Print deze pagina

1978.12.20 BN De Stem: Meer otters, minder muskusratten

Geschreven door RtC

De otter is al lang een van de soorten waaraan ik eens aandacht wilde besteden, maar… hoe kom je aan een foto? Daar is vrijwel niet aan te geraken, of je moet een bestaande ergens kopen, en om de lezers toch enig idee te geven hoe zo’n dier er uit ziet, dan maar een van een opgezet exemplaar. En komt alle zo’n beetje tegelijk. Toevallig bood R. Bleijenberg van Nieuw-Namen me een foto aan van de nu 54- jarige Frans de Lee van Kieldrecht. Op het plaatje is hij ongeveer 14 jaar oud, dus de foto is uit de jaren 1938 tot 1940.

Frans de Lee op jeugdige leeftijd met een otter, die in een wolfijzer was gelopen.

Het dier in zijn hand is een otter. Bovendien wist iemand dat er bij Th. Peeters op de Zeildijk in Hulst een opgezette otter stond en die mochten we fotograferen. Duidelijk zien we dat dit dier dezelfde slanke vorm heeft als wezel en hermelijn, evenals de otter, marterachtigen. Maar de otter is helemaal aan het waterleven aangepast; stroomlijn, dichte haarvacht met stijve, waterafstotende haren, kleine oorschelpen, afsluitbare oren en neusgaten en zwemvliezen tussen de tenen. We mogen daarbij niet vergeten dat dit dier een lichaamslengte van ruim 80 centimeter kan halen en de staart ook nog eens 55. Dat zijn dan wel maxima, maar een otter die van neus- tot staartpunt een meter meet, is geen uitzondering.

Algemeen

In ons krekenrijke gebied was tot 1940 de otter zeer algemeen. Op de Grote Kreek bij Kieldrecht waren er voor 1940 rond de twintig stuks aanwezig, aldus F. de Lee. In 1948 zag hij er nog een moederdier zwemmen met 5 jongen er achter aan. Maar daarna is het snel achteruit gegaan. En niet alleen daar, maar ook op onze kreken. De otter werd gezien als uitermate schadelijk voor de visserij. Het werd dan ook fel vervolgd, ja lange tijd zelfs was de jacht er op geopend. In de veertiger jaren begint dr. Brouwer een onderzoek naar de (landelijke) otterstand en hij komt tot de verontrustende conclusie dat de soort op veel plaatsen te vinden is. Enkele jaren later wordt die verontrusting gedeeld door de regering en de jacht wordt bijna nergens meer geopend. Maar bijvoorbeeld in 1954 nog wel in de gemeenten Westdorpe, Sint Jansteen, Hulst, Axel, Vogelwaarde enzovoorts. Min of meer systematisch alle gemeenten met grote kreken binnen hun grenzen. Ook in enkele delen van onze noordelijke provincies waren ze nog vrij. Zover mij bekend zijn ze in België nooit beschermd geweest.

Een opgezette otter.  Levend zijn ze natuurlijk nog mooier.

Een andere bedreiging voor otters waren strenge winters. En die hebben we na 1940 diverse gehad. De otter zoekt zijn voedsel hoofdzakelijk onderswater en in de winter moet hij dat onder het ijs doen. Hij verraadt zich dan door een bellenspoor. Bovendien zwemmen ze zich, na opgejaagd te zijn, vast in smalle slootjes waar ze dan onder het "bolijs" (ja hoe heet dat witte ijs boven een lucht of moerasgasbel in het Nederlands? Bomijs?) klem zitten. Ook werd er gewerkt met klemmen. Het exemplaar gevangen door De Lee was in een wolfsijzer gelopen. De meeste van de thans nog bestaande opgezette exemplaren in onze regio dateren allemaal uit die jaren, maar ook in 1956 zijn er nog gevangen, al mocht het toen al niet meer. Daarna is het vrijwel afgelopen: er is geen schade meer, de jacht gaat niet meer open, maar er zijn ook geen otters meer. Gezegd moet worden dat een otter die zich aan visfuiken gaat vergrijpen zeer schadelijk is. Niet zozeer om de vis die hij eet, maar vanwege het vernielen van de dure fuiken.  En de enkele echte beroepsvisser die er nog is heeft het toch al niet breed, dus daar komt de klap hard aan. Ik weet me te herinneren dat de semi-beroepsvissers op de polderleiding tussen Vogelfort en Het Hellegat hun fuiken moesten verwijderen vanwege de otters. Dat hoeft nu niet meer, maar waren er meer otters geweest dan waren er wellicht minder muskusratten (bisamratten). Want ze eten niet alleen vis, maar ook ratten, mogelijk kuikens van eenden, meerkoeten en waterhoenders en wellicht zelfs ook de volwassen dieren. En de vis die ze eten is de grote massa, oud, ziek, zwak of misselijk. Het is dus niet uitsluitend schade zoals wij vaak in onze zwart-wit visie wel denken. 

Hoeveel?

Hoeveel zijn er nog over? Voor zover we kunnen nagaan zal dat in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen nog ergens tussen 1 en 3 liggen, meer zeker niet. Maar we weten niet alles. Voor meldingen houden we ons aanbevolen. Niet vangen uiteraard, want hij is beschermd. Nog even iets over een verwant van de otter, de hermelijn. U weet wel: in de zomer bruin, in de winter wit, maar altijd een zwarte staartpunt. Ze zijn alweer te zien in winterkleed; Frans de Lee zag er op 5 december een aan Ford Bedmar bij Clinge en G. Vieoen zag nagenoeg tezelfdertijd een bont exemplaar in de Kruispolder. Dit dier was dus nog aan het verharen. Het was in gevecht gewikkeld met een woelrat, dus kennelijk eet die niet alleen maar hazen en fazanten zoals zo vaak gedacht en beweerd wordt, maar wat natuurlijk niet waar kan zijn; als dat zo was moesten de hazen zo dicht mogelijk lopen als de haren op een hond.

Grasduinen met George Sponselee