Toon items op tag: Schorviltbij

Er zijn in Europa verschillende schorrengebieden, Saeftinghe blijft een uniek historisch landschap. Foto Camile Schelstraete

Wie de Zeeuwse landkaarten van pakweg 1750 bestudeert, ziet in één oogopslag dat er in de delta toen nog vele duizenden hectares aan schorren, zand- en slikplaten aanwezig waren.

Langs al deze geulen lagen vaak kilometers brede schorren en alleen al bij Rilland lang een kweldergebied dat vele male groter was dan het huidige Saeftinghe. Van de grootste zeearmen tot in de kleinste zijkreken had het getij vrij spel. Door een lange reeks van inpolderingen verdwenen bijna alle schorren uit de Delta. Alle kleinere kreekjes werden ingepolderd en ook langs de grote zeearmen resteren nu slechts hier en daar nog smalle marginale randjes. Het getij bleef alleen op de Westerschelde behouden, de kwelders in alle andere zeearmen werden beroofd van de natuurlijke dynamiek van eb en vloed. Daardoor treedt er in Oosterschelde, Grevelingen en Haringvliet een snelle vervlakking van de schorren op. De zandhonger in de Oosterschelde is inmiddels een bekend begrip. Het enige gebied wat hiervan gespaard is gebleven is Saeftinghe. Met zijn ca. 3000 hectare is dit gebied een soort openluchtmuseum voor een historisch landschap, dat eeuwen lang in zeeland overal heel gewoon was. Helemaal in de andere hoek van de Delta ligt een ander gebied waar natuurlijke processen als duinvorming, opslibbing en afslag van slikplaten nog vrij spel hebben. Het is De Kwade Hoek, helemaal op de noordpunt van Goeree-Overflakkee. Deze twee gebieden vormen een natuurlijk landschap, waar overal aan de rand van water en land de elementen vrij spel hebben. Het land wordt er door natuurlijke processen gevormd. Vanzelfsprekend zijn er veel planten en dieren die in dit soort biotopen hun leefgebied hebben. Het zijn de echte geharde bikkels, die springtij en woeste golven kunnen overleven. Daaronder bevinden zich tal van insectensoorten. Deze worden in kaart gebracht door de insectenwerkgroep van Het Zeeuwse Landschap. Veel aandacht gaat daarbij uit naar de Schorzijdebij en haar koekoeksbij de Schorviltbij. De laatste soort is extreem zeldzaam, ze is nooit buiten de Delta gevonden. Er zijn slechts 9 kleine populaties van bekend. Om de ecologie van de kustbiotopen te bestuderen bezocht de werkgroep vergelijkbare gebieden van Midden Frankrijk tot de uiterste noordpunt van de Waddenzee in Denemarken. Een dergelijke zoektocht naar West Europese kustbiotopen begint tegenwoordig achter de PC. Met een programma als Google Earth kan je op je eigen beeldscherm de gebieden vanuit de lucht bestuderen, van elke gewenste hoogte. Je maakt als het ware een snelle vlucht over al die kustgebieden en noteert daarbij welke gebieden voor een nadere terreininspectie in aanmerking komen. Vooral riviermondingen lijken kansrijk, omdat daar door de rivier constant slik en zand afgezet wordt. De meeste Franse schorgebieden blijken in de praktijk toch wat tegen te vallen. Ze zijn gemiddeld genomen klein. De begrazing door schapen is er meestal intensief zodat er weinig bloemen staan en er dus ook voor de insecten minder te halen valt. Bovendien is het op de Franse schorren voor ons ook minder plezierig omdat die werkelijk helemaal bezaaid zijn met lokvijvers voor watervogels, naast de talrijke schuilplekken voor jagers. Midden in die natuurgebieden wordt er ongelooflijk op los geknald. Positieve uitzonderingen zijn de riviermonding van de Somme en de baai van de Authie. De hele Belgische kust is nagenoeg volgebouwd en natuurlijk kustlandschappen zijn er bijna niet te vinden. Meer naar het noorden begint het pas weer bij de Waddenzee. Langs het Friese en Groningse vasteland zijn er hier en daar nog wel smalle strookjes aan kwelders, maar bijvoorbeeld schorzijdebijen zijn daar niet te vinden. Dat komt omdat daar geen natuurlijke zandbedden aanwezig zijn waar de dieren zouden kunnen nestelen. Die zijn er wel op de Waddeneilanden waar er juist een enorme oppervlakte aan natuurlijke kustbiotopen aanwezig is. Toch hebben die schorren in zekere zin niet de allure van een gebied als Saeftinghe. Er is een veel kleiner verschil tussen eb en vloed. De schorren zijn daardoor veel vlakker. Waar in Saeftinghe geulen van wel 5 meter diepte het schor indringen, zijn de diepste geulen op de wadden slechts een meter of twee. We reizen door tot het meest noordelijke puntje van de Deense Wadden. Het landschap is er fascinerend mooi. De keileemruggen grenzen er aan het kustlandschap en dat is voor het Zeeuwse gezelschap een vreemde gewaarwording. Want op die heuvels groeien naaldbomen als fijnsparren en die verwacht je niet aan de rand van het schor. Na een lange zoektocht langs de West Europese kwelders en slikken besef je eigenlijk hoe zeldzaam de echt natuurlijke kustlandschappen inmiddels geworden zijn. Tegelijk raken we ervan doordrongen hoe uniek Saeftinghe in Europese context eigenlijk nog is. Het blijft een internationaal zeer zeldzaam historisch landschap wat zeer goed bewaard is gebleven. Een gebied waar we als Zeeuwen echt trots op kunnen zijn.

Door onze verslaggever