In een vroeger artikel had ik het over botulisme in Saeftinghe. In totaal zijn er in het zogenaamde 'rustgebied' 2500 slachtoffers door mij bekeken en op ringen gecontroleerd. In totaal zijn er nu 25 ringen gevonden, meestal van zilvermeeuwen. Deze ringen zijn verstuurd naar de betrokken instanties zowel in Nederland of België. Dit gebeurde ongeveer eind augustus. Maar wat een geknoei… Ik kreeg een terugmelding van een koolmees en een lijster. Beide ringen waren van de zilvermeeuwen. Iedereen kan zich wel eens vergissen. Maar wat dan te zeggen van een lepelaar met vier ringen, waarvan twee plastic buizen aan het bovenbeen. Zoiets gaat toch te ver: van dierenmishandeling gesproken. De mensen die dat doen noemen zichzelf dan wetenschapper of bioloog. Saeftinghe wordt afgeschermd met een 8 km lange prikkeldraad. Dit zou voor de bescherming van de vogels zijn, en als er toch iemand het schor ingaat wordt hij direct aangegeven bij de politie. Momenteel wemelt het van de ganzen op de gewassen van de boeren. En de gans is terug vogelvrij in onze polders. De groene jongens gaan op pad om controle op de jagers te doen, en dat onder de naam van Nederlandse Vogelbescherming. Het zijn dezelfde personen die heel deze zomer te vinden waren in de Hedwigpolder, juist onder de dijk. Ze waren vogeltjes aan het vangen met nylonnetten. De vogels worden gelokt met elektrische geluidsinstallaties. Midden in de Hedwigpolder hoorden we de baltsgeluiden van de rietgors. De vogels vliegen zich te pletter in de netten. Maar deze wetenschappers doen het voor de kik. Zij worden nooit gecontroleerd en als er toch iemand voorbij komt, wordt die weggestuurd. Zij dulden geen pottenkijkers en dit terwijl de rustgebieden bezaaid liggen met dode vogels. Ik loop nu reeds meer dan 50 jaar in Saeftinghe, in de voetstappen van mijn ouders. Maar met de komst van de natuurbeschermers is het er niet beter geworden. Hier is dan ook echt sprake van een "groene maffia". Ik ga nu echt een klacht neerleggen bij de provincie en bij het Ministerie van Landbouw en Visserij. De bewijzen liegen er niet om.

Oud Saeftinghe Gids, Richard Bleijenberg

Deze vier ringen werden op één dode vogel, een lepelaar aangetroffen. Eén van de metalen ringen is bekend bij het ringstation, de andere zijn aangebracht door amateurs in het Markizaat (nabij Bergen op Zoom). Ter vergelijking: een lepelaar heeft ongeveer de grootte van een ooievaar.

NIEUW-NAMEN - Natuurliefhebber en vogelkenner Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen pleit voor een onmiddellijke stopzetting van het ringen van vogels. Met name de zware pootringen zouden volgens hem zeer schadelijk zijn voor de vogels.

 

Richard Bleijenberg met ringen van lepelaars. Foto Camile Schelstraete

Bleijenberg heeft in de loop der jaren enorm veel ringen verzameld. Ze zijn afkomstig van kadavers die hij heeft gevonden in het Verdronken Land van Saeftinghe. Bleijenberg vindt het ringen van vogels absoluut niet meer van deze tijd. "Er wordt altijd gezegd dat het ringen nodig is om meer over het leven van de vogels te weten te komen, de trekroutes bijvoorbeeld. Dit is onzin. In elke bibliotheek of boekwinkel kun je vogelgidsen krijgen waarin alles al over elke soort te vinden is. Het ringen is dus helemaal niet meer nodig." Volgens Bleijenberg worden slechts twee van de honderd gevonden ringen teruggestuurd. "De nesten worden verstoord om jonge vogels te kunnen ringen. Als er maar zo weinig ringen worden teruggestuurd, wat heeft het dan voor nut? Blijf dan van die beesten af." Bleijenberg nam zelf ook de proef op de som en stuurde zelf ringen op. Vanuit België kreeg hij nooit antwoord, hij wacht er al anderhalf jaar op. De gegevens die hij ontving uit Nederland, klopten niet. "Van geen kanten zelfs, ze hadden het over volstrekt andere vogels dan waar ik de ring bij vond." Bleijenberg maakt zich bijzonder kwaad over de grote pootringen die vogels als de zilverreiger en de lepelaar aangemeten krijgen. De gekleurde ringen moeten vogelaars in staat stellen de vogels al in het veld te herkennen. "Die ringen zijn zwaar en groot. Het kan niet anders of die vogels hebben er last van. Ze kunnen ook vast komen te zitten, en sterven dan. Ik heb er de bewijzen van.  Ringen genoeg." Vogelbescherming Nederland is in het algemeen niet tegen het ringen van vogels, maar er zijn uitzonderingen. "Soms worden vogels al dertig jaar geringd", zegt H. Peeters, woordvoerder van de Vogelbescherming. "Je kunt je dan inderdaad afvragen of dat nog wel moet. In dertig jaar weet je alles wel." De zware kleurringen vindt Peeters soms ook veel te ver gaan. "Ik heb lepelaars gezien die er uitzagen als een kerstboom. Ze hadden wel drie kleurringen om de poten, ze konden hun pootjes amper buigen. Dat is niet de bedoeling." Bleijenberg wil het ringen graag vervangen zien door het aanbrengen van een chip onder de huid. "Want daar hebben die vogels veel minder last van." Ook de vogels voorzien van een zender, is voor hem een optie. Peeters ziet echter weinig in het chippen. "Wil je dan meer te weten komen over een vogel, dan moet je hem al in de hand hebben. Deze methode is niet zo bruikbaar." Een zender is volgens Peeters ook niet in alle gevallen te gebruiken. "Een ooievaar zal er weinig last van hebben, maar een kuiken van een kleinere vogelsoort gegarandeerd wel. Het ringen zal voorlopig dus nog aanhouden. Als het in het belang van een soort is en ze hebben er absoluut geen last van, dan hebben wij er geen problemen mee."

Door Sheila van Doorsselaer

Zo is het ontstaan…

Het was het jaar 1942, een strenge winter, en ik was 7 jaar oud. De vogels hadden het moeilijk, dat waren toen de mussen. In die oorlogsjaren was er weinig speelgoed. Een ijsstoel en vlieger werden zelf gemaakt; voor 2 frank kon je al een mussenkip kopen bij Snoek in Kieldrecht. Dus in ’42 werd ik eigenaar van enkele zelfgevangen mussen. Die werden in een leeg konijnenhok gezet en bleven meestal maar enkele dagen leven. Voor het maken van ons speelgoed gingen we naar petere Wannes. Ja, die kon alles maken. En daar in dat kleine huisje zag ik voor ’t eerst een kanarie. Die zat in een zelfgemaakte kooi van bamboeriet. De kanarie zorgde voor muziek. Het klonk als een borrelende waterval, een waterslager, zoals onze "petere" ook bevestigde. De vogels bleven mij interesseren. Het bleef niet bij mussen. Na de oorlogsjaren trokken we de polder in en het was aan de schelpkreek dat we jonge houtduiven uit het nest haalden. Ook jonge steenuiltjes werden grootgebracht en nog wel met kikkers die krioelden in het zandgelaag. U begrijpt hier wel dat ons moeder veel geduld heeft gehad en ook stilletjes af en toe de kooi openzette terwijl wij in de school waren. En we zijn dan in de jaren 1950. Er waren toen twee kanariekwekers, o.a. Frans van Dam en Sprenkels aan de Veerstraat, en daar kocht ik enkele gele kanaries. Het was de schoonzoon van Sprenkels die samen met nog enkele kwekers de bond opzocht. Dus in 1954 werd de club gesticht. Jan Lossie was de eerste voorzitter. Jeroom de Clerck was daarbij en ook Leander de Wilde. De club moest een naam krijgen, en zoals ik eerder zei was er nog veel natuur. In de zwoele meidagen kon men de prachtige zang horen van de nachtegaal. Die zang kon men ’s avonds goed horen in het bos van de kerk. Het is door deze zang dat onze club een rechtmatige naam kreeg. En laat ons hopen dat dit ooit eens terugkomt! De jaren gingen voorbij en ook de tentoonstellingen. De eerste kleurkanaries waren oranje-isabel en de ogoten. De strijd om de mooiste was niet gemakkelijk. Gelukkig besliste de keurmeester. Je kon dit vergelijken met een scheidsrechter bij voetbal. Er werden vogels geruild en de nodige kennis over de verervingen. Geslachtsgebonden recessief? Intensief en schimmel en chromosomen. Al deze zaken werden bestudeerd, en we mogen rustig zeggen dat clubs zoals deze bescheiden zijn. We zijn bezig met natuur, en of je nu in de duivensport, of bij jagers, of bij de vogelkijkers hoort, we moeten respect hebben voor elkaar. Laat ons allen genieten van dat moois. Onze gemeente heeft een groene long, door velen onbekend (en onbekend is toch onbemind). Natuur met prikkeldraad omgeven is fout. We hebben gezien dat vogels en mensen samen kunnen met 50 jaar Nachtegaal. Proficiat bestuur, en nog eens bedankt mannen!

Een foto uit 1957, waar we Richard zien bij zijn eerste volière. Op zijn linkerknie zijn ondertussen overleden broertje Gerard.

Door Richard Bleijenberg

NIEUW-NAMEN - "Het winnen van het verenigingsklassement is al een prestatie op zich. Als je daarbij met 1605 inzendingen ook nog het hoogste aantal vogels ooit op Zeeuws-Vlaamse bodem geshowd als predicaat erbij krijgt, mag je terecht trots zijn" zegt secretaris Erik van den Branden van vogelvereniging de Nachtegaal uit Nieuw-Namen.

Aandacht voor de diverse vogels op de expositie van vogelvereniging De Nachtegaal in Nieuw-Namen. Foto Peter Nicolai

Ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan kreeg de club de Zeeuwse districtskampioenschappen toegewezen. Vanaf donderdag tot en met vandaag is het gemeenschapscentrum de Kauter in Nieuw-Namen het domein van de vogelliefhebbers. De 154 inzenders, waaronder zeventien jeugdkwekers, showen een prachtige collectie vogels van divers pluimage.

Kwaliteit

Ook de kwaliteit liegt er niet om. De 25 keurmeesters waardeerden maar liefst veertig gevleugelde dieren met de topscore van 93 punten. Burgemeester Jan-Frans Mulder van Hulst opende donderdagavond met het doorknippen van een lint de expositie. Districtsvoorzitter D. Verburg stak de Nachtegaal een extra pluim toe. "Dit is een mijlpaal in het bestaan van de club. Met een werkgroep van zo’n 25 personen uit een ledenbestand van 55 kwekers heeft de club er een fantastisch spektakel van gemaakt. Er is enorm veel zorg besteed aan de aankleding van de zaal en de verzorging van de vogels. De clubtitel geeft de show voor de Nachtegaal nog meer glans." Voor Van den Branden kwam de eerste plaats in het verenigingsklassement niet als een verrassing. "Onze leden draaien werkelijk een topseizoen. Op diverse regionale tentoonstellingen behaalden ze al fantastische resultaten." Gisteravond was er ook nog een drukbezochte jubileumreceptie. Hierbij werd Richard Bleijenberg van de Nachtegaal in het zonnetje gezet vanwege zijn vijftigjarig lidmaatschap. In het verenigingsklassement streden de 22 deelnemende clubs om de Zeeuwse titel. De Nachtegaal kaapte de overwinning weg voor Zang en Kleur uit Kloosterzande. Als derde eindigde De Vogelvrienden uit Terneuzen. Het clubklassement van de Nachtegaal zelf werd gewonnen door Ivan de Meester. Vandaag kwetteren de vogels in de Kauter er vanaf 10.00 uur nog een dagje vrolijk op los. Tevens worden de prijzen van de show aan de bijna tweehonderd kampioenen uitgereikt.

Door Eddy de Witte

In de monding van de Schelde en aan de Belgische kust is dioxine geconstateerd. Sinds 1952 ben ik niet van de Schelde weggeweest als visser, baggeraar en binnenvaarder. Een levende, prachtige rivier vol vis, mosselzaad en zeehonden. In de zestiger jaren werd het opgebaggerde zand op de wal gespoten. Hele zandbanken uit de rivier dienden als ophoging voor de komst van chemische fabrieken. Langzaam maar zeker kwamen de bedrijven. Het eerste wat ze maakten was een afvoerleiding, waar het afval rechtstreeks de rivier instroomde. Het was half jaren zeventig verschrikkelijk. De Schelde werd herschapen in een open riool. Protesten volgden en de politiek speelde mee. Die afvoerpijpen moesten weg, er kwam inderdaad een controle. Maar de afvoerpijpen werden diep onder de waterlijn gestopt. Tussen de grens en de stad Antwerpen liggen twintig pijpen. Met allerlei afvalstoffen die niet te controleren zijn. De laatste jaren zie ik Saeftinghe verlanden en opslibben. De rietvelden breiden zich uit en het zoete wint van het zoute. Toch zijn er mensen die beweren dat de natuur in de rivier beter wordt. Een nieuwe generatie biedt zich aan. Nieuwe beleidsmakers die schrikken van dioxine. Waarom stoppen ze hun afvoerpijpen zo goed weg? Deze negatieve verhalen zijn niet leuk, maar stop met verhalen dat het beter wordt. Als men toch de Schelde proper wil maken dan moet men de afvoerpijpen controleerbaar maken.

Door Richard Bleijenberg

In Saeftinghe is niet veel te vinden wat geologie betreft. Drie ijstijddekzanden dagzomen op de L.L.W.S. Marlemont, de Noord- en Zuid-Saeftinghe. L.L.W.S. is gewoon laagwater wanneer de kentering plaatsvindt. Maar gebroken eikenstronken kregen in 1993 aandacht, deze wortelen rechtstreeks in het ijstijdzand. Verschillende pogingen op onderzoek mislukte. Enkele jaren geleden zagen we voor 't eerst boomstammen eiken, dus moeraseiken. Een boom werd geborgen. Door misverstand werd er geen onderzoek op gedaan. Een tweede poging mislukte. Rijkswaterstaat was telkens bereid om materiaal ter beschikking te stellen. Ondertussen kwam een dikke stam tevoorschijn, diameter 120 cm. De gemeente Hulst toonde interesse, om deze mooie boom te presenteren voor 't publiek. Er kwam eindelijk een plan om deze boom te bergen. Met voldoende werkkracht zouden wij op 12-02-2005 op pad gaan.  Alles werd goed voorbereid. Maar de weerberichten waren niet goed. Er werd dan toch besloten om te gaan. Om 08.30 uur vertrek Walsoorden, er waren enkele ziekmeldingen. 7 Mensen van R. W. zijn al aan boord. Dr. A Prinsen van de Gemeente Hulst, Isa Annè, Zeeuwslandschap, ikzelf en AWN. Bij het vertrek zat de N.W. wind in de stroom. Dat bracht wat golfslag mee. Maar de "DELTA" is een rededijk groot en goed schip. Bij aankomst Marlemont, wachten tot de turfkliffen bloot kwamen. Wil, de schipper deed het voorzichtig. Alhoewel er windkracht 8 stond. Schoppen en prikkers werden gebruikt, want deze machtige boom zat redelijk in het zand. Hij werd op 2 ton geschat. Er werd gevochten tegen het zand dat steeds maar bijvloeide. Er werd  besloten om met de lier van het schip te trekken. Helaas, alles zat muurvast en de stroppen braken door 't gewicht van het zand. Ondertussen ging ikzelf naar de 2e boom die veel lichter was. Het werd alles of niks. Om 12.00 uur precies laagwater moest het gebeuren. De boom zat gelijk met 't wateroppervlak, maar in de klif. Ik zou dit nooit iemand commanderen. En toch lukte het. In 't begin kregen wij allen een zeer modern zwemvest. Iets wat meer op 'n BH leek. Bij het pakken naar de strop kreeg ik een uitblinker over me. Daardoor ging de zwemvest in werking en spande rond mijn hals. Isa riep nog naar mij: "Richard, dit is zelfmoord." Maar de boom werd gestropt en dat was als een overwinning. Een uur later lag deze boom aan dek. Het onderzoek kon nu beginnen. Maar de zware eik liet zich niet goed stroppen.  Er werd nog een blaas opgelegd. Ondanks het harde labeur, werd de rubberboot buitengezet. De mannen vochten als leeuwen, maar het lukte niet. Daar kwam nog bij dat de "DELTA" geen gebruik kon maken van de kopschroef. Daar kwam ook nog bij dat de stroom toenam, waardoor alles verdween in de golven. De teleurstelling was groot na zo' n zwaar werk. Zelden heb ik mensen zo zien vechten tegen de ruwe zee. Ook de Saeftinghe-gids Isa, heeft haar man gestaan. We hebben geworsteld en zijn boven gebleven. Twaalf februari 2005, een dag dat er geschiedenis is gemaakt, een dag met prettige samenwerking, een dag om nooit meer te vergeten.

Door Richard Bleijenberg

HULST - De oeroude eikenboom die Saeftinghekenner Richard Bleijenberg twee jaar geleden in het Verdronken Land ontdekte, moet een plaats krijgen als monument voor Hulst. "Kost de gemeente geen cent en kan een toeristische opsteker van formaat voor Hulst worden", zegt Bleijenberg.

Het gaat om een stuk boom van vier meter lang met een diameter van 1.20 meter. Bleijenberg wil dat het op een sokkel wordt geplaatst en verwoordt de symboliek die in zijn ogen achter de eik schuilgaat. "De stam is de stad Hulst, en de takken van de kruin zijn de kernen", aldus de inwoner van Nieuw-Namen. Hij is al sinds 1992 gegrepen door een speurtocht naar het verleden van de streek. In dat jaar ontdekte Saeftinghegids Jean Maebe in het Verdronken Land een grafveld. Diverse wetenschappelijke onderzoeken toonden aan, dat het grafveld dateerde van rond 1000 na Christus. Dat inspireerde Bleijenberg. In maart 2003 vond hij bij laag water het eerste deel van de eeuwenoude eik. De honderden kilo’s zware boomstam werd met assistentie van medewerkers van de stichting Het Zeeuwse Landschap geborgen en naar het bezoekerscentrum Saeftinghe gebracht. "Waar nu schepen varen, heeft duizenden jaren geleden een groot eikenbos gestaan. In die tijd bestond de Westerschelde nog niet", sprak de amateur-archeoloog toen enthousiast. Een tweede stuk van de boom werd op 12 februari dit jaar geborgen door Rijkswaterstaat, in Walsoorden aan land gebracht en op transport gesteld naar de gemeentelijke Stadsschuur in Hulst. "De boom is waarschijnlijk ooit door blikseminslag gespleten", denkt Bleijenberg. Onder toeziend oog van de provinciaal archeoloog Hans Jongepier zijn gisterochtend een paar schijven uit de stam gezaagd. Die worden binnenkort onderzocht door de stichting Ring uit Amersfoort. Medewerkers van dit centrum voor dendrochronologie hopen aan de hand van de jaarringen in het hout de leeftijd van de eik vast te kunnen stellen. "Ik schat dat de boom vijfduizend jaar oud is. Het is een gedenkteken voor de geschiedenis van Zeeland", zegt Bleijenberg.

Door Harold de Puysseleijr

NIEUW-NAMEN - Het originele Mariabeeldje moet terug een plaats krijgen in de kapel aan de Veerstraat in Nieuw-Namen.

Richard Bleijenberg met het door hem opgeknapte Mariabeeld dat hij wil terug zien in de kapel. Foto Wim Kooyman

'Kautermol' Richard Bleijenberg heeft dat verzoek gisteren gedaan in een gesprek met wethouder Paul Weemaes van de gemeente Hulst. Die heeft toegezegd te willen bekijken of de wens kan worden vervuld. Bleijenberg zegt te spreken namens een groot gedeelte van de oudere bevolking van zijn dorp. "Ze kunnen het beeld dat er nu in staat niet goed accepteren. De een noemt het een Boeddhabeeld, een ander zegt dat het net een witte kat is die achter het raam ligt. Ik heb respect voor het werk van Jean Kamps, de kunstenaar die het beeld gemaakt heeft. Hij heeft een heel aparte stijl, maar toch zouden veel inwoners van Nieuw-Namen het liefste zien dat het oude beeld weer in de kapel wordt gezet." Het oorspronkelijke kapelletje is in 1961 gebouwd aan de Kapellenberg in Nieuw-Namen. Maar omdat het daar op particuliere grond stond en het bedehuisje dringend aan restauratie toe was, is de kapel in 1995 afgebroken en herbouwd op de huidige locatie aan de overkant van de straat. Het oorspronkelijke beeld was een kopie van het Mariabeeld dat in de parochiekerk van Drongen in de buurt van Gent staat. Dat is in de jaren zeventig vernield. Na de verplaatsing van de kapel maakte de Koewachtse kunstenaar Kamps in opdracht van de gemeente een nieuw beeld van een moeder en kind. Het vernielde beeld staat sinds die tijd in de kerk. Bleijenberg heeft dat beeld inmiddels met eigen handen hersteld en wil nu dat het weer op zijn oude plaats in de kapel komt te staan. Wethouder Weemaes staat daar niet onwelwillend tegenover, zo laat hij desgevraagd weten. "Als de bevolking van Nieuw-Namen liever het oude beeld in de kapel heeft, dan moeten we die wens koesteren. Het beeld van Kamps kan dan misschien een plaatsje krijgen in de parochiekerk." De kwestie is volgens Bleijenberg actueel geworden in Nieuw-Namen, omdat er volgende week tegeltjes met gebedjes worden geplaatst bij de kapel.

Door Harold de Puysseleijr

NIEUW-NAMEN - De Koewachtse kunstenaar Jean Kamps noemt het merkwaardig dat Richard Bleijenberg tien jaar na dato bij wethouder Weemaes van Hulst heeft gepleit om zijn beeldje in de kapel te Nieuw-Namen te vervangen door het origineel.

"Ik wil er verder geen halszaak van maken, maar wil dat toch even kwijt", aldus Kamps. De kunstenaar uit het vlasdorp zegt dat Bleijenberg indertijd in de commissie zat die de opdracht aan Kamps voor het maken van een nieuw beeld heeft begeleid. "Hij heeft toen nooit laten blijken dat hij mijn beeld niet mooi vond. De commissie heeft het destijds ook zonder opmerkingen goedgekeurd." Kamps is er niet blij mee dat Bleijenberg nu naar de wethouder is gestapt om namens veel oudere inwoners van Nieuw-Namen te vragen om zijn beeld te vervangen. "De commissie heeft er uitvoerig over geadviseerd en ik heb het met veel liefde gemaakt."

Door Harold de Puysseleijr

NIEUW-NAMEN - Het kapelletje van Onze Lieve Vrouw van Hulsterloo aan de Veerstraat in Nieuw-Namen wordt verrijkt met twee op een tegel aangebrachte gebedjes.

Vrijdag 18 maart worden deze twee tegels met stichtelijke woorden officieel onthuld. Een aantal jaar geleden schreef de in Nieuw-Namen geboren en getogen Juliën Blommaert een gebed tot Onze Lieve Vrouw van Hulsterloo. Hij deed dat op een volkse manier, recht uit het hart en in het plaatselijke Kauters dialect. Ook een ander gebedje, geschreven door emeritus pastor Jo van der Heijden verdient het om bewaard te blijven. De werkgroep die zich voor het kapelletje inzet, heeft het aanbrengen van deze gebedjes bij het kapelletje bij verschillende inwoners aangekaart. Toen bleek dat zij daar welwillend tegenover stonden werd verdere actie ondernomen. Kunstenares Flora Verdurmen uit Paal zette de teksten op tegels. Beeldhouwer Ronny Ivens heeft twee zuiltjes gemaakt waarop de tegels bevestigd konden worden. Ook de gemeente, eigenaar van de grond waarop het kapelletje staat, stemde toe in de plaatsing. De onthulling van de gebedjes gebeurd om 15.00 uur.