghe. Valt u het verschil in hoogteligging op tussen Kapelberg enerzijds en de aangrenzende polder anderzijds?  Nadert u de heuvel vanaf deze polderweg dan krijgt u enigszins het idee hoe deze zich boven het omringende land verheft. In vroeger tijden toen het zeewater de hellingen nog bespoelden, legden de bewoners hier rijsbermen aan om deze tegen afslag te beschermen, vandaar ook de naam ‘de bermen’. Door het Vosstraatje, waar u tussen het zand nog menig alikruik of mosselschelp zult vinden - ook  een typische vorm van wegverharding, belanden we bij de kerk. Deze kleine neogotische plattelandskerk uit 1860 is zeker ook de moeite van het bekijken waard. Karakteristiek zijn de twee zware beukebomen en de voormalige pastorie er opvallend naast.

Planten en dierenleven

Voor de liefhebbers mag een greep uit planten- en dierenleven niet ontbreken. Door de grote hoogte boven grondwaterstand, de poreusheid en het ontbreken van humus in het zand staat de Kauter sterk bloot aan uitdroging. Warmteminnende, van een droge standplaats houdende en vaak fraai bloeiende akkeronkruiden voeren de boventoon: Reigersbek, Kaasjeskruid, Teunisbloem, Brosse Melkdistel, Beemdkroon en Brem zijn opvallend. Typerend is het voorkomen van kalkminnende soorten als Wilde Ridderspoor, Naaldekervel, Kleine en Ruige Klaproos, naast soorten die een duidelijke voorkeur vertonen voor een kalkarme bodem: Hazenpootje, Schapenzuring, Kromhals en Akkerviooltje. Reservaatbosje en de daarnaast gelegen voormalige pastorietuin met oud geboomte vormen het domein van Ransuil, Grote Bonte Specht, Zwartkop, Vink, Roodstaartjes en diverse andere zangertjes. Menig minder algemeen slakken- en spinnensoort komt er voor. Opvallend is een graafspinnetje (Dysdera Crocota) dat z’n holletje graaft in het groeveprofiel. De grote ronde gaten zijn afkomstig van Oeverzwaluwen die hier eertijds in grote aantallen in de vers afgestoken wanden tot broeden kwamen.

De ingang van het Staatsnatuurreservaat waarin de groeve is gelegen ligt aan het Kerkpad. Dit straatje begint naast de kerk van Nieuw-Namen en is slechts over een honderdtal meters toegankelijk voor auto’s. Het reservaat is niet vrij toegankelijk maar kan worden bezocht onder begeleiding van de beheerder, de heer Richard Bleijenberg, Kerkpad 15 Nieuw-Namen. Tel. 01144-384.

Genoemd naar Meester van der Heijden

Meester (C.A.) van der Heijden werd op 6 februari 1898 geboren te Nieuw-Namen. Hij studeerde voor onderwijzer. In 1924 werd hij hoofd van de lagere school in zijn geboortedorp. Dat is hij gebleven tot hij in 1963 met pensioen ging. Sedert 1928 heeft hij zich bezig gehouden met de groeven op Nieuw-Namen. Het hoogtepunt van de belangstelling van wetenschappelijke zijde lag in de jaren 1930-1933. Hij verzamelde veel materiaal en bouwde daaruit een particuliere collectie op. Pronkstuk van de verzameling was een te Nieuw-Namen gevonden stuk walvisrib. Een groot deel van de collectie van Meester van der Heijden is thans in het Streekmuseum 'De Vier Ambachten' te Hulst.

Door Marc Buise, Hulst