NIEUW-NAMEN - Begin jaren tachtig was Saeftinghe-gids Richard Bleijenberg nog schipper; na het verversen van de motorolie bleven er vier lege vaten aan dek staan. Bleijenberg zaagde bij thuiskomst één van de vaten doormidden en hing deze als proefproject op in het bosje bij de Meester van der Heijden groeve. Sindsdien wordt het oliedrum bijna jaarlijks benut door ransuilen.
Het tafereel in de nest doet nog het meest denken aan de Muppet-show: twee pluizige bollen met grote ogen die hun best doen door middel van klik- en blaasgeluiden de nieuwsgierige kraamvisite op afstand te houden. Terwijl moeder uil op veilige afstand het opdringerige bezoek argwanend bekijkt, wijst Bleijenberg die namens Staatsbosbeheer de groeve beheert, naar een andere boom. Nog geen tien meter van de uilskuikens zit nog een jong gezin, een nest met sperwers. “Die uilen en sperwers kunnen vanuit het eigen nest de anderen zien zitten”, legt de gids uit. “Dit is volgens mij volstrekt uniek.” Zeker 700 mensen hebben de Kauterse kraamkamer al bezocht, want hoewel de ransuil of ooruil niet echt zeldzaam is in Zeeuws-Vlaanderen, is het wel uniek dat een nest met jongen zo goed te bekijken is. “De dieren hebben er echter geen last van want het vat hangt drie meter hoog”, wil Bleijenberg de critici vóór zijn. “Er wordt door natuurbeschermers waarschijnlijk gezegd dat we de dieren niet zo mogen benaderen, maar zij zouden de uiltjes ringen en dat vind ik weer niet nodig. Waar zouden vogels het meest last van hebben, personen die met een verrekijker in hun slaapkamer turen, of een ring aan hun pootjes?” Onder begeleiding van de gids zijn de uilen nog ongeveer een week te bewonderen want Bleijenberg verwacht dat ze daarna het nest gaan verlaten.
Foto Peter Nicolai
Door Barend Pelgrim
1998.06.26 Platvorm Nederlandse Luchtvaart: Tussen dikbillen, tureluurs en muskusratten
Geschreven door RtC’t Land van Saeftinghe
Op een zaterdag 20 juni ging de personeelsvereniging met een gezelschap van in totaal 23 dames en heren (PV-leden en introducés) op avontuur over de slikken en schorren van ’t Land van Saeftinghe met aansluitend een zeiltocht per hoogaars over de Westerschelde. Het werd een barre tocht die, dankzij het prachtig weer, voor iedereen onvergetelijk is geworden.
’s Morgens om 9.00 uur rijden we na de oversteek Kruiningen-Perkpolder, richting Walsoorden. Een ware puzzelrit via kleine weggetjes zorgt ervoor dat we zo’n tien minuten te laat in het bezoekerscentrum bij Emmadorp arriveren. Onze gids Richard Bleijenberg staat al zeer verontrust te wachten. Het tij houdt immers geen rekening met laatkomers. We moeten voor een bepaalde tijd door een aantal kreken zijn anders loopt het niet goed af. Gids Richard is een rasechte Zeeuws-Vlaming. Deze bijzondere man met een grote kennis over ’t Land van Saeftinghe en alles wat met de natuur te maken heeft, laat ons flink lopen, waden en zelfs zwemmen.
Koeienvlaai
De wandeltocht begint zeer beschaafd. We luisteren naar Richard’s sappige uitleg over het wel en wee van het gebied. De aanwezige tureluurs zien ondertussen inderdaad kans om een mens tureluurs te fluiten. Naarmate de tocht vordert wordt het steeds natter. We lopen tussen de dikbillen, een runderras dat, zoals de naam al doet vernoemen, een flink achterwerk heeft. De koeien krijgen hun kalfjes door middel van een keizersnede, wat duidelijk te zien is aan de littekens. Onze gids loopt op blote voeten. Met een koeienvlaai heeft hij geen enkel probleem. Goed tegen de zweetvoeten. 'Nou ja, het is maar wat je liever ruikt.' Aan het einde van de tocht moeten we veel waden en modderkruipen. De kreken worden steeds dieper en sommige dames gaan tot okselhoogte erdoor heen. Ze hebben het zo druk met overleven, dat het hun ontgaat dat op twee meter afstand ook de muskusratten oversteken.
Bergingsactie
Uiteindelijk komen we op de afgesproken plaats. De hoogaarzen liggen al op ons te wachten. We moeten wel snel opstappen, omdat de schepen anders vast komen te zitten door het afgaand tij. De twee zeer fraaie schepen zijn van de Stichting 'Behoud Hoogaars'. De hoogaars, van oorsprong een echte Zeeuwse vissersboot, werd zo rond 1890 in Tholen gebouwd. De bemanning bestaat uit vrijwilligers van de Stichting. Ze hebben duidelijk iets met deze schepen. Ze zijn zeer gemotiveerd en de sfeer is gezellig aan boord. Het zeilen is minder spectaculair omdat de wind het laat afweten deze dag. Niettemin is het een leuke tocht. We proberen een vastgelopen jacht los te trekken, maar dit zit zo vast dat we de trossen moeten lossen. Na deze mislukte bergingsactie gaat het richting haven Walsoorden, waar we omstreeks vier uur aanmeren. We nemen afscheid van de gids en de bootlieden, waarna we de auto’s ophalen in Emmadorp. Onderweg hebben we nog het geluk een echt Zeeuws-Vlaams café te bezoeken in het plaatsje Paal. De pintjes vallen er goed in. Alle deelnemers hebben deze tocht als een ware belevenis ervaren, die zeker voor herhaling vatbaar is, niet in de laatste plaats dankzij de bekwame en gezellige begeleiding van gids en bootlieden.
Weinig wind, maar erg gezellig.
Het werd een barre tocht.
Door Jo van Opbergen
1998.09.01 Blauwe zwemkrab gevonden
Geschreven door RtCIn de Westerschelde is door medewerkers van het bezoekerscentrum Saeftinghe een zeer zeldzame krabbesoort gevonden, die nog maar 23 keer in Nederland is waargenomen. De blauwe zwemkrab (Callinectus sapidus R.) komt vooral voor langs de Amerikaanse kust en kan zich hier door de temperatuurswisselingen van het zeewater niet handhaven. Als de soort gevonden werd, was dat meestal kombuisafval, want de soort wordt elders veel gegeten, waardoor deze krab zelfs in Frankrijk is ingevoerd. Een andere keer veronderstelt men, dat de krab met ballastwater of in het aangroeisel van schepen hier terecht gekomen is. Het nu gevonden exemplaar zal worden opgenomen in de collectie van het Z.B.M. Wie een blauwe zwemkrab wil zien om de vorm te vergelijken met de algemene soorten (strandkrab, noordzeekrab, fluwelen zwemkrab) kan gaan kijken in het bezoekerscentrum De Plompe Toren op Schouwen, waar een ander exemplaar tentoongesteld wordt afkomstig uit de collectie van het Z.B.M. Dit exemplaar is in 1993 op een mosselperceel bij Neeltje Jans gevonden. Wie meer wil weten over krabben kan zich verdiepen in het boek 'De Krabben van Nederland en België' van de heer J. Adema uit 1991. Voor donateurs is dit boek in te zien bij het museum.
1998.09.01 BN De Stem: Blauwe zwemkrab bij Baalhoek
Geschreven door RtCVermoedelijk als verstekeling meegekomen uit VS
EMMADORP - Hoe de blauwe zwemkrab in de Westerschelde terecht is gekomen, weet beheerder Jos Neve van het Verdronken Land van Saeftinghe niet. Wel dat het een uiterst zeldzame verschijning is.
De afgelopen week werd het dier gevangen ter hoogte van Baalhoek, de westpunt van Saeftinghe. Volgens Neve was dat de twintigste keer in vijftig jaar dat deze diersoort is gesignaleerd in de Zeeuwse wateren. De blauwe zwemkrab leeft aan de oostkust van de Verenigde Staten. Daar is hij beslist geen zeldzaamheid. Jaarlijks worden daar zelfs miljoenen kilo’s blauwe zeekrab verhandeld voor de consumptie. "Er zijn daar zelfs Miss Blauwe Zeekrabverkiezingen. Zo belangrijk is het dier daar voor de visserij." Neve neemt niet aan dat de krab zwemmend of lopend naar Saeftinghe is gekomen. Hij denkt dat het dier als verstekeling is meegekomen met een schip. Desondanks is hij blij met de vangst, want de krab staat nu op sterk water tentoon in het Saeftinghe-informatiecentrum in Emmadorp. Maar niet voor lang. In de nabije toekomst gaat het naar het Zeeuws Biologisch Museum in Domburg.
De blauwe zwemkrab staat nu op sterk water in een weckpot. Foto Wim Kooyman
Van onze verslaggever
1998.12 Schelde InformatieCentrum: Schelde Nieuwsbrief nr 17: Gidsen in Saeftinghe
Geschreven door RtCWie een topografische kaart van het Verdronken Land van Saeftinghe opslaat, zal zien dat delen van het gebied een eigen naam hebben. Marlemonsche plaat, Konijnenschor en IJskelder zijn daar bekende voorbeelden van. Maar er zijn nog veel meer geografische namen aan dit grootste brakwaterschor verbonden. Namen die soms een prachtige historische achtergrond hebben. Voor de Saeftinghe-gidsen vormen deze namen een bron van boeiende anekdotes waarmee ze hun gasten aan zich weten te kluisteren. De senior-gidsen Jean Maebe en Richard Bleijenberg hebben die verhalen voor de nieuwe generatie gidsen vastgelegd. Schelde Nieuwsbrief sprak met hen.
Richard Bleijenberg Jean Maebe
Een eeuw Saeftinghe-ervaring
Zowel Jean Maebe als Richard zette zijn eerste schreden in Saeftinghe kort na het eind van de Tweede Wereldoorlog. Jean 'ontdekte' het gebied bij toeval en ging er vooral naartoe om naar de vogels te kijken. Richard maakte kennis met Saeftinghe in het voetspoor van zijn schoonvader. 'Saeftinghe was voor mij een gebied waar ik beter van kon worden: vissen en stropen', aldus Richard. Zaken die in die tijd gemeengoed waren. Jean en Richard kwamen allebei zeer geregeld in het gebied en delen er diepgewortelde passie voor. Toch ontmoeten ze elkaar pas aan het eind van de jaren zeventig in het schor. Hun verschillende invalshoeken - zoals Richard het noemt: 'Jean kijkt naar de vogels, en ik naar zaken in en om het water'- en samen meer dan honderd jaren Saeftinghe-ervaring maken dat ze zeer veel van het gebied weten.
Een manuscript én een kaart
In Saeftinghe worden veel excursies gehouden. Een aantal vrijwilligers leidt de bezoekers in het gebied rond. Jean en Richard zijn de senior-gidsen in dit 'korps' maar zullen binnen afzienbare tijd stoppen met excursies. Om hun kennis van het gebied op hun collega-gidsen te kunnen overdragen, hebben ze de verhalen die achter verschillende geografische namen in het Verdronken Land van Saeftinghe schuilgaan, op schrift gesteld. Daarmee willen ze ook voorkomen dat er onzin-verhalen ontstaan, want sommige namen spreken zeer tot de verbeelding. Maar met de verhalen op schrift waren ze nog niet tevreden. Al jaren voelen ze de behoefte aan een goede kaart van het gebied, waarop al die geografische namen staan. Slechts weinigen kennen alle precieze plekjes, en dat maakt het lastig om elkaar duidelijk te maken waar men iets bijzonders had waargenomen. Ook in geval van calamiteiten, bijvoorbeeld tijdens een excursie, is het niet gemakkelijk om via een mobiele telefoon de hulptroepen snel naar de goede plaats te loodsen. Richard maakte handig van zijn netwerk gebruik, en werd in dit streven geholpen door medewerkers van Rijkswaterstaat. En zo werd de kaart onlangs gerealiseerd. De gidsen beschikken nu allemaal over een gedetailleerde geplastificeerde kaart, waarop de geulen en kreken van Saeftinghe ingetekend staan. De locaties met een eigen naam zijn op de kaart aangeduid met nummers die corresponderen met de nummers in het manuscript.
Namen: van oud tot nieuw
In het manuscript staan meer dan zestig locaties vermeld. Brononderzoek door Jean maakte duidelijk dat sommige namen al heel oud zijn. Zo wordt de naam Zouterik al op een kaart uit 1804 vermeld. Sommige namen zijn door Jean verzonnen, in de jaren kort na de oorlog. Duidelijk blijkt uit die naamgeving zijn stiel, zoals bij de Klutengeul en Lepelaar. Maar ook Rotte Putten heeft hij verzonnen. Deze namen houden nu al zo’n 40 à 50 jaren stand. En nog steeds komen er nieuwe namen bij zoals Grafveld, na de ontdekking in 1992 van een oude begraafplaats. De IJzergeul is het laatst aan de lijst toegevoegd. Deze naam gaf Richard aan de geul toen deskundigen hem vertelde dat de rossige kleur van de geulbodem het gevolg was van oxidatie van ijzerverbindingen.
Ambities
De kaart en het manuscript zijn nu alleen beschikbaar voor de gidsen van Saeftinghe. Richard en Jean zijn er content mee dat deze kennis nu op papier vastligt. Meer ambitie dan het doorgeven van de ware achtergronden van de plaatsnamen aan de volgende generatie gidsen hebben ze niet. Om het als een boekje uit te geven vinden ze niet op hun pad liggen. Jean: 'Als het ooit zo ver komt dat iemand bereid is het mooi op te schrijven, dan zou het in een goede gids voor Saeftinghe terecht moeten komen'. Richard wordt helemaal geestdriftig. Met fonkelende ogen schets hij het beeld dat alle kennis die over Saeftinghe verzameld is, in een wetenschappelijk verantwoord boekwerk wordt samengebracht. Een ambitieuze klus. 'Maar het belangrijkste is dat we de schoonheid van Saeftinghe aan de mensen kunnen blijven laten zien.' (ES)
Koeienuier
Locatie aan de noordrand van de Marlemonsche Plaat waar vier geulen bij elkaar uitmonden. Die geulen vormen ieder de 'spenen' van een koeienuier.
De Prince
In het oostelijk deel van Saeftinghe lagen verschillende jachthutten, waar nog steeds restanten van te zien zijn. Niet zelden kwamen hooggeplaatste personen naar het schor om er te jagen. Zo ook Prins Karel, een broer van koning Leopold III, die een voorkeur had voor een bepaalde jachthut. Deze jachthut wordt daarom De Prince genoemd.
Brug van de Hengst
In het oostelijk deel van Saeftinghe wordt een kreek overspannen door een brug. Op die plaats lag een wrak van een hengst, een ouderwets houten vissersvaartuig. Waarschijnlijk is het hout van deze schuit gebruikt om de brug te bouwen.
Geul van de Onbekende
Deze geul ligt in het westelijke deel van Saeftinghe. Geregeld troffen vissers in deze geul een hun onbekende boot van een mogelijke visser of stroper aan.
Zondagsweide
Deel van het schor langs de dijk bij Emmapolder. Daar liet de herder Ward Verbist uit Emmadorp ’s zondags zijn schapen grazen.
Rotte Putten
Plaats waar aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een aantal V2’s zijn ingeslagen. De gaten vulden zich langzaam met slik. Het heeft jaren geduurd voor de putten weer begroeid raakten.
De ligging van alle genoemde geografische namen in Saeftinghe.
1999 Zeeland Gazet: Restauratie van het oudste stukje Zeeland
Geschreven door RtCLang voordat Zeeland met behulp van dijken bewoonbaar werd gemaakt woonden er al mensen. De locatie: De Kauterheuvel in het Zeeuws-Vlaamse grensdorp Nieuw-Namen. De tijd: Tienduizend jaar geleden. Maar het gebied waarover we hier spreken is eigenlijk nog veel en veel ouder, naar men schat dateert de Kauterheuvel uit het zogeheten Plioceen - een tijdperk dat 6 miljoen jaar begon en 2 miljoen jaar geleden eindigde. Tot op de dag van vandaag is deze geschiedenis terug te lezen in de bodem van de Kauterheuvel en de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) heeft nu een plan ingediend om hier een soort natuurhistorische attractie in te richten. De provincie heeft zijn instemming met de plannen al betuigd.
Het gaat dan evenwel niet om de hele Kauterheuvel: deze is grotendeels bebouwd, maar om een gedeelte dat in het midden, vlak achter de kerk ligt en wat veel mensen kennen als het Meester van der Heijden reservaat, ook wel als de groeve. In de vorige eeuw vond men in deze groeve en elders in de heuvel het zand om in de polders die in de omgeving werden gemaakt wegen aan te leggen. In de jaren vijftig van onze eeuw werd gestopt met die zandafgraving en werd een gedeelte van het zo ontstane gat volgestort met huisvuil. Daar bovenop groeien nu weer bomen. Dit gebied stond al langer bekend als het oudste stukje Zeeland, maar hoewel geïnteresseerden hier al heel lang terecht konden (en kunnen) was de belangstelling ervoor tamelijk gering. Door de activiteiten van de KNNV wordt nu opeens duidelijk dat de Kauterheuvel toch een heel bijzonder stukje Zeeland is, en nog veel interessanter kan worden. Wie nu de trapjes afdaalt in de voormalige groeve kan hier - uiteraard mits deskundige begeleiding - miljoenen jaren terugkijken in de tijd. Zo wordt duidelijk dat bovenop deze heuvel vroeger wel twintig meter water heeft gestaan. Stromingspatronen van eb en vloed blijken terug te vinden in de kleurrijke afzettingen. Schelpen, vuurstenen geven een beeld van de turbulente geschiedenis van de aarde. Ooit dacht men dat de groeve alleen geologisch interessant was, als museum van oude stenen, maar het gebied blijkt ook uit archeologisch oogpunt bijzonder. Zo hebben onderzoekers elders op de Kauterheuvel de sporen van kampementen gevonden. De KNNV-ers verwachten hier nog meer bewijzen te vinden dat het gebied in de steentijd ook reeds werd bewoond. Verder is de bodem hier dusdanig gevarieerd en afwijkend van wat elders in de provincie wordt gevonden, dat er een natuurgebied zou kunnen ontstaan dat nog het best vergelijkbaar is met het Limburgse heuvellandschap. Om dit alles voor de toekomst te bewaren, verder te ontwikkelen en aan het publiek te tonen, heeft de KNNV een plan opgesteld met onder meer de volgende punten:
1 - Sanering van de vroeger stortplaats,zodat de bedreiging van het nu nog uitstekende grondwater wordt weggenomen.
2 - Uitbereiding van het Meester van der Heijden reservaat met enkele aangrenzende percelen. Zo kan een bijzonder natuurreservaat ontstaan omdat hier allerlei kalkrijke zowel als kalkarme gronden, zandige als kleibodems naast elkaar liggen, van hoog tot laag, van droog tot nat, van bos naar weide. De KNNV: ’inventarisatie van thans nog in het gebied voorkomende planten en enkele groepen insecten, vogels en zoogdieren en vergelijking met verwante reservaten, heeft geleerd dat van natuurbeheer in dit gebied bijzondere resultaten verwacht kunnen worden.’
3 - Uit de streek zelf is het initiatief gekomen voor een zogeheten Natuurhistorisch Huis. Men wil de voormalige pastorie welke aan het reservaat grenst gebruiken als ontmoetingsplaats voor biologen, geologen en archeologen, en tevens een mogelijkheid hebben om het gevondene te exposeren voor de bezoekers van het reservaat.
Maar u kunt nu van een bezoek aan het Meester van der Heijden reservaat al een bijzonder uitje maken. Via de huidige beheerder van het reservaat, Richard Bleijenberg (01144-384) kunt u een afspraak maken om het reservaat te bezoeken. De toegang bedraagt 2.50 gulden. Het Meester van der Heijden reservaat is eenvoudig te vinden. Het ligt aan het Kerkpad naast de grote kerk van Nieuw-Namen.
Door Theo Richel
Lezers uit Nieuw-Namen schrijven…
Sinds vele jaren volg ik het kerkgebeuren. Grote herstellingswerken zij er gebeurd; het kan ook niet anders of dit heeft veel geld gekost. Dit alles voor het behoud van het kerkgebouw. Maar toch ziet men zaken die niet meer gebruikt worden; ik denk hierbij aan die mooie doopvont, de biechtstoelen, de communiebank, altaars en de preekstoel. Het staat er allemaal nog. Ik ga nu even over mijn jeugd iets schrijven: het patronaat, het hof, de padvinders, het wekelijks biechten. Het is er allemaal niet meer. Het is niet meer zo nodig. Toch heb ik aan alles deelgenomen, in een gezin waar dat intens werd beleefd. Het lezen van de rozenkrans ’s avonds in de huiskamer; bijna alles draaide rond het kerkgebeuren. Zo ben ik dan opgevoed. Als 14-jarige was het werken in Nieuw-Namen. Ik was 16 jaar knechtje op een vissersboot bij Gustaaf Praet op de K.Z. Deze man leerde mij echt werken, al ging dit gepaard met vloeken. Maar dat bracht de stiel met zich mee. Trouwens Staf begon elke dag met het maken van een kruisteken. Ruwe mensen zal je zeggen, maar toch diep gelovig, en die waren er op de Kauter veel! Toch veranderde er voor mij heel wat met het werk bij een Belgische baas. En al zeer vlug koos ik voor de Belgische kant. Kameraden, waarmee je voor de eerste keer ging biljarten, veelal bij Elvierke Lambin. Elvierke leerde ons een keu te hanteren. Dit café is enkele jaren terug afgebrand; een mooi huis staat nu op deze plaats. Het was ook de tijd van de twee cinema’s: de Metro op de Kauter en cinema Rubens in het dorp van Kieldrecht. Het was ook daar waar we voor het eerst kennis maakten met de meisjes. Ik werd meer en meer Kieldrechtenaar dan iemand van de Hollandse Kauter. Enkele jaren later zijn we gaan varen. Meestal op sleepboten: de binnenvaart, Hansweert, Dordrecht, Antwerpen en Rotterdam. En het werd in elke stad een andere “schat”.
In 1958 zag ik een flinke meid, op het eerste gezicht een volwassen vrouw. Ik stelde me voor en vroeg om mee naar de cinema te gaan. Maar neen, voor zo’n Hollander voelde ze niet veel. Maar als je iets ziet en het niet kunt krijgen, dan doe je er nog meer moeite voor. Ik kwam te weten dat ze nog broers had. Het heeft mij vele pinten gekost om in de genade te vallen van al die mannen, maar van ’t één kwam ’t ander. Haar vader was een zeer gekend figuur in Kieldrecht en ook die moest ik aan mij kant zien te krijgen. ’s Zondagsnamiddag kon ik hem vinden bij Fiel Keul. De man heette Gustaaf de Maayer, maar hij had liever dat men Sterke tegen hem zei. Ik dacht dus eerst aan de boom en de takken zouden wel vanzelf komen en zo is het ook gegaan. De Sterke werd uiteindelijk mijn schoonvader. In februari 1959 was het zover, we gingen trouwen en het was te moeten! Dit trouwen moest ik vragen aan de Sterke, maar hij had zo al iets al vernomen. En toen ik de belangrijkste vraag stelde, keek hij heel streng en recht in mijn gezicht en zei: "Gij kunt trouwen, maar zij zal haar moeder blijven verzorgen!" Mijn schoonmoeder lag al enkele jaren te bed met een ongeneeslijke ziekte en zij werd met veel liefde door de Sterke en zijn dochter verzorgd, iets wat voor die tijd heel bijzonder was. Een meisje van 19 jaar die het hele huishouden runde, met een zieke moeder en nog 5 werkende broers. De Sterke, waar ik goed mee overweg kon, nam mij zeer veel mee naar het schor. Deze man leerde mij Saeftinghe kennen en vele dagen heb ik samen met hem gevist. En toch begreep ik iets niet: uit de vele gesprekken was mij iets onduidelijk. Waarom was hij zo tegen pastoors en alles wat katholiek was? Dat wilde ik toch te weten komen. We praatten veel over vroegen tijden, toen hij als kleine jongen de schorren in moest om wat bij te verdienen, garnalen vangen en die uit gaan leuren. Maar dat was altijd zomerwerk. Samen met zijn broer Fideel viste hij de hele zomer om wat bij te verdienen, want het was toen een zeer arme tijd. De Sterke kwam uit een gezin van 11 kinderen en hij wist me te vertellen dat ze toen soms echt honger leden, zeker in de winter. Een zus van hem was zelfs al vroeg gestorven, dit vertelde hij met een zeer verdrietige stem. Een zekere onrechtvaardigheid hoorde ik in zijn verhaal, toen hij vertelde dat hij als 13 jarige jongen, samen met zijn broer Fideel, om brood ging. Dit was tijdens de armenbedeling in het portaal van de kerk. Zij moesten dit wel doen, want thuis was er een zieke moeder, een werkloze vader en een pas gestorven zus. Vroeger werd er tijdens zeer koude winters, wanneer er nood was, brood bedeeld. Verkleumd van de kou vroegen de Sterke en zijn broer brood aan de pastoor met de lange haren. Maar de toenmalige parochieherder wees hen de deur. Zonder brood moesten de jongens huiswaarts. Het antwoord van de priester was: "Hallo Mars, ik heb jullie deze zomer niet in de kerk gezien." U begrijpt nu ook waarom mijn schoonvader toen zo tegen die pastoor was. Het onrecht werd toen in zijn ziel geschreven. Het verhaal doet denken aan het boek over priester Daens. Ik ben zelf ook op aandringen van de Sterke in de Sociale Bond gegaan en op 1 mei droeg ik ook een rode bloem op mijn vest. Onrecht was iets dat hij niet kon verkroppen. Later is mijn schoonvader bij mij komen wonen, hier in het Kerkpad, dit was nodig voor zijn verzorging. Hij is hier ook gestorven. Zuster Colsen, de toenmalige wijkzuster, vroeg hem nog: "Sterke, wilt ge u niet laten voorzien van de laatste sacramenten?" Dit is ook gebeurd door de toenmalige priester Magnus. En toen de pastoor klaar was vroeg mijn vrouw nog heel nieuwsgierig: "Mijnheer pastoor, hoe is het gegaan?" De pastoor antwoordde: "Juliana, jullie vader gaat recht naar den hemel. Hij is een prachtmens."
December 1998 - Ik wil niet in herhaling vallen over wat er rond onze kerk is gebeurd sinds 1 april 1997. De toegang tot de kerk, om vrijwilligerswerk uit te voeren, werd ons door het vroeger kerkbestuur geweigerd. Bijna 2 jaar keken we machteloos toe hoe de kerk opzettelijk werd verwaarloosd. Wat werd er door deze parochieleiders doorgesluisd naar de bisschop? Ik ben zeker geen heilige, maar ook geen bandiet of leugenaar, maar deze parochieleiders gebruikten deze woorden: “Jij komt de kerk niet binnen, wij zien je ’s zondags nooit in de mis!” waar waren ze mee bezig?
Uit het hart geschreven,
Richard Bleijenberg
N.v.d.r.: Deze tekst werd ons toegezonden, één week vóór het nieuwe kerkbestuur werd aangesteld.
NIEUW-NAMEN - Een uit 1845 daterende arduinen grenspaal die de zogenaamde Arenberggrens ten noordoosten van Nieuw-Namen markeert, is ternauwernood van de vergetelheid gered. Vorige week werd het markeringsteken bij het rooien van bomen omver gereden en in de bodem gedrukt. De Nieuw-Naamse amateur-historicus en -archeoloog Richard Bleijenberg herinnerde zich de aanwezigheid van de vijftig centimeter lange steen en wist de paal na intensief zoekwerk op te graven. De grondeigenaar en opdrachtgever van de zaagwerkzaamheden, Hulstenaar A. Smet, wist niet af van het bestaan van de bewuste Arenbergpaal.
Amateur-historicus en -archeoloog Richard Bleijenberg bij de arduinen grenspaal uit 1845. Foto Charles Strijd
De omvergereden paal, met de inscriptie N2, maakt onderdeel uit van de eigendomsafzetting van het oude adellijke geslacht van Arenberg in de voormalige heerlijkheid Kieldrecht. Diverse polders in Oost-Zeeuws-Vlaanderen zijn vernoemd naar de familie Arenberg, zoals de Hertogin Hedwigepolder, de Prosperpolder en de Nieuw Arenbergpolder.
Markering
De grens van het domein liep vanaf de huidige kerktoren van Kieldrecht in een loodrechte lijn noordwaarts, tot diep in het Verdronken Land van Saeftinghe. Als markering zijn drie arduinen grenspalen bewaard gebleven en daarvan heeft er één een plaats gekregen in het streekmuseum van Hulst. De overige twee zijn de enige tastbare herinneringen van het voorrmalige uitgestrekte eigendom van de Arenbergen. Het grensteken dat Bleijenberg terug vond, bevindt zich op een dijk tussen het noordelijke uiteinde van de Veerstraat (NL) en de Dijk van de Nieuwe Arenbergpolder (B). De huidige lansgrens ligt op ongeveer 250 meter van het ogenschijnlijk onbeduidende paaltje. De andere grenspaal staat op de zuidelijke dijk van de Koningin Emmapolder. Bleijenberg wijst erop dat de twee markeringspunten de enige mogelijkheid vormen om de exacte ligging van de oude erfafscheiding nog te bepalen. “Ik heb vanaf de kerk van Kieldrecht, stap voor stap, het hele stuk tot ver in de Saeftinghe gelopen en nergens is er nog iets te vinden. In de Saeftinghe stond tot een jaar of wat geleden ook nog vier eiken palen die in de jaren, maar die zijn door het schurken van in het gebied loslopende runderen afgebroken.” De Zeeuws-Vlaamse autoriteit op het gebied van grensaanduidingen, Terneuzenaar P. Stuy, noemt de daders van het omver kegelen ‘een stelletje barbaren’. Stuy: “Het is goed dat er fanatiekelingen als Richard Bleijenberg bestaan, anders was dit cultuurhistorisch element voor het nageslacht verloren gegaan.” Bleijenberg heeft overwogen het ding mee te nemen om veilig te stellen, maar Stuy adviseert de Nieuw-Namenaar het sokkeltje te herplaatsen op dezelfde plek. “Normaal gesproken staat het daar veilig. In feite is het eigendom van de grondeigenaar, maar de paal hoort daar ook. Het is gewoon het beste als hij op de historische juiste plaats blijft.” Bleijenberg maakt zich echter zorgen over het historisch besef in de streek en vraagt zich af wie zich gaat bekommeren om de palen. “Ik hoop dat mijn noodkreet leidt tot maatregelen. Het is toch erg dat er zo onzorgvuldig wordt omgegaan met deze zaken.”
Door Barend Pelgrim
1999.03.20 BN De Stem: Flessenpost wellicht uit Polen
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Waar Tschechien precies ligt, had directeur J. de Baar van de Sint Jozefschool in Nieuw-Namen vrijdag nog niet kunnen vinden. Polen lijkt het meest waarschijnlijk, ook al gezien de namen Jiri Poraski en Alex Abraham die op de ‘flessenpostbrief’ prijkten. De directeur zal zijn uiterste best doen om de afzenders te achterhalen om hen te laten weten dat hun brief in Het Verdronken Land van Saeftinghe is aangekomen.
De brief werd vrijdagmiddag gevonden tijdens de jaarlijkse schoonmaakmiddag van de hoogste vier groepen van de Sint Jozefschool in Saeftinghe. Voor het zesde achtereenvolgende jaar stroopten scholieren uit Nieuw-Namen de ‘trechter’ van Saeftinghe, ter hoogte van de gasdam, af om aangespoeld zwerfvuil uit het grootste brakwatergebied van West-Europa te verzamelen. De Baar schat dat de 26 leerlingen met hun begeleiders zo’n tien tot twaalf kuub vuil inzamelden. "Ongeveer de helft van de hoeveelheid, die we de eerste twee jaar vonden. Dat kan er op wijzen dat er minder afval aanspoelt, maar het kan ook zijn dat we de eerste jaren veel vuil hebben geraapt dat er al jaren lag." Behalve de brief in de fles hielden de scholieren ook de gevonden aanstekers apart. Zoals na de oogst van vorige jaren al was verwacht, werden er weer tientallen gevonden. De Baar: "We gaan op school nog eens bekijken of we aan de hand van de opschriften, kunnen achterhalen uit welke landen de aanstekers afkomstig zijn. De vondst van zo vele aanstekers op plaatsen waar weinig wandelaars - en dan alleen nog onder begeleiding - komen, lijkt echter de conclusie uit een rapport van de Stichting Noordzee te onderschrijven: de helft van het afval dat aan de kustlijn wordt gevonden, is afkomstig van schepen en wordt dus gewoon overboord gekieperd."
Scholieren van de Nieuw-Naamse Sint Jozefschool ruimen zwerfvuil in Saeftinghe. Foto Peter Nicolai
Door René Hoonhorst
1999.05.26 BN De Stem: Kokmeeuwen weerstaan industrie
Geschreven door RtCDOEL - Het contrast kan niet groter zijn. Even naar het zuiden rijden bulldozers, graafmachines en diepladers af en aan, in het oosten doemen de silo’s, chemieconcerns en havenbedrijven langs de Waaslandhaven op en in het noorden braken de twee koeltorens van de kerncentrale Doel hun wolken stoom uit. Daar tussenin, op het carré tussen Doeldok en Vrasenedok, echter geen stukgoedoverslag, afvalverwerking of containers maar vogels. Veel, maar vooral bijzondere vogels.
Saeftinghegids Richard Bleijenberg wist niet wat hij tegenkwam, temidden van de oprukkende industrie op de Antwerpse Linkeroever. "Je ziet het hé. De natuur laat zich niet sturen, die gaat zijn eigen weg", grijnst de natuurvorser. Het terrein langs het Doeldok is zo’n drie jaar geleden met zand opgespoten en ontwikkelde zich in een kort tijdsbestek spontaan tot een ongerept plasdrasgebied. Amper voet gezet in de kniehoge grassen, klinkt de alarmroep van de tureluur. Bleijenberg raapt de schaalresten van een net uitgebroed grutto-ei op. "Hier zitten deze dieren met tientallen, terwijl je ze in het Verdronken Land van Saeftinghe niet meer tegenkomt", vertelt de gids. Hij steekt zijn wijsvinger op: "hoor je dat gepiep? Dat is een scholekster. Even kijken waar ‘ie zit." Op dat moment schiet vlak voor zijn laarzen een veldleeuwerik uit de bosschages. “Ongelooflijk toch. Wat hier op dit stukje aan vogelsoorten zit, vind je nergens in Zeeuws-Vlaanderen.” Het zijn opvallende woorden uit de mond van een gelouterd Saeftinghegids. Bleijenberg verklaard zijn zienswijze. Al twintig jaar volgt hij op zeer kritische wijze het gedrag van de zilvermeeuw en volgens hem is deze vogel verantwoordelijk voor een leegloop van het Saeftinghe-schor. "Met tienduizend broedende paren zijn de zilvermeeuwen debet aan de terugval en verdwijning van andere vogelsoorten", verklaart Bleijenberg.
Roofgedrag
Het nieuws dat zich in het natuurgebied De Hoge Platen in de monding van de Westerschelde een ecologische ramp heeft voltrokken, is voor hem aanleiding om de noodklok te luiden. Als gevolg van het roofgedrag van de zilvermeeuw is het broedseizoen voor grote- en dwergsterns er op een fiasco uitgelopen. Hij illustreert zijn stelling met een tochtje naar de broedkolonie van zo’n tweeduizend kokmeeuwen. Honderden nesten, eieren en meeuwenjongen. Het geschetter en gekrijs is oorverdovend. "Maar in de Saeftinghe zie je ze niet meer. Met dank aan de zilvermeeuw." Terwijl even verderop een kluut (‘hét teken van ecologische topkwaliteit’) onverstoorbaar in de kleibodem staat te woelen, vervolgt hij: "Hier zit krakeend, slobeend en kuifeend. Ik vind dat er serieus moet worden overwogen om de voortplanting van de zilvermeeuw te beperken. Anders zullen uiteindelijk alle steltlopers verdwijnen ui de Saeftinghe. Want het is niet voor niets dat deze vogels hier hun heil hebben gezocht. Hier hebben ze namelijk niets te vrezen. Want die bulldozers, dat maakt ze echt niks uit."
Kokmeeuwen en andere vogels verkiezen het industriegeweld van de Waaslandhaven boven de burenruzies met zilvermeeuwen in Saeftinghe. Foto Charles Strijd
Door Barend Pelgrim
Meer...
DE GRENS - We hebben het hier over de scheidslijn tussen Zeeuws-Vlaanderen en België - bestaat ondanks de vergaande Europese samenwerking nog steeds. Maar voor veel Zeeuws-Vlamingen ( de bewoners van de zogenaamde dubbeldorpen) is die grens er in principe nooit geweest. Inwoners van typische grensgemeenten als Koewacht, Overslag en Clinge kunnen er over meepraten. Ook Nieuw-Namen (overlopend in het Belgisch Kieldrecht) is hiervan een goed voorbeeld.
Richard Bleijenberg is er geboren als oudste van een gezin met zes kinderen. Uiteindelijk bleek hij (na grondig onderzoek) Belg te zijn. De ironie wil dat zijn latere vrouw afkomstig uit Kieldrecht, van oorsprong Hollandse bleek te zijn. Zelf heeft hij nu twee dochters met een Nederlandse nationaliteit en twee zonen met een Belgisch paspoort. "'t Es hier gewoon ne puzzel. En leg dat aan een buitenstaander maar eens uit." Een wirwar, zo omschrijft Bleijenberg de situatie in de grensstreek. "Om een voorbeeld te noemen, mijn eigen schoonvader - één van de eerste Saeftinghe-gangers - heeft na zijn overlijden een kerkelijke dienst gekregen in Nieuw-Namen en is daarna in Kieldrecht - dus over de grens - begraven. Gewoon omdat er tussen de twee pastoors toentertijd veel discussie was over z’n laatste rustplaats. Later heeft hij er nog z’n bijnaam 'De Grensmens' aan overgehouden." De grens heeft volgens Bleijenberg in de regio nooit een betekenis gehad. Of het moet de periode zijn geweest tijdens de Eerste Wereldoorlog (toen België in oorlog was met Duitsland en Nederland neutraal was) en in de veertig- en vijftiger jaren, toen de smokkelarij hoogtijdagen kende. Bleijenberg kan hierover smakelijke verhalen vertellen. Zoals over de vrouw die boter onder haar rok smokkelde, maar niet - volgens de regels - mocht worden betast. De grenswachters wachtten net zo lang totdat de boter was gesmolten. Of het verhaal van de twee kalfjes die op de achterbank in een auto de grens werden overgebracht. "Met allebei een hoed op, en het was nog zo dat de douanier naar de beestjes salueerde." Dat mag dan wel allemaal verleden tijd zijn, Bleijenberg kan zich tot de dag van vandaag nog vreselijk ergeren aan de ‘ambtelijke grenzen’, die er volgens hem nog steeds zijn. Als fanatiek archeoloog heeft hij er constant mee te maken. "Ik noem maar wat, laatst is er door België een bouwvergunning afgegeven voor een stuk grond, waaronder volgens ons de laatste resten liggen van de voormalige abdij van Hulsterloo. In Nederland gaat de dienst Rijksoudheidkundig Bodemonderzoek hierover, in België heb je - in dit geval - te maken met de Archeologische Diens Waasland. Maar omdat het net over de grens ligt - en dat heb ik het maar over twee meter - mogen wij niet graven. Dus komt er gewoon beton over. Wat dat betreft zou er meer samenwerking moeten komen." Bleijenberg heeft in het verleden vaak bijzondere vondsten gedaan. Onlangs heeft hij op het Verdronken Land van Saeftinghe (waar hij overigens gids is) de scherven gevonden van een naar schatting duizend jaar oude kogelpot. Inmiddels heeft hij een hele verzameling potten en pannen bij elkaar. De archeologische vondsten worden altijd officieel aangemeld, maar over het algemeen verdwijnen ze niet naar het museum (‘daar kan het te gemakkelijk worden gestolen, dus staan ze bij Bleijenberg op de keukenkast een stuk beter’). Bleijenberg is vaak op Saeftinghe te vinden,maar ook tegenover zijn woning in de Meester van der Heijden groeve (het Zandgelaag op de Kauter), een oude steengroeve van meer dan 2,5 miljoen jaar oud. De groeve trekt jaarlijks duizenden bezoekers van over de hele wereld. Een infobord en een vitrinekast met uitvergrote foto’s van fossielen en - onder andere - zee-egels, geeft de nodige toelichting. De groeve kan onder begeleiding van Bleijenberg worden bezocht. De Hulsterloo fietsroute is volgens Bleijenberg een doorslaand succes (‘wat hier allemaal niet langs komt’). De omgeving van Nieuw-Namen - met het Verdronken Land van Saeftinghe, kreken en bossen binnen handbereik - is voor de toerist zeer aantrekkelijk. De grens is nauwelijks merkbaar. Of je moet het zien aan de sanseveria’s voor de ramen en de vele cafeetjes aan de Belgische zijde. In Kieldrecht wijst een richtingsbord niet naar Nieuw-Namen, maar naar Nederland. Maakt niet uit, vindt Bleijenberg, "Kieldrecht en Nieuw-Namen, da’s toch ene koek."
1999.07.07 BN De Stem: Saeftinghegids schept beelden uit klei
Geschreven door RtCEMMADORP - Kunst wil Richard Bleijenberg zijn werk niet noemen. Een opleiding of zelfs maar wat avondscholing aan een Vlaamse academie heeft hij niet gevolgd en bovendien houdt hij er niet van om zichzelf ‘op zijn gat te kloppen’. Maar hij vindt het wel leuk dat er tien beeldhouwwerkjes van zijn hand tot half augustus zijn te zien in het bezoekerscentrum Saeftinghe.
Abstracte kunst is aan Bleijenberg niet besteed. Hij moet kunnen zien wat het voorstelt en dan moet het ook nog waarheidsgetrouw zijn. "Een vrouw met één oog in het midden van haar hoofd is voor mij geen kunst. Dat snap ik niet en dat geeft dus al aan dat ik er geen verstand van heb." De man uit Nieuw-Namen is meer bekend als Saeftinghegids en groevebeheerder dan als beeldhouwer. Zijn sculptuurtjes liggen in het verlengde van die werkzaamheden. De beeldjes en maquettes die Bleijenberg, bij voorkeur op loze winterdagen boetseert, hebben veelal te maken met de schorren en slikken van Saeftinghe of zijn geïnspireerd op Oost-Zeeuws-Vlaamse mensen en karakters.
Ambachtelijk
Op de eerste verdieping van het bezoekerscentrum in Emmadorp zijn tien sculptuurtjes te zien. Beeldjes van Jezus, Sint Antonius (patroonheilige van de verloren voorwerpen, vermeld oud-schipper Bleijenberg erbij), Lodde de garnaalverkoopster en Fieke de kantklosster en een maquette van de ‘Heerlijkheid Saeftinghe’, zoals die er volgens de legende in de Middeleeuwen uitzag. Met liefde gemaakte ambachtelijke werkstukken waar veel (oudere) mensen uit de streek nostalgische gevoelens bij zullen krijgen. Bleijenberg hoort niet voor niets vaak van de mensen dat ze genieten van zijn werk omdat het hen aan vroeger doet denken. Twee beeldjes springen eruit op de kleine tentoonstelling: bustes van schipper Gustaaf de Maayer, de schoonvader van Bleijenberg, die was getooid met de bijnaam ‘De Sterke’ en Saeftinghe-pionier Frans van der Zande. De koppen van de schipper uit Kieldrecht en de politieman uit Clinge zijn met enkele eenvoudige doch doeltreffende lijnen scherp getekend. Oude foto’s van de twee streekhelden getuigen van een treffende gelijkenis met de sculpturen. Vooral de groeven in het voorhoofd en de lijntjes boven de ogen geven beide bustes karakter.
Vragen
De meeste van de geëxposeerde werken heeft Bleijenberg (64) het laatste decennium gemaakt. Beneden bij de receptie is nog een kerstgroepje te zien dat hij op twaalf- dertienjarige leeftijd maakte. Dat stelt hij beschikbaar aan een bezoeker die vijf vragen over Saeftinghe goed beantwoordt. Want de Saeftinghegids kan het toch niet laten. Mensen moeten ook bij het bezoek aan de tentoonstelling wel even stilstaan bij de unieke schoonheid van het grootste brakwater-natuurreservaat van West-Europa. De expositie, die de titel ‘waar een wil is, is een weg’ heeft meegekregen, is tot en met zondag 15 augustus te bekijken. Het bezoekerscentrum Saeftinghe is van dinsdag tot en met zondag tussen 10.00 en 16.00 uur geopend.
Beeld van de karakteristieke kop van Saeftinghepionier Frans van der Zande. Foto Charles Strijd
Door René Hoonhorst
Keramiek - Expositie Richard Bleijenberg
Het bezoekerscentrum Saeftinghe gaat haar derde seizoen in. Het informatiecentrum van het Verdronken Land (eigendom van het Zeeuws Landschap) is moeizaam tot stand gekomen - de buurtbewoners verzetten zich tegen de komst van het centrum, maar draait volgens beheerder Diny de Putter reeds vanaf de start als een trein.
Alle excursies door Saeftinghe, het grootste buitendijkse schorrengebied van West-Europa, vertrekken nu vanuit het bezoekerscentrum, dat er van buiten uitziet als een ouderwetse boerderij. Buitenom de normale excursies worden er nu ook avondwandelingen gehouden en de zogenaamde IJskelderwandelingen (één van de drie hoofdgeulen van het Verdronken Land). Beide zijn ‘open excursies’. Ook nieuw zijn de ‘verjaardagspaden’, met als thema De Krab; bedoeld voor kinderen van de basisschool. Voor de iets groteren heeft men enkele speurtochten bedacht. Het bezoekerscentrum is een uitkomst voor diegenen die een barre - vaak urenlange - tocht door het Verdronken Land niet op kan brengen. Het centrum geeft een goed beeld van wat het grootste brakwatergebied van West-Europa te bieden heeft. De 3500 hectare schorren, slikken en geulen zijn op een aantal vierkante meters nagebootst (‘je loopt als het ware door het gebied’). De getijdenklok geeft de stand van het water aan (het getijdenverschil - zes tot zeven meter - is het grootste van Nederland). Verder worden er bodemvondsten tentoongesteld en wordt de legende van Saeftinghe uitgebeeld (de overstroming in 1570 zou het gevolg zijn van een vloek over de vier dorpen van de vruchtbare Heerlijkheid Saeftinghe). Flora en fauna worden uitgebreid belicht, echter ook culinair heeft het gebied enkele verrassingen in petto. Zo is er aandacht voor het pre-sale vlees (er wordt gegraasd op zoute gronden), lamsoor, zeekraal en asterhoning (van de zeeaster, die in het najaar in bloei staat), en niet te vergeten, de heksenborrel; een alcoholische versnapering, volgens een geheim recept gemaakt van jenever met zeealsem en uitsluitend verkrijgbaar bij het naburige café Het Verdronken Land.
Expositie
In het bezoekerscentrum is er met regelmaat ook aandacht voor kunst en cultuur. Zo is er tot half augustus een tentoonstelling te zien van keramiek van Richard Bleijenberg (één van onze beste gidsen). De Nieuw-Namer boetseerde uit klei onder meer een visserskop (zijn schoonvader) en verschillende heiligenbeelden. Steeds meer mensen weten het bezoekerscentrum te vinden. Diny de Putter is tevreden. "Het is inderdaad een schot in de roos geweest."
In het bezoekerscentrum valt heel wat te zien.
Gids Richard Bleijenberg exposeert keramiek. Foto’s Peter Verdurmen
Van onze verslaggever
1999.07.17 BN De Stem: Wroeten in de Saeftingheklei
Geschreven door RtCEMMADORP - Het bezoekerscentrum Saeftinghe in Emmadorp heeft de goed gewoonte om exposities in te richten met een duidelijke link naar het natuurgebied. Na aquarellen en foto’s zijn er nu kleibeelden te zien van Richard Bleijenberg. De tentoonstelling duurt nog tot 13 augustus.
"Het zijn mijn laatste werkjes. Tijdens de lange avonden in de wintermaanden is het goed om wat om handen te hebben. Ik wroet dan graag in de vette klei. Gewoon natuurlijk materiaal uit de polder of uit het Saeftinghegebied. Het vormen gaat heel goed. Ik werk niet met speciaal gereedschap. Een koffielepeltje en een aardappelmesje zijn voldoende. Bovendien doe ik het meeste met de vingers", vertelt Bleijenberg, die het woord kunst niet in de mond wil nemen. "Wat is kunst? Als ik naar die moderne beelden kijk, snap ik niet wat de bedoeling is. Ik zie er niks in. Voor mij moet het een schone vorm zijn en ik moet zien wat het voorstelt."
Voor de kerststal
Zijn eerste beeldjes maakte hij als jongen. Zijn vader nam uit de Saeftinghepolder een bonk vette klei mee naar huis en daar werden beeldjes uit gekneed voor de kerststal. "Maria, Jozef, de herders en de beesten. We hebben ze daarna geschilderd en ik vond ze echt mooi." De nu 63-jarige Bleijenberg, die jarenlang heeft gevaren op sleepboten, volgde in Antwerpen een blauwe maandag lessen op de academie. "Vanwege mijn werk miste ik drie op vier lessen, dus ben ik gestopt. Ik heb de techniek geleerd uit boekjes en door het gewoon te doen." De vette natuurklei is speciaal materiaal. De beelden en reliëfs moeten langzaam gedroogd worden. "Bakken is uit den boze, want dan springt alles kapot. Daarvoor is de klei te verontreinigd." Hij wijst naar een bas-reliëf met het kasteel van Saeftinghe erop. Richard Bleijenberg en Saeftinghe, die twee horen bij elkaar. Al zijn beelden hebben iets met dit natuurgebied te maken. Zijn laatste werk noemt hij zijn ‘pronkstuk’. Het is een grote kleiplaat, waarop alle veranderingen van de laatste jaren in het natuurgebied te zien zijn. De watergeulen die ontstaan zijn en de plekken waar ze zijn dichtgeslibd. Er is een legenda bij met de verklaring van de kleuren die op deze wandplaatkaart zijn gebruikt. De schaal is precies1:10.000. "Ik wilde Saeftinghe zoals het in 1999 is, vastleggen… voor later, hè."
Kautermollen
Hij maakt ook beelden na die hij mooi vindt. Dat kunnen beelden zijn van heiligen of van een bekend historisch figuur. Maar hij maakt ook eigen composities en dat zijn dan (borst)beelden van mensen die hij gekend heeft en die hem dierbaar zijn, of een volledige fantasiefiguur. Hij loopt naar de vitrinekasten en vertelt: "Dit zijn de Kautermollen. Nieuw-Namen ligt op een zandheuvel en de inwoners kregen de bijnaam mollen. Tijdens carnaval zijn wij dus Kautermollen en dit beeld toont de heuvel met Prins Mol er bovenop en zijn tien raadsleden er omheen." Daarna loopt Bleijenberg naar de kasten waarin zijn personages in klei staan te pronken. De pionier van Saeftinghe, Frans van de Zande, kijkt streng en glimlacht zuinig. Hij bestaat voor vijftig procent uit Saeftingheklei, symbolischer kan haast niet. Bij twee afbeeldingen van Lodde, de garnaalverkoopster uit Kieldrecht, ligt een foto van zijn grootmoeder. "Voor deze figuur was zij mijn model. Mijn schoonvader heb ik ook zelf gemaakt. Hij, Gustaaf de Maayer, was ook verknocht aan Saeftinghe en hij had de bijnaam ‘De Sterke’. Hem heb ik laten bakken, hij is dus ook als beeld oersterk. Kijk hij staat tussen twee beeldjes van Fieke uit Nieuw-Namen, die aan het kantklossen is. Dat was een mooi ambacht, dat veel beoefend werd begin deze eeuw in Nieuw-Namen."
Richard Bleijenberg houdt in het bezoekerscentrum Saeftinghe een expositie van kleibeelden. Een paar van zijn werken zijn Kautermollen. Foto Camile Schelstraete
Door Jeanette Vergouwen