Vorige week hebben wij U het verschijnen aangekondigd van een boekje met de titel "Tijdperken der Voorweereld" over de historische groeve van Nieuw-Namen, dat verschenen is dankzij een merkwaardig initiatief van Richard Bleijenberg. Hoe Richard tot dit initiatief kwam? Op een bepaald moment, in 1999, ontvangt Richard voor zijn vrijwilligerswerk in verband met de groeve de jaarlijkse prijs van Staatsbosbeheer. Het geld op zak steken en er persoonlijk iets mee doen was één van de mogelijkheden, maar dat kwam bij Richard niet op. Hoe het verhaal juist in elkaar zit wordt weergegeven door Mevr. Drs. M.P.E. Stouten, Regiohoofd West-Brabant-Deltagebied van Staatsbosbeheer: De Meester van der Heijden groeve in Nieuw-Namen is een archeologisch "pareltje" in een Vlaams stukje in Nederland. De groeve is namelijk de enige plek in Europa waar het Pleistoceen direct aan de oppervlakte ligt. Vele wetenschappers hebben deze unieke groeve bezocht en hebben verslag gedaan van hun bevindingen. Het was "Meester" van der Heijden die eigenlijk als eerste oog heeft gehad voor het bijzondere en unieke van de groeve. Hij was diegene die er van overtuigt raakte dat de oude lagen belangrijk genoeg waren om te beschermen. Hij beschouwde het dan ook als zijn taak om de plaatselijke bevolking en overheden te overtuigen van de waarde van de groeve. De toenmalige burgemeester van Nieuw-Namen liet de groeve echter toch dichtgooien. Een hoekje bleef gespaard, omdat het eigendom was van de familie Bleijenberg. In 1963 droeg deze familie het eigendom over aan Staatsbosbeheer. Als eerbetoon aan Meester van der Heijden is de groeve toen naar hem genoemd. In 1983 werd de sleutel van de toegangspoort tot de groeve overhandigd aan Richard Bleijenberg. Wonende aan het Kerkpad, tegenover de groeve, was hij de aangewezen persoon om de inmiddels door hem en andere vrijwilligers gerestaureerde groeve te gaan beheren en rondleidingen te gaan geven. De band met de groeve was er al, het was immers ooit de "tuin" van zijn vader geweest. Niet alleen de groeve, maar ook in de andere terreinen van Staatsbosbeheer zijn vrijwilligers actief. Als blijk van waardering voor het werk dat zij doen, reikt Staatsbosbeheer jaarlijks een vrijwilligersprijs uit, ook wel de Houtvester van Schermbeekprijs genoemd. In 1999 mocht Richard Bleijenberg deze prijs in ontvangst nemen voor zijn onvermoeibare inspanningen als beheerder en rondleider in de groeve. Het was al snel duidelijk wat er met het geldbedrag moest gebeuren dat aan de prijs verbonden was: er moest een boek komen over de groeve… besliste Richard. Amateur-archeoloog Robbert Jan Swiers zette zich aan het werk, en het resultaat is er, en mag gezien en gelezen worden. Nog eens vermelden dat het boekwerkje voor de prijs van 30 gulden te koop is bij Foto Van Damme in Nieuw-Namen en in de Zeeuwse boekhandels.
Riet van der Heijden, geflankeerd door Richard Bleijenberg, dankt de initiatiefnemer voor het boek.
2001.11.07 Nederland 1: Werelden: Verdronken Land
Geschreven door RtCHet Belgische plaatsje Doel moet, samen met drie andere dorpen, verdwijnen in het slib van de Westerschelde, om plaats te maken voor een nieuw havendok van Antwerpen. In Verdronken Land een portret van het dorp en enkele van zijn bewoners, gemaakt door filmmaakster Carin Goeijers. De pastoor, de schaapsherder en de amateur-archeoloog denken terug aan de tijd toen het leven nog goed en zonder zorgen was. Veel bewoners wachten de onteigening niet af en vertrekken uit voorzorg maar vast naar veiliger oorden in de omgeving. In Doel is het inmiddels akelig stil op straat. Sommigen blijven en wachten op de dingen die komen gaan. Zoals dorpspastoor Werkers. 'Voor mij is één mens veel meer waard dan een schip met containers', zegt hij geëmotioneerd, terwijl hij zijn geiten melkt en geitenkaasjes fabriceert, die hij een medicinale werking toekent.
Het is niet de eerste keer dat er een dorp verdwijnt in de Schelde. In 1570 verdronken er door de Allerheiligenvloed vier dorpen in het Land van Saeftinghe. Al eeuwen rusten de overblijfselen van de huizen van toen onder het slib. Door de werking van eb en vloed komen er regelmatig resten uit deze oude tijd bovendrijven, die gretig worden opgegraven door Richard Bleijenberg. Met liefde diept hij uit zijn rijke verzameling archeologische vondsten een kogelpot op uit 1100. 'Dan denk ik: wie heeft u gemaakt, wie heeft u gebruikt en wie heeft u verloren? Tussen verliezen en oprapen zitten soms meer dan 700 jaar. Dat emotioneert me.' Ingegeven door economische belangen lijkt de geschiedenis zich te herhalen. Binnenkort zal Bleijenberg het terrein waarop hij zijn graafwerk verricht, moeten verlaten en zal Doel verdwijnen in het niets.
Productiegegevens: Camera: Gregor Meerman. Geluid: Jeroen Goeijers
Regie: Carin Goeijers. Eindredactie: Wessel van der Hammen
Producent: Jura Filmproducties (Ruud Monster, Jan Heijs en Wouter Snip)
Een coproductie van IKON in samenwerking met CANVAS. Deze film kwam mede tot stand dankzij financiële bijdragen van het CoBO-Fonds en het Rotterdams Fonds voor de Film en de Audiovisuele Media.
CITATEN VERDRONKEN LAND
· 'Toen ik hier kwam, 33 jaar geleden, hadden ze het over de uitbreiding van het Baalhoekkanaal. Binnen twee jaar vangen we paling waar de kerk nu staat, zeiden ze. Ik heb hier nog nooit een paling gezien. Ik geloof dat het zo'n vaart niet lopen zal.' De pastoor van Doel
· 'Het is het kapitaal dat erachter zit. Het onrecht heeft altijd bestaan in de wereld. Het land dat eens bloot is geweest, gaat weer terug onder het slik. Maar ja, dan blijft het tenminste wel bewaard.' Richard Bleijenberg
· 'Alles moet weg, alles komt onder het zand. Ook het kerkhof, de graven: alles moet uit de grond worden gehaald en overgebracht naar een andere gemeente. Dat is triest voor mensen die bijvoorbeeld pas hun kind hebben begraven, of hun ouders. Dat is eigenlijk ondenkbaar he? Dat dat in een beschaafd land moet gebeuren. Dat ze geen eerbied hebben voor de doden.' Een dorpsbewoner
DE FILMMAAKSTER VERDRONKEN LAND
Filmmaakster Carin Goeijers (1967) studeerde aan de Academie voor Beeldende Vormgeving in Tilburg. Op haar filmografie staan de documentaires:
· Swok (VPRO, 1999)
· Verhaal van verlangen (NCRV, 2000)
· De nieuwerwetse wereld (VPRO, 2000)
Met de laatste film won Goeijers vorig jaar een Gouden Kalf voor de beste korte documentaire.
2001.12.04 BN De Stem: Uit op Zondag slaat aan
Geschreven door RtCHULST - Het programma Uit op Zondagmiddag is in trek bij de ouderen en alleenstaanden in de gemeente Hulst. De Stichting Welzijn voor Ouderen (SWO) Hulst heeft ook voor het seizoen 2002 een afwisselend programma samengesteld.
Het seizoen duurt van 6 januari tot en met 19 mei en er staat veel muziek en zang op het programma. Het koor Viva la Musica verzorgt een middag en er zijn ook enkele muzikale solo optredens. Verder wordt weer een dansmiddag ingelast en de kindergroep van Anneke Hamelink treedt op. Richard Bleijenberg verzorgt een lezing over de historische groeve in Nieuw-Namen en over het Verdronken Land van Saeftinghe.
Van onze correspondente
2002.03.09 BN De Stem: In elke schouw een kauw
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Het schoorsteenvegergilde heeft er de handen vol aan: kauwennesten. Deze kraaiachtigen hebben de vervelende gewoonte hun nesten te bouwen in schoorstenen, met een slecht trekkende schouw of zelfs schoorsteenbranden tot gevolg.
De inwoners van Nieuw-Namen lijden onder de aanwezigheid van kauwen. De vogels bouwen nesten in de schoorstenen. Foto Wim Kooyman
Inwoners van Nieuw-Namen vinden zelfs dat ze geterroriseerd worden door de zwarte vogels. "In elke schouw zit een kauw." René van Roeijen kan erover meepraten. Uit zijn schoorsteen haalde aannemer A. de Munter maar liefst vijf vuilniszakken nestmateriaal, voornamelijk takken in alle soorten en maten, gedroogde paardenvijgen en schapenwol. Ook de regenpijp en de dakgoten zaten helemaal verstopt. Ook bij van Roeijens buurvrouw moest De Munter eraan te pas komen om de schoorsteen leeg te halen en zo zijn er nog veel meer adressen. Van Roeijen: "Het is niet leuk meer, er vliegen hier echt massa's kauwen rond en ze vliegen af en aan met nestmateriaal. Aan de rekening die ik van de aannemer nog moet krijgen, durf ik niet eens te denken."
Lucratief
Aannemer De Munter heeft er een lucratieve bezigheid bij. "Voor de klanten maken we nu matjes van gaas die ze op de schoorsteen kunnen leggen. Dat helpt. Het leeghalen van die schouwen is nog niet zo makkelijk. Wij doen dat met een rijf, maar dan moet je oppassen dat die takken niet naar beneden vallen, want dan kun je er nooit meer bij." Ook schoorsteenveger H. de Groot van Peters Cleaning in Terneuzen spreekt van een ware plaag. "We hebben het laatste seizoen dertig procent meer gevallen van verstopte schoorstenen door kauwennesten gezien. Levensgevaarlijk! Soms is het zo erg dat we behalve vele vuilniszakken nestmateriaal ook hele bergen compost uit de schoorsteen halen, dat komt door heel oude nesten. Je moet er niet aan denken wat er kan gebeuren als bewoners hun open haard eens lekker hoog opstoken." De Hulster brandweercommandant A. der Weduwe bevestigt het gevaar van schoorsteenbranden door kauwennesten, maar zegt dat hij er de laatste jaren niet voor heeft moeten uitrukken. Richard Bleijenberg, erelid van De Nachtegaal in Nieuw-Namen, voorspelde de opmars van de kauw al. Volgens Bleijenberg richten de kauwen meer schade aan dan alleen aan het rookkanaal.
Tortelduiven
"De laatste vijf jaar terroriseert de kauw ons dorp en de broedvogels. We hadden vijf jaar geleden nog tien paartjes Europese tortelduiven. Ook sperwers zie je niet meer. De huismus en de huiszwaluw zijn al helemaal verdwenen."
Van onze verslaggeefster
NIEUW-NAMEN - Het schoorsteenvegergilde heeft er de handen vol aan: kauwennesten. Deze kraaiachtigen hebben de vervelende gewoonte hun nesten te bouwen in schoorstenen, met een slecht trekkende schouw of zelfs schoorsteenbranden tot gevolg. Inwoners van Nieuw-Namen vinden dat ze geterroriseerd worden door de zwarte vogels. "In elke schouw zit een kauw."
René van Roeijen kan erover meepraten. Uit zijn schoorsteen haalde aannemer De Munter maar liefst vijf vuilniszakken nestmateriaal, voornamelijk takken in alle soorten en maten, gedroogde paardenvijgen en schapenwol. Ook de regenpijp en de dakgoten zaten helemaal verstopt. Bij Van Roeijens buurvrouw moest De Munter eveneens de schoorsteen leeghalen. En zo zijn er nog veel meer adressen. Van Roeijen: "Het is niet leuk meer. Er vliegen hier echt massa`s kauwen rond en ze vliegen af en aan met nestmateriaal. Aan de rekening die ik van de aannemer krijg, durf ik niet eens te denken." Aannemer A. de Munter heeft er een lucratieve bezigheid bij. "Voor de klanten maken we nu matjes van gaas die ze op de schoorsteen kunnen leggen. Dat helpt. Het leeghalen van die schouwen is nog niet zo makkelijk. Wij doen dat met een rijf, een soort hark, maar dan moet je oppassen dat die takken niet naar beneden vallen, want dan kun je er nooit meer bij."
Plaag
Ook schoorsteenveger H. de Groot van Peters Cleaning in Terneuzen spreekt van een ware plaag. "We hebben het laatste seizoen dertig procent meer gevallen van verstopte schoorstenen door kauwennesten gezien. Levensgevaarlijk! Soms is het zo erg dat we behalve vele vuilniszakken nestmateriaal ook hele bergen compost uit de schoorsteen halen, dat komt door heel oude nesten. Je moet er niet aan denken wat er kan gebeuren als bewoners hun open haard eens lekker hoog opstoken." De Hulster brandweercommandant A. der Weduwe bevestigt het gevaar van schoorsteenbranden door kauwennesten, maar zegt dat hij er de laatste jaren niet voor heeft moeten uitrukken. Richard Bleijenberg, erelid van De Nachtegaal in Nieuw-Namen, voorspelde de opmars van de kauw al. Volgens Bleijenberg richten de kauwen meer schade aan dan alleen aan het rookkanaal. "De laatste vijf jaar terroriseert de kauw ons dorp en de broedvogels. We hadden vijf jaar geleden nog tien paartjes Europese tortelduiven. Ook sperwers zie je niet meer. De huismus en de huiszwaluw zijn al helemaal verdwenen."
Door Sheila van Doorsselaer
2002.03.26 BN De Stem: Vliegtuigresten op schor van Waarde
Geschreven door RtCWAARDE - Op het schor van Waarde, nabij het verdronken dorp Valkenisse, zijn resten gevonden en geruimd van een klein gevechtsvliegtuig. De herkomst van de brokstukken is niet bekend. Kees Traas uit Nieuwdorp maakt het materiaal schoon in de hoop een serienummer te vinden.
Uit de roestige resten die nu liggen opgeslagen bij zijn oorlogsmuseum Infatuate (codenaam van de geallieerden) in Nieuwdorp valt weinig af te leiden. Zoon Stef toont een gedeelte waaraan het staartwiel ooit bevestigd zat, Kees laat een onderdeel zien behorende bij de voorkant van het landingsgestel. Duidelijk is wel dat het om een kleine kist gaat. "Een éénpersoonsjager", aldus Traas, die ter vergelijking een wiel aanwijst dat toebehoorde aan een groter vliegtuig.
Weghalen
De vliegtuigresten zijn gevonden door oud-Saeftinghe-gids Richard Bleijenberg. Frans Mol (als belangstellende bij de vondst betrokken) regelde dat de resten op de officiële manier konden worden weggehaald. Dat gebeurde afgelopen donderdag, in gezelschap van onder anderen mensen van de luchtmachtbergingsdienst en Staatsbosbeheer, die eigenaar van de grond is. De bergingsdienst heeft, schat Mol, een gebied van honderd bij honderd meter met een metaaldetector afgezocht. Van een compleet toestel blijkt geen sprake te zijn. Zo ontbreekt bijvoorbeeld de motor. Mogelijk is er vroeger al eens het een en ander geborgen, wellicht door particulieren.
Neergestort
Er zijn in oorlogstijd verschillende vliegtuigen neergestort in de Westerschelde. Ook daarover ontbreken sluitende gegevens. Drie crashes bij Waarde zijn wel geregistreerd: een Duits jachtvliegtuig in april 1943, een Fokke Wulf 190 in november van datzelfde jaar en een Typhoon 439 in september 1944. Één piloot raakte zwaargewond, één werd krijgsgevangen gemaakt, over de derde is niets bekend. Of de resten op het schor iets met één van deze crashes van doen heeft is niet zeker. Traas hoopt door zijn schoonmaakwerk te weten te komen of het om een Duits of geallieerd toestel gaat, welk type vliegtuig het is en wat er met de piloot is gebeurd. Die eerste vragen zijn misschien nog uit de resten af te leiden. Aan de hand van schroefdraad kan bijvoorbeeld de herkomst van het toestel worden afgeleid. Overige gegevens hoopt Traas via navraag onder ouderen boven tafel te krijgen. Alleen al voor zijn museum zijn alle gegevens die betrekking hebben op de oorlogstijd in Zeeland de moeite van het weten waard.
Resten gevechtsvliegtuigje bij Waarde. Kees Traas en zoon Stef met enkele onderdelen van het gevonden vliegtuig. Foto Dirk-Jan Gjeltema
Van onze verslaggeefster
2002.03.28 BN De Stem: Pot uit bronstijd bij Nieuw-Namen
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - In de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen zijn gisteren resten van een prehistorische pot uit het Kauterse 'rost zand' gehaald. Volgens archeoloog H. Jongepier van het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland (PACZ) dateert de pot uit de bronstijd. Niet eerder werden er in Zeeuws-Vlaanderen artefacten van drieduizend jaar oud gevonden.
De opgraving van de eeuwenoude potscherven in de groeve in Nieuw-Namen gebeurt met de grootste nauwkeurigheid. Foto Camile Schelstraete
Beheerder Richard Bleijenberg van de groeve vond de eerste scherf van de pot twee weken geleden bij werkzaamheden nabij de groeve. Door erosie slijt steeds een laagje van de groeve af en daardoor kwamen de resten aan het licht. Bleijenberg waarschuwde meteen het PACZ en Staatsbosbeheer, eigenaar van de groeve. De vondst werd stilgehouden omdat men bang was voor 'schatgravers'. Gisteren kwamen Jongepier en zijn assistent onder het toeziende oog van boswachter H. van der Weele, de Hulster burgemeester A. Kessen en geïnteresseerde dorpelingen de rest van de pot losmaken uit het zand in de wand van de groeve. De archeoloog ging zeer voorzichtig te werk. Met een schop schraapte hij heel minutieus laagje voor laagje rond de pot weg en met een troffel werd het zand heel dichtbij de pot weggehaald. De vondst bleek nog redelijk gaaf te zijn, een halve pot kwam ongeschonden uit de groeve.
Handgevormd
"Uit ervaring kan ik zeggen dat de pot zo'n drieduizend jaar oud moet zijn. Het is duidelijk dat de pot handgevormd is", zegt Jongepier. "Ik ben benieuwd naar wat er in de pot zit. Mogelijk is het een urn en vinden we botfragmenten, of vuursteen." Mogelijk worden er later nog meer potten gevonden. De scherven en de rest van de pot worden overgebracht naar Middelburg waar de pot wordt schoongemaakt en geïmpregneerd met een speciale oplossing voor het behoud van het artefact. De scherven worden daarna aan elkaar geplakt. Jongepier was zeer enthousiast. "Iedere vondst is speciaal, maar het is nog nooit voorgekomen dat we artefacten uit de Bronstijd hebben gevonden in Zeeuws-Vlaanderen. De geldelijke waarde van de vondst is dan misschien niet groot, de wetenschappelijke waarde is dat wél." Bleijenberg meent dat de prehistorische mens die de regio heeft bevolkt ijzer probeerde te maken. Hij leidt dit af aan de vondst van vele brokken zogenaamd ijzeroer, stukken mineraalhoudend steen die door blootstelling aan water en lucht zijn gaan oxideren. Bleijenberg: "Oud-stadsarcheoloog J. Steyns zei het vroeger al; 'in de groeve hebben prehistorische mensen gelopen'. Ze lachten hem toen uit, maar hij had toch gelijk." Kessen wil de prehistorische pot graag een plaatsje geven in het pas aangekochte Landshuis in de Hulster Steenstraat, maar daar moet Staatsbosbeheer toestemming voor geven. Tot die tijd kunnen belangstellenden een kijkje gaan nemen in de groeve, waar de vindplaats en foto's van de pot te zien zijn. Bleijenberg geeft rondleidingen. De groeve is open tot en met de herfstvakantie en is ook geopend op eerste en tweede paasdag.
Door Sheila van Doorsselaer
2002.04.03 BN De Stem: Halsbanden of liever chips voor ganzen?
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Halsbanden om te achterhalen waar en hoe de grauwe ganzen zich over het Zeeuws-Vlaamse platteland bewegen? "Goed idee", zegt woordvoerder R. Steijn van afdeling Natuur en Landschap van de provincie Zeeland. "Te gek voor woorden", meent daarentegen natuurvorser Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen.
En zo staat de eenling Bleijenberg weer eens lijnrecht tegenover de gevestigde natuurbeschermingsinstanties. Zoals dat ook al het geval was rond de dominante positie van de beschermde kraaiensoorten, die volgens hem helaas met veel succes zangvogels, zwaluwen en mussen uit de regio verjaagd hebben.
Moeder gans
Ditmaal stoort het hem dat vrijwilligers van De Steltkluut met goedvinden van Staatsbosbeheer, het Zeeuwse Landschap en de provincie Zeeland grauwe ganzen proberen te behangen met halsbanden. "Zie je het al voor je dat ze met een man of vier achter die moedergans met haar kuikens aangaan om die beesten te vangen. Om ze een halsband om te doen en daarna weer los te laten? En dat in het broedgebied, in de rietvelden waar normaal gesproken niemand komt? Ze maken er paden die straks door vossen of mensen met minder goede bedoelingen worden gebruikt om bij de broedende ganzen te komen", gromt Bleijenberg. Mocht het al nuttig zijn om de grauwe ganzen te merken, dan liever met een chipring om hun poot dan met een 'groen, geel of blauw carnavalsbandje' om hun nek, stelt Bleijenberg. "Met zo'n elektronische chip hoef je ook aanmerkelijk minder ganzen te hebben om te kunnen traceren hoe ze zich over de streek bewegen". Toch vindt bijvoorbeeld provinciewoordvoerder Steijn het idee van de halsbanden zo gek nog niet. "Zo kunnen we de gangen van de grauwe ganzen in de regio zelf nagaan en erachter komen hoever ze zich van hun oorspronkelijke gebied verplaatsen. Van de populatie in de Gelderse Poort weten we dat die hooguit drie kilometer van hun broedplek wegvliegen, maar elders in het land trekken ze weer wel verder", legt provinciewoordvoerder Steijn uit. Over het trek- en schransgedrag van overzomerende grauwe ganzen in Zeeuws-Vlaanderen is weinig bekend. Wel dat ze op een vijftal plekken in de regio zitten: Saeftinghe, het Groot Eiland tussen Hulst en Axel, de Braakman, de Barrzandsche Kreek bij Breskens en het Groote Gat bij Oostburg. "We weten niet of we het wellicht deels over dezelfde groepen hebben", aldus Steijn.
Kaalvreten
Interessant om dat wel te weten, stelt hij. Ook omdat de grauwe ganzen zo links en rechts de velden kaalvreten. Wat voor de boeren tot enorme schadeposten kan leiden. "Bleijenberg heeft in zoverre gelijk dat je met chipringen minder ganzen hoeft te vangen, maar hoe dan ook moet je ook voor die methode het gebied intrekken waar ze broeden of foerageren. En bovendien werken die chips via satellieten, wat zeer kostbaar is", aldus Steijn.
Van onze verslaggever
Richard Bleijenberg uit de Nieuw-Naamse Kerkpad, was woensdagmiddag 27 maart een gelukkig man. Onder heel wat belangstelling van de pers, en in aanwezigheid van burgemeester Kessen uit Hulst, werd in de Meester van der Heijdengroeve, gelegen op een boogscheut van de woning van Richard Bleijenberg, de resten van een prehistorische pot uit het Kauterse zand gehaald. Volgens het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland (PACZ) dateert de pot uit de bronstijd, het ijzertijdperk of de steentijd. Niet eerder werd er in Zeeuws-Vlaanderen materiaal van om en bij de drieduizend jaar oud ontdekt. Richard Bleijenberg vond de eerste scherf van de pot twee weken gelden bij het verwijderen van een haag bij de groeve af en daardoor werden de resten zichtbaar. Richard waarschuwde het PACZ en Staatsbosbeheer, eigenaar van de groeve. De vondst werd nog verzwegen omdat men vreesde voor diefstal ervan. Woensdagnamiddag werd de vondst door een archeoloog heel voorzichtig uit de groeve gehaald. Met een schop schraapte hij heel minutieus laagje voor laagje rond de pot weg en met een troffel werd het zand vlak bij de pot weggehaald. Na een klein half uur kon de archeoloog de pot uit het zand halen. De vondst bleek nog redelijk gaaf te zijn: een halve pot kwam ongeschonden uit de groeve. De pot kan ongeveer drieduizend jaar oud zijn. Het is duidelijk dat hij handgevormd is. De kans bestaat dat het een urne is en worden er later nog botfragmenten gevonden. De scherven en de rest van de pot werden overgebracht naar Middelburg waar hij wordt schoongemaakt en geïmpregneerd met een speciale oplossing voor het behoud van het artefact. De scherven worden daarna aan elkaar geplakt. Richard Bleijenberg denkt dat de prehistorische mens die de regio heeft bevolkt, ijzer probeerde te maken. Hij leidt dit af uit de vondst van vele brokken ijzeroer, stukken mineraalhoudend steen die door blootstelling aan water en lucht zijn gaan oxideren.
De Meester van der Heijdengroeve; de pijl situeert de plaats waar de heel oude pot (foto inzet) werd gevonden.
2002.05.24 De Wase Koerier: Bouwput in Dorpsstraat toonde even Kieldrechtse geschiedenis
Geschreven door RtCIn het weekend van 9 tot 11 mei kon Richard Bleijenberg, samen met enkele Nederlandse archeologen, eens een kijkje nemen in een 5 meter diepe put van een bouwwerf. Deze situeert zich in de Dorpsstraat 1 te Kieldrecht, onder het vroegere gebouw van Bakkerij Bernaert. De ingenieur van aannemer Verplancke gaf hen toestemming om eerst samen met de werklieden, een kijkje te nemen en onderzoek te doen naar de geologische en archeologische situatie. Een zeer mooie getuigenis van de geschiedenis van het dorp Kieldrecht kwam daar aan het licht. Op 5 meter diepte vanaf het straatniveau, zag men wit dekzand. Dit zand is neergelegd tijdens de laatste ijstijd die eindigde 10.000 jaar geleden. Daarop rust een potzollaag van 30 cm dik (zwart zand) dat komt door een bovenliggende leefbodem, ongeveer 50 cm dik. Het is in deze laag waar men het oude Kieldrecht terug vond met aardewerkscherven uit de 14e en 15e eeuw. Het moet dan ook zo zijn dat in 1334 op het feest van Sint-Clemens in de maand november er een zware overstroming heeft plaats gevonden, dit volgens Gottschalk (deze is historicus). Het wordt nog steeds in twijfel genomen door vele kenners. Maar wat Bleijenberg en de archeologen die dagen konden zien duidt op de waarheid: ook de 50 cm dikke kleilaag toont aan dat de woonkern Kieldrecht vele jaren onder water heeft gestaan. Dat vonden zij ook terug op een zegeltekening van de huidige kerk dat eens een fort was waar de schepen konden aanleggen (zie tekening). De tekening is van Piet Brand; deze gaf ze ooit in bruikleen (Piet Brandt was archivaris van Hulst). Boven de kleilaag begint een nieuwe bewoning. Ook daar is aardewerk gevonden maar dan uit de 16e en 17e eeuw, waaronder een fragment van een boordmankruik. Achter deze bouwwerf loopt de dreef naar het kerkhof en we merken dat deze dreef veel lager ligt dan de Dorpstraat. We kunnen nu rustig zeggen dat de Dorpsstraat op een verhoging ligt, en waarschijnlijk is dit een dijk. Voor de bouw van de huizen is dit een onstabiele bodem. Dit in vergelijking met de bouwwerken op het Singel, die staan op de oude Kouterse zanden. Graag wil ik aannemer Verplancke bedanken voor de toegang tot de werf. Daar op 5 meter diep was een leefbodem, de stille getuigen waren potscherven en een schoen uit ±1334. Deze put was voor mij als een boek, dat maar enkele dagen te zien was, en dat nu waarschijnlijk voor altijd gesloten blijft.
Een afbeelding in de marge van een grote kaart van het gebied, toont de kerk van Kieldrecht, ingericht als fort. De spits is afgebroken en het omringende land is water geworden, getuige de bootjes die zich erop bevinden.
In de 5 meter diepe bouwput aan de voormalige bakkerij Bernaert in de Dorpsstraat kon men aan de kleur van de grondlagen zien hoe Kieldrecht veranderde door de eeuwen heen.
Door Richard Bleijenberg
Meer...
2002.07 De Wase Koerier: De mannen van den Havenmeester…
Geschreven door RtCEn als we over "den havenmeester" spreken, dan is dat Louis Lockefeer, geboren op de Kouter op 5 november 1874 als zoon van een bekende schippersfamilie. Hij werd na het tot stand komen van de Emmahaven al op 26-jarige leeftijd havenmeester. Zijn vrouw was Elodie van Overloop, ook een echte Koutermol. Hun eerste kindje, een dochter is nog geboren op de Kouter, in 1898. Louis woonde in een rijkswoning op de kaai van de haven. Het havenhuis is onlangs afgebroken, vlak voor de aanleg van de Deltadijk. Op de voordeur konden we zien hoe dikwijls het huis onder water is gekomen: in 1906 kwam het water binnen tot tafelhoogte en in 1953 kwam het nog iets hoger. De Lockefeer's wisten wel met water om te gaan! In 1900 werd het 2de kindje geboren in het havenhuis, dochter Elisa. Zij is als eerste kind geboren in het Land van Saeftinghe; daarna zagen er nog zes kinderen het levenslicht. De laatste was John Lockefeer, geboren in 1912. En nog veel later, in 1941, werd nog een telg van een Lockefeer stam geboren, de ons allen bekende (nog in leven zijnde) Jef Lockefeer. In 1939 kreeg de havenmeester een grote onderscheiding van de Koningin, vanwege grote verdiensten. Kort daarna in 1940, gaf hij zijn functie over aan zijn jongste zoon John. Het werk van de havenmeester was in die tijd een drukke bezigheid. Denk nog maar eens aan het spuien. De spuikom, die achter de haven lag, moest elke dag tweemaal open- en dichtgedraaid worden, om het slik met laagwater uit de haven te houden. Ook de verlichting aansteken aan de haven was zijn taak. Boven op de dijk, richting straat, stonden 2 lantaarns om de schippers de richting aan te geven. 's Nachts was het helsdonker en kasseiweg was er nog niet. Te voet, meestal met een kruiwagen, kwamen de schippers naar de haven. Het was ploeteren en oppassen of je zat in de sloot! Er werd gevist op garnaal, maar mosselvissers waren er veel. Het mosselzaad dat werd gevist op de turfbanken was tot verbekend in de Provincie. In september leek het wel een armoede van zaadvissers. Dat heb ikzelf nog gezien in 1952: drie tot vierhonderd zeehonden kon je zien liggen vanaf Doel tot Breskens. Toen was de Schelde nog een zuivere rivier en vele mensen verdienden er hun kost. De haven werd niet alleen gebruikt voor de visserij, maar in de omliggende polders werd er veel verscheept. In het najaar waren het suikerbieten. De bieten werden gewogen op de weegbrug bij ’t cafeetje van de familie Buys. Het waren de zonen van de havenmeester die toen al een schip hadden om de bieten naar de fabrieken te verschepen. Het eerste schip noemden ze "de Scheldezonen", een eigendom van de oudste zoon. Maar er kwamen nog vijf boten en allen kregen de namen van de kinderen Lockefeer op de voorsteven. Later werd nog met zand gevaren: jonge mensen van de Kouter werden er als knecht en leerden er het schippersvak. De Emmahaven is de schipperschool geweest waar jongens kennis kregen van eb en vloed. Zeer bekwame schippers zijn daar grootgebracht. Ze leerden er varen en werken. Maar de haven geraakte in verval. De laatste visser die de haven verliet was Jozef van der Heyden. Hij moest er weg vanwege de verzandingen. In 1985 leidde ik (Richard Bleijenberg) een wandeling in 't Schor, waarbij ook de directeur van Soc. Gen. Dragage (het huidige Dredging), dat was de Heer G. van der Cruyssens. Hij wilde het haventje nog eens zien. Hij stond er bij stil en zei: "hier is de school waar mijn kapiteins hun vak hebben geleerd". Bij het tegenwoordige Dredging International hoort men nog familienamen die herinneringen oproepen aan de vroegere vissersvloot. Saeftinghe is nu een internationaal natuurgebied, waar die de volle aandacht krijgt. Het ware mooi geweest er een schip in de plaatsen waar ooit de haven was en dat te gebruiken als bezoekerscentrum. Helaas, het is een gebouw geworden en de haven geraakt vergeten, eveneens als de mensen die daar leefden... In april 2002 is de tentoonstelling wel aangepast en is er toch een afdeling gewijd aan de voorgangers van 't gebied: schippers, schaapherders, ze zijn er nu te bekijken. In ieder geval de moeite waard er eens aandachtig rond te lopen en terug te denken aan de Emmahaven van weleer...
De weg naar de Emmahaven begin vorige eeuw. De grote lijnen hiervan zijn nu nog te herkennen.
Toen in 1898 de Emmapolder werd ingedijkt, kwam er ook een nieuwe haven met een mooie spuikom. Dit was een reusachtige vooruitgang voor de vissers van Nieuw-Namen. De glorietijd was wel tussen 1930 en 1940. Er lagen toen een honderd vaartuigjes in de Emmahaven, scheepjes zoals hier op de foto tegen het huis van de havenmeester. Ieder vaartuigje betekende een gezin op Nieuw-Namen. Elke visser had zijn afnemers, leurders, vooral uit Kieldrecht. Ook kwamen er beurtschippers. Zo’n beurtschipper was Adrianus van Denderen. Hier op de foto zien we op de voorgrond zijn eerste houten zeilscheepje. Hij deed alle veertien dagen Rotterdam aan en bracht dan met zijn scheepje de boodschappen en bestellingen mee voor de winkeliers op het dorp. Hij vervoerde vooral kaas, matten, vijgen en olienoten.
De suikerbieten lagen klaar langs de dijk om zo via het water verscheept te worden naar de fabriek. Deze foto dateert uit begin jaren 1920.
Het schippersgezin van havenmeester Louis Lockefeer. Op de foto genomen voor het huis aan de haven, zien we, van links naar rechts: Julia Lockefeer, haar man schipper Arthur van Overloop, Elisa Lockefeer, Maria Lockefeer, moeder Lockefeer - van Overloop, havenmeester Louis Lockefeer en zijn zonen Serephinus, Jacobus, Jozef en John. Let op de typische schipperspetten.
Door Richard Bleijenberg
2002.08.16 BN De Stem: Jet Hoed ontmoet Jetje van Saeftinghe
Geschreven door RtCEMMADORP - "Meneer, ik sta op een plank", roept de elfjarige Jetje Hoed uit Hoorn op 20 september 1993 tegen gids Richard Bleijenberg als ze plotseling iets hards onder haar blote voeten voelt in het Verdronken Land van Saeftinghe.
De plank waar ze op stond, was het deksel van een eeuwenoude doodskist, blootgespoeld door het getij. De stap van Jetje veranderde de geschiedenis van Saeftinghe. In één klap was de bewoning van het gebied met ruim tweehonderd jaar vervroegd. Tot die tijd gingen archeologen ervan uit dat Saeftinghe pas in de dertiende eeuw bevolkt zou zijn. Onderzoek van de Groninger universiteit wees uit dat het skelet in de doodskist dateerde uit de elfde eeuw. Het skelet is later vernoemd naar het meisje dat het ontdekt had en heet Jetje van Saeftinghe, ook al is het geraamte van een ongeveer dertigjarige man.
Raar
Negen jaar later is Jetje Hoed voor het eerst weer terug in Saeftinghe. Jetje is geen meisje meer, maar een vrouw van twintig jaar. Jetje is Jet geworden en kijkt haar ogen uit in het bezoekerscentrum Saeftinghe in Emmadorp waar ze rondgeleid wordt door Bleijenberg. "Dat is raar", zegt ze, wanneer ze het skelet in de glazen kist ziet. "Richard vroeg mij negen jaar geleden of hij de vondst naar mij mocht noemen. Dat vond ik wel leuk." Het hele verhaal was de afgelopen jaren bij Jet wat naar de achtergrond gedrongen tot het moment dat Bleijenberg haar belde om te vragen wanneer ze weer eens naar Saeftinghe kwam. "Toen wilde ik wel eens weten hoe het nu eigenlijk zat met het skelet." "Het is inderdaad een heel bijzondere ervaring", zegt Bleijenberg ietwat geëmotioneerd. Terwijl hij door zijn baard krabt, komen de herinneringen over de vondst weer bij hem boven. "Het skelet is het oudste geraamte dat in Saeftinghe is gevonden. En wat ik nog belangrijker vind, is dat het ontdekt is door een kind en niet door een of andere professor." Het skelet maakte deel uit van een grafveld, dat zich waarschijnlijk bevond in het verdronken middeleeuwse dorp Weele. De mensen lagen in het veen. Deze substantie zorgde ervoor dat het skelet meer dan 900 jaar bewaard is gebleven.
Proper
Bleijenberg heeft het geraamte van de man vervolgens mee naar huis genomen. "Eerst heb ik alles proper gemaakt en het heel zorgvuldig in elkaar gezet. Toen mijn dokter het geraamte kwam bekijken, klopte er iets niet. Die man heeft drie armen, riep hij van verbazing uit. Ik heb maar een arm weggegooid, toen zat het beter in elkaar." Uit onderzoek van de universiteit van Groningen bleek dat de man een afwijking aan de rechterarm had. "Tja, ik had de verkeerde arm weggegooid."
Jetje op bezoek bij haar naamgenoot Jetje van Saeftinghe. Foto Camile Schelstrate
Van onze verslaggever
EMMADORP - "Meneer, ik sta op een plank", roept de elfjarige Jetje Hoed uit Hoorn op 20 september 1993 tegen gids Richard Bleijenberg als ze plotseling iets hards onder haar blote voeten voelt in het Verdronken Land van Saeftinghe.
De plank waar ze op stond was het deksel van een eeuwenoude doodskist, blootgespoeld door het getij. De stap van Jetje veranderde de geschiedenis van Saeftinghe. In een klap was de bewoning van het gebied met ruim tweehonderd jaar vervroegd. Tot die tijd gingen archeologen er vanuit dat Saeftinghe pas in de dertiende eeuw bevolkt zou zijn. Onderzoek van de Groninger universiteit wees uit dat het skelet in de doodskist dateerde uit de elfde eeuw. Het skelet is later vernoemd naar het meisje dat het ontdekt had en heet Jetje van Saeftinghe, ook al is het geraamte van een ongeveer dertigjarige man.
Raar
Negen jaar later is Jetje Hoed voor het eerst weer terug in Saeftinghe. Jetje is geen meisje meer, maar een mooie jonge vrouw van twintig. Jetje is Jet geworden en kijkt haar ogen uit in het bezoekerscentrum Saeftinghe in Emmadorp waar ze rondgeleid wordt door Bleijenberg. 'Dat is raar', zegt ze wanneer ze het skelet in de glazen kist ziet. "Richard vroeg mij negen jaar geleden of hij de vondst naar mij mocht noemen. Dat vond ik wel leuk." Het hele verhaal was de afgelopen jaren bij Jet wat naar de achtergrond gedrongen tot het moment dat Bleijenberg haar belde om te vragen wanneer ze weer eens naar Saeftinghe kwam. "Toen wilde ik wel eens weten hoe het nu eigenlijk zat met het skelet."
Bijzonder
"Het is inderdaad een heel bijzondere ervaring", zegt Bleijenberg ietwat geëmotioneerd. Terwijl hij door z`n baard krabt, komen de herinneringen over de vondst weer bij hem boven. "Het skelet is het oudste geraamte dat in Saeftinghe is gevonden. En wat ik nog belangrijker vind, is dat het ontdekt is door een kind en niet door een of andere professor. Het skelet maakte deel uit van een grafveld dat zich waarschijnlijk bevond in het Verdronken Middeleeuwse dorp Weele. De mensen lagen in het veen, deze substantie zorgde ervoor dat het skelet meer dan negenhonderd jaar bewaard is gebleven."
Proper
Bleijenberg heeft het geraamte van de man vervolgens mee naar huis genomen. “Eerst heb ik alles proper gemaakt en het heel zorgvuldig in elkaar gezet. Toen mijn dokter het geraamte kwam bekijken, klopte er iets niet. Die man heeft drie armen, riep hij van verbazing uit. Ik heb maar een arm weggegooid, toen zat het beter in elkaar.” Uit onderzoek van de universiteit van Groningen bleek dat de man een afwijking aan de rechterarm had. "Tsja, ik had de verkeerde arm weggegooid."
Door Jean-Lou de Gucht
2002.09 De Wase Koerier: Van kinderspel naar grote mensensport
Geschreven door RtCDoor te luisteren naar oudere mensen komt men iets te weten over vroegere tijden. Maar er komt toch eens een tijd dat je zelf tot die oudere groep behoort. En dan kan men niet meer luisteren over hoe het vroeger was. En daarom een verhaal over het spel met de "kalleboes" van Martha (geboren in 1898 en overleden in 1980). Martha Bernaert werd geboren, zeg maar op de grens 10 meter in Holland, op de rand van de wallen van het "Fort Verboom", dat nu helemaal verdwenen is. Mijn vraag was: "hoe was het leven vroeger?" "Wel wij waren klompenmakers", zei Martha. De klompen werden hier volledig met de hand gemaakt en gedroogd. En als jong meisje bracht ik klompen bij de mensen, dus ik weet hoe die mensen hier leefden. Als kind speelden wij met "kalleboesen" dat waren nog kanonballen die hier lagen op de rand van de wallen, dus uit de tijd van het Fort Verboom. We deden het spel met wat nu gelijkt op "merrebollen". Dit is één van de vertellingen van Martha. Zelf heb ik heel wat onderzocht over de geschiedenis van ons dorp Nieuw-Namen, of zeg maar liever "de Kauter", de "Meester van der Heijdengroeve" is daar een voorbeeld van. Vele zaken komen aan het licht door zoeken. Zo weten wij dat in de prehistorie hier al mensen waren: we vonden vuurstenen, waaruit pijlpunten en stenen messen zijn gemaakt. In het jaar 2000 vonden we een kleine kanonbal, en als we deze eens goed bekijken dan komt deze kanonbal overeen met de ballen waar we nu het spel "petanque" mee spelen (jeu de boules of ballenspel). Het is zo goed als zeker dat deze bal één van de kalleboesen zijn die Martha bedoelde met haar kinderspel. Nu de vraag: "Waar komt het woord petanque vandaan?" Bij de merrebollen op de Kauter gebruikten we ook het woord truits en ook pietak. Het is een prachtige sport en het is zeker geen kinderspel meer. Het is de moeite om eens naar de mannen te gaan kijken. Tot zover.
De gevonden kalleboes (omgeving Kerkpad) naast de bal van petanque speler Willy de Maayer.
Door Richard Bleijenberg