NIEUW-NAMEN - Hij rammelt met de kettingen met ringen. Triomfantelijk haast. Zie je nou wel! Tachtig procent van de ruim honderd ringen die hij de voorbije jaren in het Land van Saeftinghe van de poten van dode zilvermeeuwen plukte, is daaraan bevestigd op de grote vuilstortplaats van Zandvliet bij Antwerpen.
Richard Bleijenberg met de ringen van zilvermeeuwen en de btw-labels van de Vlaamse slachtindustrie die hij allemaal vond in Saeftinghe. Foto Wim Kooyman
Het bewijs is geleverd: de zilvermeeuw is de vuilnisman van de lucht, een niets ontziende alleseter, een armoedzaaier eigenlijk ook, die uitwijkt naar belten omdat hij in en om Saeftinghe zijn natuurlijke kostje niet meer weet op te scharrelen. Dat 'zijn' ringen het verhaal vertellen, ziet Richard Bleijenberg (70) als een soort bekroning van zijn levenswerk. "De zilvermeeuw, de larus argentatus, die houdt me al bezig sinds mijn kinderjaren." Het is meer dan een halve eeuw geleden, maar het tafereel staat hem nog helder voor de geest: als hij als jongeman uit Nieuw-Namen begin jaren vijftig op een vissersboot op de Westerschelde vaart, maakt hij kennis met de vraatzucht van de zilvermeeuw. "Er zat een hele troep achter die boot, loerend op de spiering - toen een overtollige vis - die je overboord gooide. Af en toe gooide je er een hoog de lucht in. Nou, die raakten het water nooit, zo vlug waren ze erbij. Dat zijn 'goggen', zei de schipper. Dat is dialect van de Kauter (Nieuw-Namen) voor gulzige mensen. Sindsdien heb ik zowat mijn leven lang door het Land van Saeftinghe gestruind en gezien dat het klopte." Daarom heeft hij de zilvermeeuw niet lief. Het wordt in kringen van vogelaars niet altijd op prijs gesteld dat hij het uitspreekt, maar Bleijenberg heeft te veel belastend materiaal gevonden op zijn tochten door het Verdronken Land. Hij claimt meer te weten dan er in de boeken staat. "Ik kom in hoekjes waar niemand anders komt."
Agressief
Dat het agressieve krengen kunnen zijn, ondervond hij bijvoorbeeld aan den lijve. "Ik heb het meegemaakt als ik met groepen mensen naar de nesten ging kijken dat steeds dezelfde meeuw naar mijn kop dook. Die kende mij. Ook als ik een groep splitste, kwam hij maar op één man af, dat was ik. Ja ja, die meeuw is slimmer dan wij denken." Zo belagen ze ook andere vogels. "In juni en juli moeten ze de jonge voeren en dan hebben ze meer eten nodig dan ze kunnen vinden. Ik heb eens gezien dat er paniek uitbrak in een nest bergeenden, waar wel vijftien kuikens in zaten. Die werden aangevallen door zilvermeeuwen. Twintig minuten later waren er nog twee over." Het is ook de tijd dat bij de nesten allerhande troep is te vinden die je zo gauw niet verwacht in een natuurgebied. "Omhulsels van worsten, verpakkingen, labels. En altijd heeft het iets te maken met vlees. Dat was natuurlijk al een aanwijzing dat ze het op afval gemunt hebben. Vanaf midden jaren negentig vond ik van die smalle, aluminium plaatjes. Ze bleken afkomstig te zijn van vleesverwerkingsbedrijven in België, het waren een soort btw-labels. Die bedrijven mikten hun afval in containers die ze open lieten staan. Dat was makkelijk en goedkoop. De meeuwen ruimden het wel op!Zo kwamen die dingen in Saeftinghe terecht. Ik heb er wel driehonderd verzameld. Een keer heb ik een meeuw zes plaatjes tegelijk uit zien braken." De aanvoer van de plaatjes houdt op als de Vlaamse bedrijven worden verplicht de containers te sluiten. Maar dan begint Richard Bleijenberg aan een nieuwe verzameling. Als in 2002 botulisme uitbreekt in Saeftinghe en ook de zilvermeeuwen bij bosjes sneuvelen, mikt hij de vogellijkjes in smalle diepe geulen, in de hoop zo verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Maar eerst schuift hij bij de geringde exemplaren de ring van de poot. "In dat eerste jaar had ik er al dertig. Op honderd vogels vind je ongeveer twee ringen. Kun je nagaan hoeveel dooie meeuwen er waren. Inmiddels heb ik er meer dan honderd." Waar blijf je ermee? Het is een Thoolse ringer die hem op het juiste spoor zet. De ringen moeten naar de instituten in Nederland en België die daarover gaan. "Die hebben ze graag, zo komen ze meer aan de weet over de bewegingen van vogels."
Stortplaats
In dit geval vertelden de vondsten dat het gros van de dode zilvermeeuwen die Bleijenberg aantrof, waren geringd op de stortplaats van Zandvliet. Op zich niet verwonderlijk. Op de belt zitten veel vogels, niet in de laatste plaats meeuwen en kraaien, die wat meepikken van de kruimels die wij laten vallen. En omdat er zo veel bij elkaar zitten, wordt er veel geringd. Toch is de conclusie onweerlegbaar. "Nu kunnen we zeggen: meeuwen leven van afval." Op dit punt aanbeland durft de Saeftinghekenner zelfs nog een stap verder te gaan: zilvermeeuwen zijn de aanstichters van botulisme in het gebied. Collega-vogelaars, met wie Bleijenberg zachtgezegd niet altijd een vriendschappelijke relatie onderhoudt - hij is te veel de dwarse praktijkman zonder papieren -, twijfelen, maar zelf is hij stellig. "Ze lopen de ziekte op omdat ze in de jacht op voedsel ook bedorven afval eten. En als dan de temperatuur oploopt, hebben ze het zitten. Ik heb zoveel zieke meeuwen gezien. Dan raken ze verlamd, slepen met de vleugels nog wat over dat schor. En het is gebeurd." Hij denkt een grote bijdrage te hebben geleverd in de strijd tegen verspreiding van botulisme landinwaarts door de dode vogels in diepe geulen weg te stoppen. "Daardoor komt het volgens mij dat de ziekte de laatste jaren in binnendijks water in Zeeuws-Vlaanderen nog maar weinig voorkomt." Het wetenschappelijk bewijs ontbreekt nog. Zeker is wel dat de zilvermeeuw in Saeftinghe de laatste jaren, na een periode van gestage uitbreiding, achteruit boert.
Voedsel
Hoewel Bleijenberg daar op zich niet rouwig om is, betreurt hij de oorzaken. "Er is gewoon te weinig voedsel in dat gebied. De krabbetjes en de jonge vis waar die meeuw van moet leven, zijn er veel minder dan vroeger. De ophoging van Saeftinghe speelt ook een rol. Er zijn te weinig paaiputten omdat er minder water in het gebied komt. En dan is er nog de overgang van zout naar zoet water. Grote rietvelden krijg je, en de typische planten die daar ooit groeiden, zijn verdwenen." Hij heeft er lang genoeg rondgelopen om het te weten. Nog is hij er haast dagelijks te vinden en dat zal voorlopig niet veranderen. Richard Bleijenberg kan niet zonder Saeftinghe. Dan neem je ook troepen vuilophalers als zilvermeeuwen voor lief…
Door Jan Jansen