2007.05.05 BN De Stem: Het is erop of eronder
Geschreven door RtCStaatsbosbeheer wil nog één keer proberen de groeve te saneren en al het huisvuil er weg te halen. Dat is een omvangrijk en vooral kostbaar karwei, waarvoor steun nodig is.
Foto M. Van de Weghe
Kees Mol, inmiddels gepensioneerd medewerker van Staatsbosbeheer, is aangezocht om die kar te trekken. Hij realiseert zich dat het erop of eronder is: "Het is duidelijk dat als het nu niet lukt, het huisvuil waarschijnlijk nooit meer uit die groeve komt." Mol heeft Delta Milieu BV weten te interesseren in het project. Het bedrijf lijkt bereid in ieder geval met raad en daad steun te willen verlenen. Ook de gemeente Hulst is zeer positief en het is onder de aandacht van Gedeputeerde Staten gebracht. Maar dat is niet voldoende. Omdat het een grensoverschrijdend project betreft wil Mol ook aankloppen bij de Europese Commissie en proberen andere sponsors te werven. Mol: "Mijn hoop is gericht op de Koegorspolder, want het schijnt dat die afgesloten stortplaats in het midden aan het inklinken is. Als we het huisvuil daar bij zouden kunnen storten ligt het op een goede plaats en zijn er niet te veel transportkosten.
Richard Bleijenberg is de vaste gids van de Meester van der Heijdengroeve. Hij heeft een droom, dat hij de situatie in de groeve vanuit zijn kinderjaren nog eens mee mag maken. "Ik heb nog gezien dat er een put was met schoon water en kikkers er in. En zwaluwen die er rondvlogen."
Door René Schrier
2007.05.05 Provinciale Zeeuwse Courant: Oudste strand van Zeeland in Nieuw-Namen
Geschreven door RtCIn Nieuw-Namen bevindt zich een unieke oude zandgroeve, waar een miljoenen jaren oude aardlaag uit het Plioceen boven de grond komt. De groeve is echter volgestort met huisvuil.
Professor Ozer uit Luik wijst aan waar de Meester van der Heijdengroeve te vinden is. Foto M. van de Weghe
Het is tegen twaalven op een warme maandagmorgen in Nieuw-Namen. Een Belgische touringcar draait langzaam het dorp binnen. Het gezelschap dat uitstapt staat onder leiding van de grijze professor André Ozer van de Universiteit van Luik. In zijn kielzog een bont gezelschap studenten uit een twintigtal landen van herkomst. Mozambique, Kenia, Mali, Canada, Spanje, Frankrijk, Zambia, Madagascar, noem het maar op. Ozer bracht ze naar de groeve van Nieuw-Namen. De Meester van der Heijdengroeve om precies te zijn. Dat lijkt gek, maar de Luikse professor weet maar al te goed waar hij mee bezig is. Hij is er niet voor de eerste keer. Want wat heel veel mensen die er met hun neus bovenop wonen niet weten, is dat deze oude zandafgraving een unieke plek in Europa is. Nergens anders kun je fossielen, schelpen en zand uit het Pleistoceen en het Plioceen, meer dan 2,5 miljoen jaar oud, gewoon in de bovengrond zien. De groeve is een meter of zes diep en je stapt er letterlijk in de prehistorie. Als je de verschillende aardlagen in de groeve bekijkt en je laat het je uitleggen door iemand die er verstand van heeft, zoals gids Richard Bleijenberg, kun je de miljoenen jaren oude historie lezen, aan de hand van de fossielen die er te vinden zijn. Eigenlijk is de groeve het oudste stukje strand van Zeeland. Dat die unieke plek is ontstaan heeft zeer waarschijnlijk gewoon met het toeval te maken. Heel Zeeland en de verre omtrek bestonden nog niet. Daar golfde ruim 2,5 miljoen jaar geleden een ondiepe zee. En toevallig ergens in de buurt waar nu Nieuw-Namen ligt verzamelden zich onder invloed van stroming en bij laag water de wind, wat schelpen. Dat schelpenbankje groeide aan; er bleef wat zand tussen de schelpen hangen en zo ontstond een bultje. Op die manier zijn veel later elders in Zeeland ook wel duinen ontstaan. Om een lang verhaal kort te maken; zo'n bult was in die tijd een aantrekkelijke ofwel veilige plek voor mensen om te vertoeven. Steentijd, bronstijd, alles kwam en ging. Het landschap veranderde in de loop van de honderdduizenden jaren, er ontstonden nederzettingen (we hebben het over een plek die ter plaatse bekend staat als de Kauter, een woord dat bebouwd land betekent) en nu is daar het dorp Nieuw-Namen. Deze geschiedenis is geen verzinsel. De groeve heeft hem met feiten gestaafd. Ze gaf fossiele schelpen prijs, evenals pijlpunten, bronzen potstukken en andere vondsten die de historie van de Kauter vertelden. Wie echter nu in het gebied direct bij de groeve gaat graven vindt iets heel anders. Inderdaad stukjes menselijk geschiedenis, maar niet bepaald iets om trots op te zijn. Aanvankelijk werd de bult gewaardeerd als een plek voor de zandwinning. En zand was er niet zo veel in het Zeeuwse zeekleigebied. Zo ontstond in de eerste helft van de vorige een diepe kuil waar niemand veel belang aan hechtte. Het zand werd gebruikt als verhardingsmateriaal voor wegen. Zo zijn dus tonnen aan fossielen links en rechts onder wegen in het Zeeuws-Vlaamse landschap gestort. De kuil werd vervolgens opgevuld met huisvuil, want Nieuw-Namen moest zijn rommel ergens kwijt. Omstreeks die tijd ontstond ook de belangstelling van wetenschappers voor het plekje. Zij wisten de aandacht te vestigen op de historische waarde van het gebied en in 1955 kocht Staatsbosbeheer de stortplaats. Ruim twintig jaar geleden is de groeve gerestaureerd en is de miljoenen jaren oude groevewand goed zichtbaar gemaakt. Maar het is slechts het topje van de figuurlijke ijsberg. Op die oude vuilnisbelt zit nog een belangrijk stuk prehistorische Zeeuwse geschiedenis in de grond. Nieuw-Namen zit op een unieke waardevolle archeologische schat, maar het lijkt wel alsof bijna niemand dat in de gaten heeft.
Door René Schrier
2007.05.22 BN De Stem: 'Menselijk bot uit de Bronstijd' is van jong varken uit de 19e eeuw
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Het 'menselijk bot uit de Bronstijd', dat beheerder Richard Bleijenberg vorig jaar vond in 'zijn' Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen, blijkt een varkensbot van hooguit tweehonderd jaar oud.
Dat is gebleken na wetenschappelijk onderzoek door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en het Centrum voor Isotopenonderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Het kleine botfragment werd eerst nader bekeken door deskundigen van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ). Zij concludeerden dat de vondst op grond van de positie in de bodem mogelijk dateerde uit de Bronstijd (2000-800 voor Chr.). Door het botonderzoek werd het vermoeden van de archeologen van de SCEZ bevestigd dat het niet om een menselijk bot gaat. Het fragment is een deel van de bovenkaak van een jong varken. Ook de wetenschappelijke datering van het bot was verrassend. Het blijkt te stammen uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Vermoedelijk is het bot door een latere ingraving of door een biologische verstoring (een mollengang bijvoorbeeld) dieper in de bodem terechtgekomen.
Door Harold de Puysseleijr
EMMADORP - De eik die Saeftinghekenner Richard Bleijenberg twee jaar geleden in het Verdronken Land vond, is ruim vijfduizend jaar oud.
Foto Camile Schelstraete
De boom is daarmee de oudst bekende boom van Zeeland. Dat is gebleken na onderzoek in het Centrum voor Isotopenonderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Met de hulp van Rijkswaterstaat zijn in het voorjaar van 2005 twee fossiele eiken geborgen van de Marlemontse Plaat in Saeftinghe. Van beide veeneiken werden monsters genomen om ze te kunnen dateren met de zogeheten jaarringenmethode. Dat onderzoek leverde geen resultaat op. De oudste boom van Zeeland is te zien in het bezoekerscentrum Saeftinghe in Emmadorp. De andere eik groeide ongeveer gelijktijdig met de onderzochte boom, maar is vermoedelijk minder oud. Deze boom is tentoongesteld in de tuin van 's Landshuis in de Steenstraat in Hulst.
Van onze verslaggever
EMMADORP - Twee fossiele eiken uit het Verdronken Land van Saeftinghe zijn volgens onderzoekers bijna 6000 jaar oud. Daarmee zouden de bomen, die onder meer in Hulst te zien zijn, de oudste bomen van Zeeland zijn.
De eiken werden al in het voorjaar van 2005 geborgen van de Marlemontse plaat in het Verdronken Land van Saeftinghe. Dit gebeurde op verzoek van de Stichting Het Zeeuwse Landschap en de gemeente Hulst. Van beide zogenaamde veeneiken werden monsters genomen om door jaarringenonderzoek de leeftijd van de bomen te kunnen vaststellen. Het onderzoek leverde echter geen resultaat op, omdat de jaarringen niet bleken te passen in de jaarringencurve zoals die voor Zeeland bekend was. Die ging terug tot het jaar 3643 voor Christus. Het Zeeuwse Landschap wilde toch graag een indicatie van de ouderdom van de bomen, waarvan er nu een te zien is in het Bezoekerscentrum Verdronken Land van Saeftinghe te Emmadorp. De Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) liet een datering vaststellen via de zogeheten radioactieve koolstofmethode (C-14 methode) in het Centrum voor Isotopenonderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen. Daar werd vastgesteld dat de eik tussen de 5700 en de 5550 jaar oud is. Het zet de wetenschappers voor de vraag hoe de jaarringen van de oude boom kunnen afwijken van de tot nu toe bekende patronen in Zeeland. Mogelijk kwamen er andere klimatologische omstandigheden voor in Saeftinghe dan in Hoek, waar eerder oude bomen zijn aangetroffen. De datering is slechts vastgesteld bij een van de twee geborgen eiken. De andere boom uit Saeftinghe, die volgens ringenonderzoek ongeveer gelijktijdig groeide met de nu gedateerde eik, wordt tentoongesteld in de tuin van het Landshuis te Hulst.
Vondsten gedaan door Richard Bleijenberg
Regioredactie
2007.06.20 BN De Stem: Genieten van onderzoek in Saeftinghe
Geschreven door RtCNATUURSTEMMEN
Vandaag staat een telling van de kolonievogels van Saeftinghe op het programma; we gaan de nesten tellen van visdief en kokmeeuw. Vooral de visdief broedt helemaal aan de buitenkant van de schorren, dicht bij de Westerschelde. We moeten dus het gehele gebied doorkruisen. Met Marc van De Steltkluut, en Wannes van het Zeeuwse Landschap trekken we het schorgebied in. ’s Morgens is het zicht nog niet helemaal helder. De horizon lijkt in de verte met de schorren samen te vloeien. Bij de eerste de beste diepe geul blijkt er nog te veel water te staan, we kunnen er niet oversteken. "Het water in het schor is steeds wat onvoorspelbaar; het houdt zich niet altijd exact aan het getijdenboekje, want het is ook afhankelijk van de wind", doceert Marc. We besluiten terug te gaan en helemaal om het Speelmansgat heen te lopen. Zwijgend lopen we gedrieën in behoorlijk tempo achter elkaar. We passeren slikkerige stukken met zeebies afgewisseld met lagere vegetaties van schorrenzoutgras en hier en daar hoog opgaande rietvelden. Marc kent hier zelfs de kleinste geultjes en loodst ons steeds via de kortste weg. Het gemakkelijkste is het om achter elkaar te lopen, steeds in hetzelfde spoortje. Kijk hier is het wantij, wijst Marc. "Doordat in deze dwarsgeul bij opkomend tij de vloedstromen elkaar hier ontmoeten, komt het water op deze plaats tot stilstand. De kleideeltjes in het water zakken dan naar de bodem. Zo ontstaat er een hogere rug. Als er veel water staat kan je daarom precies op deze plek het beste oversteken." Om twaalf uur komen we bij de eerste kolonie aan. Ze zit op een oude zanderige oeverwal. Om de vogels zo min mogelijk te storen lopen we zo snel als het kan tussen de nesten door. Het aantal nesten en het aantal eieren wordt snel geturfd. Overal zien we net uit het ei gekropen kuikentjes. Vertederend schattige pluizenbolletjes die soms nog kletsnat zijn. Anderen zitten nog in het ei, maar zijn bezig zich door een gat naar buiten te werken. We treffen twee kokmeeuwnesten aan waarin naast de meeuweneieren ook een visdiefei ligt. Zelfs Wannes en Marc kunnen ondanks hun encyclopedische kennis van dit gebied zo snel niet bedenken wat hier de oorzaak van is. De zilvermeeuwen hebben soms jongen die al zo groot zijn als een kip. Het zijn koddige beesten, nog half in het dons. Als je dichterbij komt, kruipen ze waggelend in de vegetatie weg. Opmerkelijk dat zelfs de kleine en ranke visdiefjes in staat zijn om midden in de kolonies van de zilvermeeuw jongen groot te brengen. Terwijl die forse zilvermeeuwen toch als roofzuchtig bekend staan. "Ja", zegt Wannes, "maar die zilvermeeuwen kunnen ook andere rovers zoals kiekendieven op een afstand houden." De meeste nesten liggen op pakketten veek, rottend plantenmateriaal. Boven dat veek is een zinderende hitte voelbaar. Het is nu helemaal helder. Aan de bomen in de verte op de oevers te zien, zitten we nu zelfs dichter bij Zuid Beveland dan Zeeuws-Vlaanderen. Door de luchttrillingen beginnen de bomen aan de horizon wat te dansen. We verlaten het Konijnenschor en lopen dwars door de enorme brede geul de IJskelder naar de kop van de Marlemonscheplaat. En van daaruit steken we het Hondegat over, richting klein Hondegat. Het landschap is hier overweldigend, paradijselijk mooi. Een brok pure natuur. Hier is geen mensenhand aan te pas gekomen. Opslibbing en erosie maken de dienst uit. Met grof geweld beukt het water iedere vloed tegen de schorranden, die daardoor als hoge kliffen steil uitgeschuurd worden. De afgezette laagjes worden mooi blootgelegd. Vanaf zo’n hoge oever zien we in de geul onder ons een paar grote vissen zwemmen. Het zijn harders. De hitte en al dat gezweet doen ons verlangen naar ook een frisse duik en even later zwemmen we in een zijgeul, temidden van een groepje jonge bergeenden. Als je rustig beweegt en alleen met je hoofd boven water blijft, komen die nieuwsgierige zwart witte kuikens tot op een meter afstand. Ze duiken steeds onder water en zwemmen daarbij rakelings langs me heen. Hun donspakje moet wel goed waterwerend zijn want ze blijven zelf kurkdroog. Op je blote voeten lopend door al die geulen is het pas echt genieten. Je voelt steeds weer andere zand- en kleilaagjes onder de voeten weg glibberen. Zo kan je ook aan den lijve al die verschillende bodemstructuren beleven. In het ondiepe water schieten regelmatig scholen garnalen en brakwatergrondels voor je uit. In de verte vliegt een wolk witte vogels. De scherpe ogen van Wannes zien dat het zeventien lepelaars zijn. Ook een koppel brandganzen, diverse zilverreigers en een paartje grote sterns kruisen ons pad. Aan de horizon nadert een zware onweersbui. De lucht trekt dreigend helemaal dicht. In dit enorm uitgestrekt gebied voel je jezelf klein en kwetsbaar. Gelukkig blijven we de bui net voor. Als alle nesten geteld zijn blijken het 506 visdieven en 187 kokmeeuwen te zijn. Voor zover de herinnering nog precies boven te halen is, zijn er dat toch heel wat minder dan in mijn jeugd. Zo’n veertig jaar geleden was vooral de zilvermeeuw een stuk talrijker. Sinds het afdekken van vuilnisbelten, waar de zilvermeeuwen hun kostje vandaan haalden, zijn de aantallen flink gedaald. Toch is Saeftinghe nog steeds als leefgebied voor planten en dieren erg belangrijk. En nog steeds gaat het om het grootste brakwaterschor van West-Europa. Daar mogen we als Zeeuwen best een beetje trotser op zijn.
Land van Saeftinghe
► Bijna 4.000 hectare schor en slik (2.250 hectare schor);
► Tijverschil varieert tussen 4,5 en 6 meter;
► In beheer bij Stichting Het Zeeuwse Landschap;
► Er is een bezoekerscentrum in Emmadorp, bij het gasstation is een vogelkijkhut;
► Vrij toegankelijk tot het Speelmansgat en op het plankierpad;
► Opgave excursies via het bezoekerscentrum;
► Tot maximaal 50.000 grauwe ganzen grazen ’s winters vooral op de knollen van zeebies;
► Grootste bekende slaapplek voor bruine kiekendieven van Nederland;
► Ongeveer 1.650 paar tureluurs, meer dan vier maal zoveel als in heel België;
► Herbergt praktisch de hele Nederlandse populatie van de graszanger, een klein Mediterraan zangertje;
► In de Gasdam, die het gebied doorsnijdt, bevindt zich de grootste kolonie van de schorzijdebij met naar schatting 100.000 nesten.
Natuurgebied Saeftinghe is een wirwar van geulen en steil uitgeschuurde schorranden, maar ook broedplaats van vele vogels. Foto Wim Kooyman
Door Lucien Calle
In veel boeken is Sint Jozef een heilige genoemd die geen vooraanstaande rol speelde, behalve dan dat hij de echtgenoot was van de moeder van Jezus. En toch blijken veel gelovigen deze heilige destijds een warm plekje in hun hart te hebben gegeven.
De serie verhalen over Jozef leverde heel veel reacties op: prentjes, gebedjes, liedjes. Maar er bestond ook een noveen ter ere van Sint Jozef. Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen bezorgde mij daarvan een prentje met de tekst en gebeden die bij deze noveen hoorden. Het prentje dateert van 27 januari 1938.
Het belangrijkste gebed zegt onder meer: 'Heilige Jozef, patroon en beschermer der huisgezinnen, wij komen u thans nederig en vol vertrouwen vragen om uw bescherming over ons huisgezin uit te oefenen. Met welk een liefdevolle toewijding hebt gij niet zorg gedragen voor uw maagdelijke bruid en haar goddelijken Zoon, die u beiden zo dierbaar waren. Ook wij leggen onze moeilijkheden en zorgen in uwe handen neer en bevelen ons met aandrang aan in uw liefdevolle en vaderlijke goedheid'.
Dit gebed wordt afgesloten met de woorden: 'Toon, goede Sint Jozef, dat gij voor ons een vader zijt en bescherm in uw vaderlijke goedheid onze familiekring. Amen'.
Op het prentje van de noveen staat verder een uitvoerige uitleg over wie Sint Jozef was. Er staat onder andere vermeldt: 'Het heilig evangelie tekent zijn stil, eenvoudig karakter en stempelt hem als een man uit het volk, als een toegewijd en zorgvol vader van een aan zijn zorgen toevertrouwd gezin. Hij was een eenvoudige arbeider en niet meer dan dat, in de ogen van de mensen althans'. En even verderop: 'Jozef, de timmerman. Deze uitdrukking kleurt het leven van Sint Jozef scherper. Ze wijst op een leven van zorg, van dag in dag uit moeizaam werk, 'n hanteren van hamer, zaag en schaaf. Nu mag er in het leven van Sint Jozef uiterlijk geen grote bewogenheid liggen, wel ligt er een grootheid en aantrekkelijkheid in opgesloten'. Rie Roks-Nefs uit Halsteren herinnert zich nog dat er 's avonds flink gebeden moest worden. "Wij hoefden thuis niet met onze knieën op de kokosmatten, maar met onze voeten op de plattebuis. Een briketje in de kachel. We baden het rozenhoedje, de litanie van Allerheiligen, dan de huiszegening en dan een gebed van de heilige Jozef."
E-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. Postbus 3229, 4800 MB Breda, Telefoon 076 5312161.
De verhalen van Ad Rooms zijn tevens gebundeld in boekvorm. Deze boeken zijn te verkrijgen via de boekhandels.
Noveen ter ere van St. Jozef.
Van onze verslaggever
2007.09 RAVON Nieuwsbrief verspreidingsonderzoek vissen Jaargang 1 (2): Zegentrek in ‘t Verdronken Land van Saeftinghe
Geschreven door RtCVervolgens zijn we naar het Verdronken Land van Saeftinghe gegaan. Hier werden we onthaald door een groep laag overvliegende lepelaars. Het Verdronken Land van Saeftinghe behoort met z’n bijna 3500 hectare tot het grootste brakwaterschor van Europa. Het gebied bestaat uit zandplaten, schorren, slikken en geulenstelsels (kreken) en wordt beheerd door het Zeeuwsche Landschap. Het doel was om een zegentrek in een brakwaterkreek uit te voeren. Om deze te bereiken moest het schor worden overgestoken met meerdere zeer modderige en soms niet goed zichtbare geultjes. In de kreek werd een zegentrek over een lengte van ca 60 meter uitgevoerd.
Zegentrek in het Verdronken Land van Saeftinghe (foto: Y. van Scheppingen).
Opvallend was de hoge soortenrijkdom in slechts één zegentrek en het voorkomen van zowel zoetwater- als zoutwatervis. In totaal werden 11 vissoorten gevangen. Het betrof de volgende soorten: snoekbaars, baars, karper, driedoornige stekelbaars, haring, brakwatergrondel, zeebaars, bot, tong, kleine zandspiering en kleine zeenaald. Hiernaast werd een grote hoeveelheid garnalen gevangen. Baars en snoekbaars worden, ondanks dat zij als zoetwatervis te boek staan, vaker in enigszins brakke milieus aangetroffen. Door de overvloedige regenval van de afgelopen weken was het zoutgehalte in de kreek relatief laag. De verdwaalde karper die spartelend op een ondiep gedeelte werd waargenomen, had blijkbaar een verkeerde afslag genomen.
2007.09.20 BN De Stem: Ontpolderplan voor Hedwige is klaar
Geschreven door RtCANTWERPEN - Vlaanderen heeft het plan voor de ontpoldering van de Hertogin Hedwigepolder en het noordelijk deel van de Prosperpolder klaar. Het getij krijgt toegang tot het gebied van 465 hectare door het graven van twee bressen in de huidige Scheldedijk. De Sieperdadijk langs Saeftinghe en de Hedwigedijk (tussen de twee polders) worden vrijwel geheel verwijderd.
Voordat ontpolderd wordt, moet eerst een nieuwe zeedijk op deltahoogte (met een overstromingskans van eenmaal in de 4000 jaar) worden aangelegd, ten noorden van de gehuchten Prosper en Oude Doel. Die wordt tussen 12,5 en 13 meter hoog. Bij Oude Doel buigt de dijk cirkelvorming af, zodat het dorpje en een tiental dijkwoningen op de Zoeten Berm (de huidige oude dijk) niet in de verdrukking komen. Naast de dijkingrepen is voorzien in: rooien van de beplanting, afbreken van wegen, gebouwen en constructies, verplaatsen van een radartoren, bouw van een nieuw (visvriendelijk) gemaal en diverse maatregelen voor natuurinrichting, ontsluiting en recreatie. Uitgangspunt is aanleg van een zo groot mogelijk, duurzaam slik- en schorrengebied. De twee bressen in de zeedijk zijn Schelde-Hedwigebres en Prosperhavenbres genoemd. De natuurmaatregelen bestaan onder meer uit het aanleggen van een krekennetwerk in het gebied. De natuurtypes waarop gemikt wordt zijn slikken, pionierschor, schor en hoger rietschor. Het schor voor de Scheldedijk (en de nieuwe bres) wordt afgegraven; dat van Oude Doel niet. Tussen Scheldeschor en het schor van Oude Doel wordt een zeer flauwe helling gemaakt, om het hoogteverschil van circa twee meter te overbruggen. Cultuurhistorische waarden krijgen nadruk door een herkenningsteken of monument. Die komen ter hoogte van het voormalige Luysfort, het verdronken dorp Casuele, de Sint-Antoniushoeve en de zuidelijkste grenspaal op de Hedwigedijk. De dijken worden ingericht voor fietsen en wandelen. Onderzocht wordt of het jachthaventje in de Properpolder elders terug kan komen. Het beboeren van het land moet zo lang mogelijk doorgaan. Dat kan in elk geval tijdens de aanleg van de nieuwe zeedijk. De gasdam tussen het Sieperdaschor en het Verdronken Land van Saeftinghe wordt verzwaard. Dit met het oog op aan- en afvoer van vee. Het plan staat in een milieu-effectrapport, dat is gemaakt in opdracht van de NV Waterwegen en Zeekanaal, afdeling Zeeschelde. Hierin worden verschillende inrichtingsmogelijkheden beoordeeld en tegen elkaar afgewogen. Het zogeheten 'meest milieuvriendelijk alternatief' komt als beste uit de bus. Het rapport is goedgekeurd door de dienst Milieueffectrapportage van het Vlaamse ministerie van leefmilieu, natuur en energie. Er komt nog een apart Nederlands milieu-effectonderzoek, gekoppeld aan een zogenaamd rijksprojectenbesluit. Daarin wordt aandacht besteed aan de kosten van het plan. De plannen voor ontpoldering van de Hedwigepolder liggen kant en klaar. Twee bressen in de Westerscheldedijk moeten zorgen voor getijdewerking.
Door Rinus Antonisse
2007.09.21 BN De Stem: Natuurherstel 'onverkort'
Geschreven door RtCMIDDELBURG - Het verdrag over de Ontwikkelingsschets voor het Scheldebekken onverkort en zonder dralen uitvoeren. Openbreken en het onderdeel natuurherstel eruit halen is niet aan de orde. In tegendeel: de verdieping, het natuurherstel en vergroten van de veiligheid moeten gelijktijdig uitgevoerd worden.
Deze duidelijke boodschap bracht de Vlaamse minister-president Chris Peeters gisteren mee naar Middelburg, waar hij sprak op de jaarlijkse lobby-bijeenkomst voor politici en ondernemers. Hij beklemtoonde dat start van de derde verdieping in de Westerschelde vóór eind 2007, voor Vlaanderen 'van essentieel belang' is. In de Tweede Kamer tekent zich een meerderheid af om de verdragen alleen goed te keuren als geen sprake is van onteigening voor natuurherstel. Dat betekent openbreken. Peeters werkt daar niet aan mee. Hij gaf aan dat het Vlaamse parlement de verdragen al begin dit jaar goedkeurde. "Ik kan niet naar het parlement teruggaan met de mededeling: er is hier een klein probleem." De premier wees erop dat de Scheldeverdragen, waaronder dat over de Ontwikkelingsschets, een evenwichtig pakket vormen. Ze zijn de weerslag van een proces van geven en nemen. "We zijn hierbij niet over één nacht ijs gegaan", aldus Peeters. Hij vertrouwde erop dat het Nederlandse parlement in navolging van het Vlaamse de verdragen nu spoedig zal goedkeuren. Peeters onderkende dat over het natuurherstel in Zeeland veel ophef is ontstaan. Hij herinnerde eraan dat op dit gebied ook in Vlaanderen veel gebeurt (1100 hectare nieuwe natuur). De premier zei dat Vlaanderen 'maximaal' rekening wil houden met de emotionele reacties die met name ontpoldering in Zeeland oproept. Hij toonde zich bereid, 'binnen de grenzen die de verdragen bieden', meer tijd te geven om een maatschappelijk aanvaardbaar akkoord over het natuurherstel uit te werken. "Als het natuurherstel daardoor iets langzamer gaat, dan kan dat." Peeters maakte duidelijk dat dit met name geldt voor 300 hectare nieuwe natuur tussen Vlissingen en Saeftinghe, niet voor de Hedwige- en Noord-Prosperpolder. Die moet volgens plan ontpolderd worden, stelde de premier. Hij vertelde persoonlijk enkele malen geprobeerd te hebben eigenaar De Cloedt tot verkoop te bewegen. Nu dat geen succes lijkt te hebben, ziet Peeters onteigening als enige uitweg. En dat is juist waar een meerderheid in de Tweede Kamer bezwaar tegen heeft. De premier noemde de aanleg van een getijgebied in de Hedwige- en Noord-Prosperpolder van andere aard dan de overige natuurherstelmaatregelen. Hier speelt ook het vergroten van de veiligheid tegen overstromingen een rol. Ontpolderen van de Hedwige en vergroting van het Zwin (door ontpolderen) zijn beide nadrukkelijk in het verdrag over de Ontwikkelingsschets benoemd. De invulling van de overige 300 hectare natuurherstel in de Westerschelde is in het verdrag open gelaten. Daarover heeft de minister van Landbouw en Natuur een overeenkomst met de provincie Zeeland gesloten. Chris Peeters toont zich bereid om meer tijd te geven om een maatschappelijk aanvaardbaar akkoord over het natuurherstel uit te werken.
Door Rinus Antonisse
Meer...
ANTWERPEN - Vlaanderen heeft het plan voor de ontpoldering van de Hertogin Hedwigepolder en het noordelijk deel van de Prosperpolder klaar. Het getij krijgt toegang tot het gebied van 465 hectare door het graven van twee bressen in de huidige Scheldedijk. De Sieperdadijk langs Saeftinghe en de Hedwigedijk (tussen de twee polders) worden vrijwel geheel verwijderd.
Voordat ontpolderd wordt, moet een nieuwe zeedijk op deltahoogte (met een overstromingskans van eenmaal in de 4000 jaar) worden aangelegd, ten noorden van de gehuchten Prosperdorp en Ouden Doel. Die wordt tussen 12,5 en 13 meter hoog. Bij Ouden Doel buigt de dijk cirkelvorming af, zodat het dorpje en een tiental dijkwoningen op de Zoeten Berm (de huidige oude dijk) niet in de verdrukking komen. Naast de dijkingrepen is voorzien in: rooien van de beplanting, afbreken van wegen, gebouwen en constructies, verplaatsen van een radartoren, bouw van een nieuw (visvriendelijk) gemaal en diverse maatregelen voor natuurinrichting, ontsluiting en recreatie. Uitgangspunt is aanleg van een zo groot mogelijk, duurzaam slik- en schorrengebied. De twee bressen in de zeedijk zijn Schelde-Hedwigebres en Prosperhavenbres genoemd. De natuurmaatregelen bestaan onder meer uit het aanleggen van een krekennetwerk in het gebied. De natuurtypes waarop gemikt wordt zijn slikken, pionierschor, schor en hoger rietschor. Het schor voor de Scheldedijk (en de nieuwe bres) wordt afgegraven; dat van Oude Doel niet. Tussen Scheldeschor en het schor van Ouden Doel wordt een zeer flauwe helling gemaakt, om het hoogteverschil van circa twee meter te overbruggen. Cultuurhistorische waarden krijgen nadruk door een herkenningsteken of monument. Die komen ter hoogte van het voormalige Luysfort, het verdronken dorp Casuele, de Sint-Antoniushoeve en de zuidelijkste grenspaal op de Hedwigedijk. De dijken worden ingericht voor fietsen en wandelen. Onderzocht wordt of het jachthaventje in de Properpolder elders terug kan komen. Het beboeren van het land moet zo lang mogelijk doorgaan. Dat kan in elk geval tijdens de aanleg van de nieuwe zeedijk. De gasdam tussen het Sieperdaschor en het Verdronken Land van Saeftinghe wordt verzwaard. Dit met het oog op aan- en afvoer van vee. Het plan staat in een milieueffectrapport, dat is gemaakt in opdracht van de NV Waterwegen en Zeekanaal. Hierin worden diverse inrichtingsmogelijkheden afgewogen. Het 'meest milieuvriendelijk alternatief' komt als beste uit de bus. Het rapport is goedgekeurd door de dienst Milieueffectrapportage van het ministerie van Leefmilieu, natuur en energie. Er komt nog, voor eind dit jaar, een apart Nederlands milieueffectonderzoek, gekoppeld aan een zogenaamd rijksprojectenbesluit. Dat is in grote lijnen hetzelfde als het Vlaamse milieueffectonderzoek. Wel zit er een rapport over de kosten bij. De provincie Zeeland is initiatiefnemer. Op deze stukken is, in tegenstelling tot in Vlaanderen, inspraak mogelijk. Het onderzoek voor ontpoldering van de Hedwige- en Noord-Prosperpolder is aan Vlaamse zijde afgerond.
Door Rinus Antonisse
Op 10 september bezochten Tweede Kamerleden de Westerschelde om zich te laten informeren over het zogenaamde 'natuurluik' uit de Westerscheldeverdragen; de Kamer moet daarover binnenkort stemmen. Dit natuurluik is onderdeel van een drietal Verdragen met Vlaanderen over verdieping, veiligheid en natuurherstel van de Westerschelde. Deze zeearm is het laatste deltawater van Nederland waar sprake is van een open verbinding en een natuurlijke overgang van rivier naar zee. Het intergetijdegebied is in omvang (42.000 ha) en vorm (een meergeulensysteem) uniek voor Europa en valt daarmee onder de Vogel- en Habitatrichtlijn. Maar dit natuurgebied is niet gezond. Het ministerie van LNV heeft een herstelopgave geformuleerd voor de Westerschelde; er is minstens 600 hectare nieuwe intergetijde-natuur nodig om de natuur van dit gebied te herstellen. Daarmee krijgt de Westerschelde meer ruimte en bovendien worden overstromingsrisico's bovenstrooms beperkt. Ontpoldering is volgens een groot aantal wetenschappelijke studies ecologisch dé manier om deze 600 hectare te bereiken. Maar daar wringt nu net de schoen. Ook al gaat het hier om minder dan 0,5% van het totale Zeeuwse landbouwareaal, ontpoldering blijkt onbespreekbaar. De discussie over natuurherstel voor de Westerschelde dreigt daarmee te vervallen tot een discussie over middelen; het doel raakt steeds verder buiten beeld. Het is jammer te constateren dat de Kamer hier volop aan meedoet; er werd zelfs geopperd om het Verdronken land van Saeftinghe - bestaande intergetijde-natuur - maar af te graven, zodat daarmee de compensatie geregeld zou zijn. Ook alternatieven elders in de delta, of eilanden voor de kust worden genoemd als oplossing. Alles om maar niet te hoeven ontpolderen, want onteigenen voor natuur is schijnbaar een brug te ver. Hoewel natuurherstel elders in de delta natuurlijk ook zeer gewenst is, voldoet dit niet als compensatie voor het verlies aan intergetijde-natuur. Dat is appels met peren compenseren. Vogelbescherming heeft samen met de andere groene organisaties het kabinet en de Tweede Kamer opgeroepen om het natuurherstel van de Westerschelde zonder verdere stagnatie ter hand te nemen.
2007.10.04 BN De Stem: Groeve Nieuw-Namen moet student lokken
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Beheerder Richard Bleijenberg van de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen wil dat veel meer Nederlandse scholieren en studenten de unieke miljoenen jaren oude "mini Grand Canyon" komen bezoeken.
Over interesse van Belgische scholieren ("vandaag komen er weer 150 en we hebben amper parkeerruimte voor drie touringcars") heeft Bleijenberg niks te klagen. Nederlandse scholen ontvangt hij amper. "Er is in Nederland een gebrek aan onderwijs op het gebied van geologie." Volgens Bleijenberg is de groeve de ideale openluchtklas. Volgens Bleijenberg vindt hij ook dr. Renata van der Weijden, geologiedocent aan de Roosevelt Academy aan zijn kant. "Ook zij vindt dat Nederlandse studenten de groeve moeten bezoeken."
Van onze verslaggever
2007.10.09 BN De Stem: Graaf Jan van Namen gaf polder zijn naam
Geschreven door RtCWie bij Baalhoek de zeedijk opklimt om over de Westerschelde te kijken, ziet rechts de slikken en schorren van het Verdronken Land van Saeftinghe.
Buitendijks dijkrestant bij Baalhoek. Foto’s Camile Schelstraete
De naam van het gebied suggereert dat het ontstaan is uit de in 1570 en 1574 overstroomde en in 1584/85 geïnundeerde polders binnen de heerlijkheid Saeftinghe. Die overstromingen gebeurden door natuurgeweld: stormvloeden. Mogelijk was er sprake van slecht onderhoud van de dijken, maar wat ook een rol speelde, was dat het gebied door moernering erg laag was komen te liggen. Niet alleen daar trouwens: er was gemoerd in het hele gebied tot aan Hulst waar nu de polders tussen Clinge, Graauw en Nieuw-Namen liggen. Moerneren was veen, turf uit de bodem halen voor twee doeleinden: als brandstof en als grondstof. Als brandstof was turf een goede vervanger voor het langzamerhand steeds schaarser wordende hout. Voor de zoutziederij diende het als grondstof. Het ontstaan van Saeftinghe was ook het gevolg van mensenwerk: inundatie. Zeeuwse troepen die aan Staatse kant vochten, zetten eerst de sluizen open en staken daarna de dijken door. Ze moesten zich terugtrekken, omdat de Spanjaarden Antwerpen heroverden. Door de boel onder water te zetten, hoopten ze een verdere vijandelijke opmars in noordelijke richting te kunnen beletten. Het complex van slikken en schorren in de Westerschelde is echter niet alleen een groot deel van de heerlijkheid Saeftinghe. Het westelijk gedeelte, het Konijnenschor en omgeving, was een deel van het Hulsterambacht. Daar lagen enkele polders zoals de Luys-, de Speelman-, Middel- en Spijerspolder en de Polder van Namen. De laatste was de grootste. Hij sloot aan bij de Kruispolder en strekte zich uit tot aan de Marlemontseplaat (overigens ook de naam van een verdronken polder) die nagenoeg midden in het Verdronken Land ligt. Wie bij Baalhoek gebruik maakt van de trap aan de westzijde van de buurtschap, ziet daar aan de voet van de zeedijk een klein nolletje, een strekdammetje, liggen. Dat is een pover restant van wat vroeger de zeedijk was van een van die poldertjes. Tot aan de dijkverzwaring in het kader van het Deltaplan in 1978 lag daar het haventje van Baalhoek. Vissers als Ko van Immerseel en Albert de Bruijn en vrachtschipper Leo de Bruijn hadden er hun thuishaven. Bovenop de zeedijk stond het woonhuis annex café en winkel van Aloys de Bruijn. Het pand werd tijdens de watersnood van 1953 zodanig beschadigd dat het niet meer hersteld werd. Bovendien was bouwen op de zeedijk uit den boze. Ieder vreemd voorwerp in het dijklichaam, zelfs een dijkpaal, nodig om een dijk in stukken te verdelen, is eigenlijk ongewenst, maar daar kun je niet altijd buiten. Hoe komt het eigenlijk dat een polder in Zeeuws-Vlaanderen genoemd wordt naar een plaats in Wallonië? Het is niet de stad die de naam gegeven heeft, maar de bedijker. Dat was Jan I die van 1298 tot 1330 graaf van Namen was. De bedijking vond plaats in 1285. Jan, geboren in 1266, was de oudste zoon van Gwijde (Guido) van Dampierre en Isabella van Luxemburg. Gwijde was graaf van Vlaanderen en Namen. Hij had nogal wat te stellen met Frankrijk, waarbij Jan hem hielp, onder meer tijdens de Guldensporenslag in 1302 bij Kortrijk. Ook steunde hij de latere graaf Lodewijk van Nevers tijdens diens oorlog. Wellicht vraagt u zich af: wat heeft dit met Zeeuws-Vlaanderen te maken? Wel nu: als beloning voor de bijstand aan laatstgenoemde graaf kreeg hij de stad Sluis. Zo ging dat bij de grote mannen in die tijd: alles of toch zo goed als alles was van hen en ze konden ermee doen wat ze wilden. De polder van Namen was niet het enige dat Jan in deze contreien bezat: hij had ook bezittingen in Triniteit en Othene bij Terneuzen. Maar terug naar de Polder van Namen. Toen de hertog van Parma in 1596 het vijf jaar tevoren verloren Hulst weer in Spaanse handen bracht, werden de dijken van de polder doorgestoken, maar in 1614 werd men het zoute water weer de baas. Op het meest oostelijke punt van de polder legden de Spanjaarden een groot fort aan dat de naam Sint-Anna kreeg. Dat bouwen moet gedaan zijn na 1584/85 toen Hulst aan het open water kwam te liggen door het doorsteken van de dijken van de heerlijkheid Saeftinghe. Langs die geul, het Saeftingher Gat, zouden de Noord-Nederlandse opstandelingen immers moeiteloos met hun schepen het stadje kunnen benaderen. Het was eigenlijk de sleutel tot Stad en Land van Hulst en in 1632 slaagden de Staatsen erin die te pakken te krijgen. In 1640 gebruikte prins Frederik Hendrik dat bruggenhoofd om een (hernieuwde) aanval op Hulst uit te voeren door daar aan land te gaan. Zijn soldaten kwamen weliswaar tot voor de wallen, maar Frederik Hendrik moest zich terugtrekken zonder succes te boeken. Dat behaalde hij pas vijf jaar later in 1645. Het jaar 1682 begon voor het land aan het oostelijk deel van de Westerschelde niet voorspoedig: op 23 januari overstroomden veel polders, ook de Polder van Namen. In het fort Sint-Anna stond het water twee voet hoog op de zolders van de manschappenverblijven. Deze en andere polders werden weer drooggelegd, maar ze bleven in een kwetsbaar gebied liggen. Zo moest in 1697 de Luyspolder worden prijsgegeven en op 3 maart 1715 het Paardenschor. Ook de Polder van Namen kwam onder water te staan door een gat in de dijk met de Speelmanpolder. Het huidige Speelmansgat in het Verdronken Land, de toegang naar de haven van Paal, dankt er zijn naam aan. Er werd wel gepoogd te redden wat er te redden viel, maar met kerstmis 1717 moest men voorgoed de duimen leggen. Het fort Sint-Anna werd verlaten en evenals de polder werd het aan de zee prijsgegeven.
De Saeftingheklok die tot zeker 1717 in de kerktoren van het verdwenen dorp Namen hing, is sinds 1809 ondergebracht in de rooms-katholieke kerk van Graauw.
Door George Sponselee