1997.03.24 ’t Verdronken Land
Geschreven door RtCIk heb mij verkleed in het Loze Vissertje en ben naar het Verdronken Land van Saeftinghe getrokken. Ik wist niet goed hoe ik mij dat gebied moest voorstellen. Van in mijn kinderjaren spookte het door mijn hoofd. Iedere keer als ik de naam Saeftinghe hoorde, kreeg ik visioenen voorgespiegeld uit en door de Boekjes van Abraham Hans. De allerheiligenstorm van het jaar 1570 verwoestte dit vruchtbare ingepolderde land aan de Schelde. De mensen verdronken, de koeien ook, de kerktorens stonden tot aan hun schouders in het water, maar hun klokken bleven leven. In woeste nachten kwam een geheimzinnig klokkenluider en deed ze kleppen, te horen tot ver over de kolkende vloed. Dan werden de mensen stil en vouwden hun handen tot gebed. Nog iets over dit mysterie meende ik, als loos vissertje gekleed, daar te ontdekken: oude grafstenen onder mijn voeten, de top van de toren, of stemmen van overledenen, terwijl ik schouderdiep waadde door romantisch ruisend riet. En ’s avonds de dwaallichtjes van verdoemde zielen over schorren en geulen te zien zweven…. ’t Was aanvankelijk een ontgoocheling toen ik van onder mijn zuidwester over het Verdronken Land van Saeftinghe uitkeek. Een groene vlakte strekte zich voor mij uit onder een egaal grijze hemel. Niets te zien van visioenen van Abraham Hans. En niets te horen. Zelfs geen ruisen van het ranke riet. Want er was geen riet. Ja, ik was ontgoocheld. Toen gingen wij op stap, drongen het gebied van schorren en geulen binnen. Met veertig waren wij. De eenenveertigste was onze gids, Richard, een gebaarde Hollander met veel Belgisch bloed versneden. Hij kent het gebied beter dan zijn portemonnee en de eieren van de vogels beter dan zijn eigen kinderen. Ge moet daar een gids hebben, alleen kunt ge verdwalen of verdrinken gelijk Saeftinghe. Romantisch ruisend riet had ik mij voorgesteld, maar waar moest ik door waden? Door verschrikkelijk realistisch slijk. Het gebied is doortrokken van diepe geulen. Om de dertig, vijftig of honderd meter moet men afdalen in een diepe geul. Tot onder de knie zinkt men in de modder. Nu en dan blijft er een modderwandelaar steken en die moet dan gered worden. Daarna stijgt men weer op de schorren. Daar ziet men de zilvermeeuw vliegen, de scholekster, de tureluur en de waaierstaart-rietzanger. Richard leerde ze ons allemaal kennen. Toen wij picknickten (ik zat tussen de eieren van een kokmeeuw en van een grauwe kiekendief) vertelde Richard over het Verdronken Land van Saeftinghe. Dat was wel goed. In mijn verbeelding hoorde ik even de klokken in de verte kleppen. Ook de tocht was erg interessant en avontuurlijk. Zo in en uit de geulen klauteren, laveren tussen vogeleieren en peeping-tom spelen met de verrekijker naar het liefdesleven van de vogels. Maar toch was ik nog altijd gedeeltelijk ontgoocheld. Ik had geen mysterie aangevoeld, verre van er één gezien of gehoord te hebben. Ik had de adem van de klokkenluider niet in mijn nek gevoeld. Maar toen de tocht volbracht was, gingen wij een cafeetje binnen in Emmahaven. Walter, onze bierspecialist, deed mij Oud Bruin drinken. Dat liep zoet naar binnen, en ik had zo’n dorst, en we zaten daar in zo’n aangenaam gezelschap - toen hoorde ik het woord ‘vloed’ uitspreken, en ‘de vloed komt’. Opeens zat ik toch nog in de greep van de legende, van mijn kinderjaren, en van Abraham Hans. Ik liep naar buiten roepend: “Hoort ge ze? Hoort ge ze?” Ik weet niet of Walter en Richard, Gilbert of Véronique ze gehoord hebben, maar ik wel, heel duidelijk zelfs. De klokken van ’t Verdronken Land van Saeftinghe. Heel in de verte en heel mysterieus, ontroerend en lichtjes beangstigend. ’t Verdronken Land leefde. ’t Was wondermooi. Ik was niet meer ontgoocheld. Ik ging naar binnen. “Geef er mij nog eentje” zei ik.
Door P. Pluym
1997.03.28 BN De Stem: Middeleeuwse boom attractie de groeve
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Een Middeleeuwse uitgeholde boomstam is komend paasweekend de speciale attractie tijdens de open dagen in de groeve in Nieuw-Namen.
De boomstam is in Nieuw-Namen gevonden tijdens bouwwerkzaamheden. Het vijf meter lange en vijfhonderd kilo zware gevaarte heeft gediend als aanzuigpijp voor een waterput. Vermoedelijk was bovenop de holle boomstam een pompmechanisme bevestigd. Volgens beheerder Richard Bleijenberg van de groeve is de vondst uniek voor Nederland. Dat al in de Middeleeuwen het water van de Kauter (Nieuw-Namen) gedronken werd is niet zo verwonderlijk. Het grondwater is er bijzonder zuiver en heerlijk van smaak. Bleijenberg heeft een aantal limonadeflesjes gevonden, die ongeveer honderd jaar oud zijn. Ambachtelijke limonademakers haalden destijds al water in Nieuw-Namen om er hun dorstlessende producten van te bereiden. De groeve in Nieuw-Namen is eerste Paasdag geopend van 10.00 tot 17.00 uur en tweede Paasdag van 13.00 tot 17.00 uur. De toegang is gratis.
Beheerder Richard Bleijenberg van de groeve in Nieuw-Namen met het enorme gevaarte.
De holle boom is vijf meter lang, weegt vijfhonderd kilo en heeft gediend als aanzuigpijp voor een waterput in Nieuw-Namen. Foto’s Wim Kooyman
Van onze verslaggever
1997.03.28 Gazet van Antwerpen: Geologisch reservaat verwacht 25.000ste bezoeker
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - Een bezoek aan het Zeeuws-Vlaamse plaatsje Nieuw-Namen, een deelgemeente van Hulst net voorbij Kieldrecht, is het komende weekend zeker de moeite waard. Dan wordt 'De meester van der Heijden-groeve' een opeenhoping van verschillende zandlagen van drie miljoen jaar oud, weer geopend voor het publiek. Conservator Richard Bleijenberg verwacht deze zomer de 25.000ste bezoeker voor dit unieke geologisch reservaat.
Het dorpje Nieuw-Namen ligt op een heuvel die in de volksmond 'De Kauter' wordt genoemd. Het is een restant van een hoger gelegen strand, een eiland, dat ongeveer drie miljoen jaar geleden werd gevormd. Met het droogleggen van de gronden rond de heuvel vanaf de 19 de eeuw moesten er wegen komen. De Kauter werd toen gebruikt voor zandwinning, waardoor er verschillende groeven ontstonden. Deze werden tot in de jaren zestig volgestort met huisvuil. In de jaren vijftig kwamen wetenschappers en natuurbeschermers tot het besef dat er wat gedaan moest worden om De Kauter te behouden. Het Nederlandse Staatsbosbeheer wist in 1955 de hand te leggen op een nog nauwelijks afgegraven stukje van De Kauter, waarop bomen en struiken werden aan geplant. Aan de westkant van dit domein lag nog een groeve leeg, waarin de binnenkant van de heuvel te zien was. De put toonde duidelijk de opeenstapeling van verschillende zandlagen. Staatsbosbeheer ondernam pogingen om dit gedeelte van het stort in handen te krijgen, wat in 1981 lukte. Bij een geslaagde restauratie in 1983 werd de groevewand - ruim vijf meter hoog en zo’n dertig meter lang - tot op het grondwaterniveau blootgelegd. Eén van de restaurateurs is Richard Bleijenberg, de huidige conservator van de groeve die werd genoemd naar de vroegere directeur van de basisschool in Nieuw-Namen. Richard legt het belang van de groeve uit. "Al wandelend op De Kauter is het moeilijk om voorstellen dat we ons op een vroegere zeebodem bevinden. Er werd zandlaag na zandlaag afgezet, schelpen en andere weekdieren bleven achter en bedekt. In de loop van de jaren werden hier al veel fossielen gevonden. Er kwamen zelfs restanten van een walvis voor", vertelt Richard.
Prehistorische mens
Naast talloze fossielen werden rond De Kauter ook sporen van de prehistorische mens ontdekt. In 1984 kwam een oeroude vuursteen tevoorschijn. Later werden er diverse pijlpunten en andere voorwerpen gevonden, die erop wijzen dat De Kauter waarschijnlijk al in de Oude Steentijd werd bewoond. Via een trap kunnen geïnteresseerden in de groeven zelf stappen. "Opvallend is de bruinrode kleur van de bovenste lagen. Die is ontstaan door het roesten van het in het zand aanwezige ijzer." De verschillende lagen zijn heel duidelijk te zien, alsof ze met een borstel zijn schoongeveegd. Traditioneel wordt de groeve met Pasen opengesteld voor het publiek. "Jaarlijks komen er zo’n 1.500 tot 2.000 bezoekers, waarvan een groot deel uit Vlaanderen”, zegt Richard niet zonder trots. Richard, ook gids in het Verdronken Land van Saeftinghe, hoopt ooit het afval dat net naast de mooie groeve werd gestort, weg te krijgen. "Daarvoor worden contacten met het bedrijfsleven gelegd, want de sanering kost uiteraard veel geld". Na Pasen is de groeve enkel na afspraak met Richard Bleijenberg te bezichtigen. Zijn adres is Kerkpad 15, Nieuw-Namen, tel. 0031-114-345384.
Conservator Richard Bleijenberg maakt de 'Meester van der Heijden-groeve' na de winter telkens weer proper. "We zijn klaar voor de 25.000ste bezoeker", zegt hij. Foto Stefaan Van Hul
Door Nicole Van Sande
1997.08 De Wase Koerier: Vermoedelijke resten van pestgraf en fort rond Kieldrechtse kerk
Geschreven door RtCIn het kader van de renovatie van de noordzijde van de markt in Kieldrecht laat het gemeentebestuur van Beveren rioleringswerken uitvoeren. Daarna begint de provincie met de aanleg van het wegtracé en de herinrichting van de markt. Begin volgend jaar komt de totale vernieuwing van de Dorpsstraat aan de beurt. Toen net na de bouwvakantie de aannemer begon met de aanvoer van moerriolen, zand en andere materialen, was Richard Bleijenberg er als waarnemer bij. Toen op 13 augustus de kraan tussen de Sint-Michielskerk en de Oud-Arenbergstraat grote gedeelten openlegde, stond de Nieuw-Naamse heemkundige en amateur-archeoloog alles van dichtbij te observeren en te noteren. We laten Richard Bleijenberg zelf aan het woord….
Het is voor iemand die interesse heeft de moeite om dit te volgen, want in feite gaat er een boek open, ongeschreven en toch leesbaar. Het straatdek werd opengebroken, deze weg kan er nog niet lang liggen. Uit de volgende graafwerken zagen we 1 meter dikke zware zeeklei. We weten waar deze afzettingen zijn, heeft ook de zee geweest. Onder deze kleilaag kwam een meterdikke leefbodem tevoorschijn, met scherven die dateren van rond 16 à 1700. Onder deze leefbodem kwam zuiver dekzand te zitten ± 3,5 meter onder het straatniveau. Plots stootte de kraanlepel op planken en menselijke botten. De planken waren van de olmesoort. De geraamtes en kisten lagen mooi in oost-west richting, wat op een kerkelijke begraving lijkt. Het dekzand dateert van 10.000 jaar terug, uit de laatste ijstijd. Dit dekzand is neergelegd door de wind. Vermoedelijk is het een zeer oude begraafplaats. Op de plaats waar onlangs nog een pomp stond en waarvan de regenkelder nog bestaat, vonden we een tiental geraamtes op en door elkaar. Het lijkt wel alsof de lichamen daar zijn ingegooid of ingelegd, vermoedelijk gaat het hier om een pestgraf. Daarna werd er een put gestoken en daarop kwamen dikke muren tevoorschijn van ± 75 cm breed. Grote stenen en Spaanse tegels kwamen eveneens aan het licht. Ook werd er aardewerk gevonden, dat gedateerd kan worden van vóór 1600. De dikke muren kunnen van een vroeger kerk zijn of van een fort, dat ik eerder geloof. Kanonballen kunnen hiervoor getuigen zijn. Helaas heb ik ze niet gezien. Kort samengevat, de kerk van Kieldrecht rust op dekzand, waarschijnlijk iets hogerliggend dan het omringende land. De kerk of fort is omgeven geweest met water, dat staat vast. Deze overstromingsperioden zijn ons bekend. Met het openmaken van het grondoppervlak voor riolerings- of bouwwerken gaat er bij mij als het ware een boek open. De opeenvolgende lagen vertellen ons uit een zeer ver verleden. Een verleden dat niet altijd in de archieven te vinden is. De laatste 50 jaar is Kieldrecht helemaal van gedaante veranderd, maar diep in de grond zijn de meest interessante getuigen van onze verre voorouders te vinden. Er ging in Kieldrecht even een boek open, een boek zonder letter, maar je kunt hem maar even lezen, want alles wordt direct opgevuld, besloot Richard Bleijenberg.
De aannemer heeft de moerriolen reeds laten aanrukken. In de achtergrond op de foto begint de aannemer met de grote werken achter de kerk.
De grote strijd tussen Noord en Zuid, tussen Katholieken en Hervormers, de strijd tussen Filips II en Willem Van Oranje liet ook hier zijn sporen na uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Richard Bleijenberg heeft de fundamenten van deze fortmuren gezien.
1997.10 BN De Stem: Een uitkijkbankje, dat zou fijn zijn
Geschreven door RtCEMMADORP - Bankjes op de dijk, trappen ernaartoe en informatieborden langs het plankier bij het bezoekerscentrum kunnen Het Verdronken Land van Saeftinghe nog aantrekkelijker maken voor recreanten en toevallige passanten. Zitbanken op verschillende punten op de dijk aan de Emmaweg geven wandelaars en fietsers de gelegenheid te genieten van het uitzicht - bij helder weer is de kerktoren van Bergen op Zoom te zien - over het schor zonder daadwerkelijk het reservaat in te trekken.
Saeftinghegids Richard Bleijenberg ziet bij de plaatsing van banken mogelijkheden om ook de historie van het gebied te laten herleven. Samen met een aantal andere gidsen heeft hij het idee gelanceerd om een Arenbergbank te plaatsen. De naam Arenberg behoort toe aan een adellijk geslacht uit de buurt van Leuven dat tot en met de Eerst Wereldoorlog grote delen van het grensgebied bij Saeftinghe in handen had. Omdat de Arenbergs van Duitse afkomst waren, werden hun Belgische bezittingen na de oorlog geconfisceerd. De Nederlandse eigendommen gingen in de loop der jaren ook in andere handen over. Bleijenberg: "De naam Arenberg kom je in de streek nog vaak tegen. De vroeger grens van hun voormalig eigendom is ook nog goed te herkennen door sloten en wegen die er nu nog zijn. In de jaren zeventig zijn die grenzen door de toenmalige landeigenaar nog eens opnieuw met palen aangegeven. Die grenzen verdwijnen echter langzaam en dat is zonde. Er is toch al weinig eerbied voor het verleden." De gids, die al meer dan een halve eeuw door Het Verdronken Land struint, laat de plek zien waarop de Arenbergbank zou moeten verrijzen.
Uitzicht
Een halve kilometer voorbij het bezoekerscentrum in Emmadorp, bovenop de zeedijk. Bij helder weer zoals vrijdag is de Peperbus, zoals de kerktoren van Bergen op Zoom heet, bijna met het blote oog waar te nemen. "Dit is echt een perfecte plek om even uit te rusten. Fietsers die bijvoorbeeld bij de kerncentrale van Doel een rijwiel hebben meegenomen, kijken onder aan de dijk kilometerslang alleen tegen prikkeldraad aan. Een paar banken zouden in de behoefte voorzien om eens te kijken wat er nou achter die dijk ligt." Tot een hoge recreatiedruk hoeft dat volgens Bleijenberg niet te leiden. "Saeftinghe is hier achter de dijk veel te drassig. Mensen gaan op dit punt echt niet op eigen houtje het schor in. Bovendien kun je het vanaf de dijk veel beter overzien dan in het schor zelf." Enthousiast verhaalt Bleijenberg van aalscholvers, zilverreigers en lepelaars die hij zelf het laatste jaar heeft waargenomen met een eenvoudige verrekijker. "Saeftinghe verandert nog steeds, zo de laatste jaren goed te zien hoe de schorren vooraan steeds zoeter worden. Andere planten, vogels en vissen voelen zich er nu thuis. Vorig jaar heb ik met onderzoekers ven het Rijksinstituut voor Kust en Zee nog steurgarnalen gesignaleerd in een aantal kreken. Er gebeurd zoveel in dit natuurgebied, daar moeten we gewoon zoveel mogelijk van genieten." De plannen van Bleijenberg en medegidsen passen in de ideeën van Het Zeeuwse Landschap, eigenaar/beheerder van Saeftinghe. In het beheersplan voor de komende twaalf jaar is plaatsing van een aantal banken opgenomen.
Extraatjes
In de financiering van zulke extraatjes voorziet de planning echter niet. "Meestal moet het geld voor voorzieningen als deze van buiten komen. We zijn nu eerst bezig met de realisatie van informatiepanelen over fauna en flora, eb en vloed in Saeftinghe. Die panelen komen bij het wandelplankier te staan net voor het bezoekerscentrum en we hopen ook nog dit jaar een wandelfolder te presenteren", verklaarde woordvoerder Chiel Jacobusse van Het Zeeuwse Landschap. De bezoekcijfers van het centrum bij Emmadorp stemmen Het Zeeuwse Landschap tevreden. Dit eerste jaar zullen zo’n 20.000 bezoekers worden geteld. "We waren nog niet het hele jaar open, maar dit aantal laat toch zien dat het maximum van 30.000 bezoekers dat we jaarlijks in het Saeftinghecentrum willen zien goed geschat is."
Saeftinghegids Richard Bleijenberg op de plaats waar een Arenbergbank bezoekers rust en uitzicht zou geven en tegelijkertijd de historie recht doet. Foto Peter Nicolai
Door René Hoonhorst
NIEUW-NAMEN - De aanleg van het tweede veld voor de voetbalvereniging Hulsterloo uit Nieuw-Namen is deze week van start gegaan. Tot vreugde van de voetballers maar enigszins tot verdriet van plaatselijke amateur-archeoloog Richard Bleijenberg.
Het irriteert Bleijenberg mateloos dat de gemeente Hulst belangstellende ‘vorsers’ niet de gelegenheid heeft geboden om in het bietenveld, waar nu het tweede voetbalveld wordt aangelegd, te speuren naar overblijfselen uit het verleden. Het is een bekend gegeven dat er in oeroude tijden bij Nieuw-Namen allerlei activiteiten waren. Er is heel wat vuursteenafval aangetroffen in de bodem en ook zijn enkele vuurstenen werktuigen gevonden. De plaats waar graafmachines momenteel hun werk doen is volgens Bleijenberg de moeite van nader onderzoek zeker waard. Hij wijst in dat verband op het verkennend bodemonderzoek dat eerder dit jaar door Stichting Raap is uitgevoerd aan de Veerstraat. De gemeente plant daar een nieuw woonwijkje. De stichting adviseerde na de verkenning diepgravender onderzoek te plegen om mogelijke overblijfselen uit een ver verleden bloot te leggen. De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek was eenzelfde mening toegedaan. Burgemeester en wethouders van Hulst zagen het echter niet zitten om dertig mille op tafel te leggen voor het archeologisch onderzoek in de Veerstraat. Het college vond het veel te onzeker of er uit zo’n onderzoek wel belangwekkende ontdekkingen naar boven zouden komen. Sporen uit het verleden zijn in Nieuw-Namen verder te vinden in de Meester van der Heijdengroeve, waar Bleijenberg de beheerder van is. Deze steengroeve is een geologisch monument, een gebiedje van driekwart hectare waar de bodemlagen tot heden tevoorschijn komen. ‘De Grand Canyon in het klein’, noemt Bleijenberg de groeve weleens liefkozend. De groeve ontvangt jaarlijks zo’n tweeduizend bezoekers. Deze week leidt Bleijenberg de laatste bezoekersgroep van dit jaar rond. Dan begint de ‘winterslaap’ voor het historisch monument. Nieuwe bezoekers kunnen met ingang van volgend voorjaar weer terecht.
De aanleg van het tweede veld voor de VV Hulsterloo in Nieuw-Namen is in volle gang. Foto Wim Kooyman
Van onze verslaggever
HULST - De gemeente Hulst legt de resultaten van het verkennend bodemonderzoek aan de Veerstraat in Nieuw-Namen door de stichting Raap niet naast zich neer.
Dat zegt wethouder P. Weemaes naar aanleiding van de kritiek die amateur-archeoloog Richard Bleijenberg uitte. De gemeente stelde eerder dit jaar geld ter beschikking voor onderzoek door Raap op het terrein van de toekomstige nieuwe woonwijk aan de Veerstraat. Daar zijn volgens wethouder Weemaes twee interessante velden uit naar voren gekomen. Het dagelijks gemeentebestuur van Hulst heeft zich deze week bereid verklaard met name voor de tweede locatie geld uit te trekken voor diepgravender archeologisch onderzoek. De twee velden die de stichting adviseerde, zijn gesitueerd aan de oostkant en de westkant van de Veerstraat. De wethouder wijst er verder op dat oudheidkundig bodemonderzoek op de plaats waar momenteel de aanleg van het tweede veld voor de voetbalvereniging Hulsterloo plaatsvindt niet aan de orde is. "Dat terrein ligt volledig buiten de locatie voor de nieuwe woonwijk aan de Veerstraat."
Van onze verslaggever
1998.02.06 BN De Stem: Winterjas voor jubilerende groeve
Geschreven door RtCNIEUW-NAMEN - De Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen heeft een 'winterjas' aan. Zeilen bedekken een groot deel van de op de Kauter (heuvel of hoogte) aan de oppervlakte komende, miljoenen jaren oude aardlagen. De doeken moeten bescherming bieden tegen de vorst, zodat de zee-egels en andere fossielen niet loskomen na het weer opdooien van Pleistocene en Pliocene lagen.
De groeve ligt er 's winters verlaten bij, maar 'conservator' Richard Bleijenberg verzekert dat de belangstelling voor het natuurreservaatje nog steeds toeneemt. De naamgever van de groeve, oud-bovenmeester Cyrillus Albertus van der Heijden, zou vandaag, vrijdag 6 februari, zijn eeuwfeest hebben gevierd, mocht hij nog in leven zijn geweest. Schoolhoofd 'Van der Heijden' heeft veel betekend voor de ontwikkeling van de groeve. Door zijn inzet kregen wetenschappers een halve eeuw geleden belangstelling voor de zandafzettingen, die pal op de grens met België aan de oppervlakte komen.
Bezoekers
De honderdste geboortedag van 'Van der Heijden' is voor Bleijenberg een prima aanleiding om goed nieuws over de groeve te spuien. Sinds 1982 kunnen mensen hun naam en handtekening zetten na een leerzame rondwandeling door de groeve. Niet iedereen deed dat, maar Bleijenberg en Staatsbosbeheer, eigenaar van de groeve, hebben toch een redelijk beeld van het aantal bezoekers dat de geschiedenislessen van de conservator de afgelopen vijftien jaar volgde. "We zitten dicht tegen de twintigduizendste bezoeker sinds we de registratie hebben ingevoerd. Niet lang na de officiële opening met Pasen verwachten we dan ook de 20.000-ste bezoeker te verwelkomen", meldt Bleijenberg enthousiast. Staatsbosbeheer gaat haar publieke activiteiten ook wat meer professionaliseren. Deelnemers aan rondleidingen door de Meester van der Heijdengroeve en aan excursies en wandelingen in onder meer de Braakmanbossen betalen een bescheiden toegangsbedrag. Tot nu toe kregen ze als toegangsbewijs eenzelfde bonnetje als bij de bakker of de slager moet worden getrokken om aan te geven wanneer de klant aan de beurt is. Vanaf het voorjaar krijgen belangstellenden voor eigendommen en excursies van Staatsbosbeheer een ansichtkaart als toegangsbewijs. Een prent met afbeeldingen van de Braakman, de Meester van der Heijdengroeve, een boomkikker en een vleermuis is een aardig aandenken aan leerzame en avontuurlijke tochten door Zeeuws-Vlaanderen. "Of de kaart wordt gewoon verstuurd en zingt zo de lof van de regio in de rest van Nederland of buiten de grenzen", stelt boswachter J. van Hage zich voor. Staatsbosbeheer is het laatste jaar ook weer voorzichtig aan het proberen of de aan de groeve grenzende voormalige stortplaats kan worden gesaneerd. Enkele jaren geleden werd het opruimen van de vuilnisbelt, een door Bleijenberg al decennia lang gekoesterde wens, als veel te duur en dus onhaalbaar gezien. Nu heeft de beheersorganisatie toch eens aan de Grondmij gevraagd om een 'voorlopig plannetje' op te stellen, omdat ze eens wil kijken of het natuurreservaat met hulp van Europese subsidies kan worden uitgebreid.
Maanden
Medewerker marketing en internationale zaken M. C. Mol van Staatsbosbeheer kon donderdag nog niet zeggen of hij denkt dat er nu een definitief plan van aanpak kan worden opgesteld. "Globaal verkennend onderzoek maakte nog niet duidelijk hoeveel miljoen gulden het opruimen van de vuilnisberg kost. We willen dus eerst verder aanvullend onderzoek doen en tegelijkertijd de subsidiemogelijkheden in Brussel onderzoeken. Er zullen nog wel wat maanden overheen gaan vóór er meer duidelijk is. Deze broedende kip zou ik momenteel liever niet willen storen." Bleijenberg laat de kip graag broeden. Hij droomt al van een schone Kauterberg met een toenemend aantal broedende en foeragerende sperwers, bonte spechten, tjiftjafs, ransuilen en valken; vogels die zich de laatste jaren weer in meer of mindere mate durven laten zien.
De Pleistocene en Pliocene lagen van de Meester van der Heijden groeve worden tegen opdooi beschermd door een flink aantal zeildoeken. Foto Charles Strijd
Door René Hoonhorst
1998.04.04 BN De Stem: Unieke vondst van vuurstenen
Geschreven door RtCNomaden jaagden 9000 jaar terug op elanden in Saeftinghe
EMMADORP / MIDDELBURG - Nomaden zwierven zo’n 8000 tot 9000 jaar geleden reeds ronddoor het Verdronken Land van Saeftinghe. Ze jaagden daar op elanden, reeën, zwijnen en ander wild, verzamelden bessen en vruchten en hielden wat vee. Een van hun kampementen bevond zich in de omgeving van het lichtbaken Marlemont, op een zandrug, nabij de vaargeul in de Westerschelde.
Hans Jongepier van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in Middelburg vond daar de afgelopen jaren, tijdens verschillende expedities samen met Saeftinghe-gidsen Richard Bleijenberg en Jean Maebe, zeer duidelijke aanwijzingen voor in de vorm van vele honderden vuurstenen. Hij vond onder andere bewerkte klingen (messen), schrabbers om huiden schoon te maken, pijl- en zaagspitsen en zogenoemde kernstenen uit de begin van de middensteentijd. In die periode was er nog geen sprake van een echt Verdronken Land. "Het zeeniveau was zo’n vijftig tot honderd meter lager dan nu. Het was dus een echt droog gebied," aldus Jongepier. De meeste gevonden vuurstenen zijn zogenaamde donkerblauwe Noordzee-vuurstenen, ronde platte stenen die nu ook nog aanspoelen op de Zeeuwse stranden. Maar ook trof hij stenen aan die afkomstig zijn uit Henegouwen in België. Jongepier vermoedt dat de nomaden uit Saeftinghe die Belgische stenen ruilden met andere jagers. Maar hij denkt ook dat ze expedities uitzonden om zelf die stenen te zoeken. Afgelopen dinsdag trof hij ook potscherven en vuurstenen aan uit de nieuwe steentijd, 4000 tot 2000 jaar voor het begin van de jaartelling. Die vondst wijst er volgens hem op dat destijds het gebied bewoond was door landbouwers. "Mensen die zich daar permanent hadden gevestigd." De gidsen Richard Bleijenberg en Jean Maebe vonden de eerste vuurstenen in januari 1995 aan de zeezijde van het Verdronken Land, op een afstand van zo’n anderhalf uur lopen van het bezoekerscentrum. Op die dag was de waterstand zeer laag door een combinatie van springtij en een forse zuidoostenwind. Bleijenberg seinde Jongepier in en samen trokken ze de afgelopen jaren enkele malen naar die vindplaats. Vaker kon niet omdat die plaats slechts enkele keren per jaar één tot anderhalf uur droogvalt. Eenmaal zelfs, vorig jaar maart, konden ze alleen maar bij de bewuste plek komen door gebruik te maken van twee kompassen. Want die dag was het zeer mistig, met een zicht van niet meer dan een meter of tien. Gelukkig hadden ze zich niet laten weerhouden door de mist, want bij aankomst zagen ze dat door enkele stormen de grond was weggespoeld en vele vuurstenen voorwerpen voor het oprapen lagen. Ze vonden onder andere twee zogenoemde vuurstenen afslagen, restmateriaal. Het bijzondere is echter dat die twee stukken steen aan elkaar passen. Jongepier stelt dan ook in een artikel in het blad van het Zeeuwse Landschap dat de vuursteen ter plekke is bewerkt. De vindplaats is volgens hem dan ook niet een plek waar de jagers even halt hielden, maar een plaats waar ze soms maanden verbleven. Hij denkt dat het een goede plak was om uit te kijken naar wild. Jongepier is momenteel bezig met het onderzoek van de gevonden vuurstenen en potscherven. Een klein deel van de stenen is afkomstig uit het Belgische Ottignes (Henegouwen), zo weet hij inmiddels. Hij betreurt het dat de vindplaats zo moeilijk en zo weinig bereikbaar is. Want er moeten op die plaats nog heel wat sporen uit een ver verleden zijn te vinden. Voor een steentijddeskundige een plaats om zo vaak als mogelijk naar terug te keren.
Van onze verslaggever
Twintigduizendste bezoeker prehistorische plek Nieuw-Namen
NIEUW-NAMEN - Hij krijgt er tranen van in z’n ogen. Dit is voorbestemd, daarover bestaat bij Richard Bleijenberg geen enkele twijfel. Geëmotioneerd overhandigt de beheerder van de Meester van der Heijden groeve in Nieuw-Namen zijn 24-jarige plaatsgenoot Davy de Bruin een glazen potje waarin de gelaagdheid van de prehistorische afgraving is gevangen. Want hoe toevallig is het dat juist Davy, die destijds als ventje uit de vijfde klas de eerste gave pijlpunt vond uit de latere reeks, op paaszondag de eer te beurt valt als twintigduizendste bezoeker te mogen worden geregistreerd?
“Hier heeft een hogere macht de hand in gehad”, zegt Bleijenberg. De snik in z’n stem keert andermaal terug. Het is de oerkracht van het unieke stukje Nederland, die dat in hem losmaakt, legt hij uit. Dertien jaar geleden alweer was het dat schooljongen Davy de Bruin ‘zijn’ pijlpunt in de hand van meester De Baar legde. De onderwijzer raakte dermate gefascineerd door de vondst, dat hij de vaste ‘helper’ werd van de groevebeheerder. Dat juist nu datzelfde ventje weer deel wordt van de toekomst van de groeve, ontlokt Bleijenberg (62) een opmerking over de eindigheid van hun beider bemoeienis, met het geologisch monument. En of dit dan een voorteken is…? Het lijkt bijna ondenkbaar, maar over niet al te lange tijd zal een opvolger moeten worden gezocht voor de Kauterkabouter en zijn kompanen. Uit zijn woorden valt af te leiden dat hij zelfs denkt aan een moment kort na de eeuwwisseling. “Wij gaan door totdat we de zandgelaagdheid terughebben die we in 1948 ook hebben gezien. Wanneer al dat vuil eruit is en dat lekkere Kauterwater weer aan de oppervlakte komt, zal ook de natuurwaarde zich in volle glorie herstellen. Daar wil ik nog bij zijn.”
Afgraving
Bleijenberg hoopt er voorzichtig op dat rond 2000 eindelijk wordt begonnen met de volledige afgraving van de oude vuilstortplaats. Boswachter H. van Hage van Staatsbosbeheer (eigenaar van het gebied) tempert die optimistische verwachting, door te wijzen op de enorme kosten die de opruiming met zich meebrengt. Volgens een eerste taxatie is daarmee een bedrag gemoeid van tussen de vier en zes miljoen gulden. “Van dat geld kunnen we Zeeuws-Vlaanderen tien jaar beheren. Dat heb je dus niet zomaar.” Wel is nu besloten actief op zoek te gaan naar sponsors. Gedacht wordt onder meer aan het Shellconcern, aangezien de schelp die in de groeve wordt gevonden tot symbool van de oliemaatschappij is verheven. “Het zou in ieder geval een mooi, milieuvriendelijk gebaar zijn”, stelt van Hage. De 2,5 miljoen jaar oude bodemlagen die te zien zijn bij de Meester van der Heijden groeve werden in 1983 voor het eerst opengesteld voor publiek. Bleijenberg hield van meet af aan een gastenboek bij, waarin het aantal bezoekers wordt vastgelegd. “Ongetwijfeld zijn er hier al meer mensen binnen geweest dan twintigduizend, maar het gaat vandaag om de geregistreerde gasten.” Hij wijst op een reactie die een veertienjarig meisje in het boek schreef: Zonder goed geconserveerd verleden is geen toekomst mogelijk! “Dat is in feite waar we het om doen.”
Aanwinst
De beheerder klopt op de bijna vijf meter lange uitgeholde boomstam die schuin de groeve inloopt. De nieuwste aanwinst, zomer 1996 gevonden bij een afgraving in de buurt, is één van de eerste leidingen die in de Middeleeuwen werden gebruikt om water naar boven te pompen. Ook is de vitrine met archeologische vondsten dit seizoen voorzien van een pentekening waarop twee prehistorische Kauterbewoners te zien zijn die vuurstenen bewerken. Voor De Bruin was het de eerste keer sinds zijn schooltijd dat hij de groeve weer bezocht. “Ah maar jongen toch, wat een bijzondere dag is dit”, roept Bleijenberg andermaal uit.
Davy de Bruin werd zondag bij zijn bezoek aan de Meester van der Heijden groeve gehuldigd als twintigduizendste bezoeker. Foto Charles Strijd
Door Marcel Modde
Meer...
1998.04.15 BN De Stem: De terugkeer van de pionier
Geschreven door RtC20.000e Bezoeker voor historische groeve
NIEUW-NAMEN - Na de jaarlijkse schoonmaakbeurt hield de Meester van der Heijden groeve in Nieuw-Namen tijdens het paasweekend open dagen. Zondag tekende de 20.000e bezoeker officieel het gastenboek.
Davy de Bruin uit Nieuw-Namen was de gelukkige. Het toeval wilde dat juist hij de eerste scholier was die ruim tien jaar geleden een waardevolle pijlpunt vond in een bonenveldje. Hij zat toen in de vijfde klas. Volgens de beheerder is de inmiddels 24 jaar oude Davy een van de pioniers, en één van de mensen die de waarde van de geologie inziet. Davy de Bruin kreeg uit handen van boswachter Hans van Hage van Staatsbosbeheer Zeeuws-Vlaanderen een boeket bloemen en het boek ‘Kroonjuwelen van de Nederlandse Natuur’. Dit boek, met foto’s van mooie natuurgebieden, geeft ook een beschrijving van de groeve in Nieuw-Namen, en van de pijlpunt die hij vond.
Veranderd
“Ik ben jaren niet naar de groeve komen kijken, maar mijn liefde voor de natuur en de historie heb ik nog steeds. Ik blijf rondkijken en zoeken naar mooie spullen. Hier is trouwens veel veranderd. Het lijkt bijna twee keer zo groot,” vertelde de aangenaam verraste hts-student. Hij bekeek daarna met J. de Baar en Richard Bleijenberg de vele fossielen die in de zandlagen van de groeve zichtbaar zijn. Speciale aandacht kreeg de Middeleeuwse waterleidingbuis van puur eikenhout. “Die heb ik in de zomer van1996 gevonden. De houten buis is bijna vijf meter lang. Hiermee werd het drinkwater uit de putten omhoog gepompt. Het is een knap stukje handwerk,” aldus Richard Bleijenberg, die ook even wees op de nieuwe tekening van een vuursteenbewerker uit de prehistorie op het grote bord aan de ingang van de groeve.
Gastenboek
“De groeve is nu 15 jaar open voor het publiek. Ik heb hier mensen van alle nationaliteiten over het zand gehad. De mooiste opmerking in het gastenboek vind ik nog steeds die van een 14-jarig meisje. Zij schreef dat ‘zonder een goed geconserveerd verleden geen toekomst mogelijk is’.” Staatsbosbeheer zette ook de heren ‘de Vos, Bleijenberg en de Baar’ in het zonnetje. Zij kregen, vanwege de vele verdiensten, een boeket bloemen en een boek. De door griep gevelde C. de Vos krijgt zijn attentie thuisbezorgd. Richard Bleijenberg had voor Davy de Bruin nog een extraatje: een glazen koker, met zandmonsters van de lagen die ook in de groeve te zien zijn.
Rechts de 20.000e bezoeker in de groeve in Nieuw-Namen, Davy de Bruin. Foto Camile Schelstraete
Van onze correspondente
Emmadorp - Het Verdronken Land van Saeftinghe trekt steeds meer bezoekers. Vorig jaar maakten 14000 mensen onder begeleiding van een gids een excursie door het grootste brakwaterschor van West-Europa. Het nieuwe Saeftinghe-bezoekerscentrum bij Emmadorp trok nog eens 9000 liefhebbers. Samen dus 23000. In 1996 werden uitsluitend excursies gehouden, met ‘slechts’ 11000 bezoekers.
Dat steeds meer mensen aan het speciale natuurgebied langs de Westerschelde willen ruiken, stemt medewerker Chiel Jacobusse van Stichting Het Zeeuwse Landschap redelijk tevreden. “Saeftinghe is uniek. Het is uitstekend, als daar meer bezoekers op afkomen en het gaan waarderen. Zeker omdat het om zulke verschillende groepen gaat, van studenten tot plattelandsvrouwen. Maar: Saeftinghe blijft wel in de eerste plaatst een natuurgebied.” Vooral onder Belgen geniet het schor een grote populariteit. Bijna tweederde van alle bezoekers komt uit België en slechts dertig procent uit Nederland. Belgen beschouwen het Verdronken Land van Saeftinghe min of meer als hun terrein, zo lijkt het. Nederland was ooit van plan Saeftinghe ‘gewoon’ in te polderen, zoals met zoveel schorrengebieden langs de Westerschelde is gebeurd. België wilde dat niet, omdat het water daar dan niet meer kan instromen. Hogere waterstanden bij Antwerpen en verderop de Schelde zouden het gevolg zijn. De toename van het aantal bezoekers is vanzelf gegaan. Het Zeeuwse Landschap heeft bewust geen wervingsacties gevoerd, om te voorkomen dat het natuurgebied door mensen wordt overspoeld. Het aantal excursiedeelnemers is ook begrensd. Per jaar worden er niet meer dan twintigduizend mensen toegelaten. Jacobusse: “Die grens lag op tienduizend. Wij zaten toen met een stuwmeer aan aanvragen. Daarom hebben we het aantal opgetrokken. Het excursiegebied is tegelijkertijd kleiner gemaakt, waardoor de druk niet is toegenomen.” Voor het bezoekerscentrum is een apart limiet gesteld om omwonenden die tegen het centrum waren, tegemoet te komen. Die limiet ligt op tienduizend bezoekers. Dat aantal werd in 1997 al bijna bereikt.
Luchtfoto Aero Lin Photo.
Door Harmen van der Werf
EMMADORP - Prehistoricus Hans Jongepier heeft zeer sterke vermoedens dat het gebied van Saeftinghe veel langer bewoond is dan tot nu toe vermoed werd. Deze week vond de zoveelste van een lange reeks speurtochten naar de geschiedenis van de Saeftinghe plaats. Ruim drie jaar geleden, in januari 1995, werden op het randje van de Saeftinghe, langs het Scheldewater, een paar vuurstenen uit de klei gevist. Saeftinghegidsen Richard Bleijenberg en Jean Maebe, die de ontdekking deden, konden niet vermoeden dat dit het begin was van een jarenlange zoektocht naar het verleden.
“We wisten op basis van vondsten bij voorgaande zoektochten al dat er bewoning is geweest van een jagers/verzamelaars gemeenschap rond het begin van de middensteentijd, ongeveer 8000 tot 9000 jaar geleden”, vertelt Jongepier. “Jaren geleden had Richard Bleijenberg bovendien al een geslepen vuurstenen bijl gevonden, die dateert uit het laatste deel van de steentijd, 3000 tot 2500 jaar voor Christus. Nu hebben we dingen gevonden die er op wijzen dat er ook in het midden van het mesolithicum (middensteentijdperk) mensen zaten in Saeftinghe,” aldus Jongepier. “Dit duidt op een continue, lange bewoning van misschien wel meer dan 6000 jaar en dat is nieuw.”
Laag tij
De plek waar gezocht wordt, is een unieke stek om archeologie te bedrijven. Het stukje land is slechts drie tot vier keer per jaar te bereiken, omdat alleen dan het getij het land vrijgeeft en dan nog maar gedurende slechts anderhalf à twee uur. "Dit jaar is het de derde en vermoedelijk laatste keer. Alleen in het vroege voorjaar bij uitzonderlijk laag tij kunnen we aan de vindplaats bij het lichtbaken Marlemont raken", schetst de historicus. "Het voordeel is echter dat de plek vrij blijft van nieuwsgierigen en kwaadwillenden." Aan de excursie deden behalve Bleijenberg en Jongepier nog twee amateurarcheologen mee. "Er zijn twee stuks kwartsiet gevonden, een steensoort uit Wommerson bij Tienen (B) en dat komt uit het midden-mesolithicum, terwijl vuurstenen in hoofdzaak uit het vroeg-mesolithicum komen en dat wijst ook op constante bewoning." Bovendien leverde de zoektocht prehistorisch aardewerk op. Dit komt niet voor in de jager-verzamelaarcultuur. Een andere, niet onbelangrijke vondst, is die van houtskool. "Dat wijst op een prehistorisch haardvuur, maar wat interessanter is, geeft dit de mogelijkheid voor een koolstofdatering die vrij exact is."
Door Barend Pelgrim
Een zeiltocht met een authentieke hoogaars is op zich al een belevenis. Maar voor wie na het aanleggen ook nog kan genieten van een wandeling, fietstocht of bezoek aan een historische stad, moet de maand juni wel een echt feest worden.
Juni is al sinds jaar en dag de maand voor de ‘Zeeland Natuurmaand’.In de hele provincie zijn dan activiteiten die verband houden met natuur en milieu. De Stichting Educatief Toerisme Zeeland Oranjezon heeft een programma opgesteld waarin onder meer zeiltochten, gecombineerd met natuurexcursies, zijn opgenomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van authentieke hoogaarzen. Eén van die zeilschepen is de Tholense hoogaars Ye 36 Andries Jacob, gebouwd in het jaar 1900. In 1923 werd een kromhout dieselmotor ingebouwd, terwijl kort voor de Tweede Wereldoorlog het zeil van boord verdween. De Andries Jacob werd nog tot 1968 ingezet in de visserij en was daarmee één van de laatste functionele hoogaarzen in Zeeland.
Snoes
Acht jaar geleden werd de Andries Jacob, oftewel de Yerseke 36, aangekocht door de Stichting Behoud Zeeuwse Hoogaars. Een team van vrijwilligers werkte - continu - een jaar lang aan de restauratie van het schip. Bijna drieduizend uren zijn gestoken in het uitzoeken van het juiste hout en het vervangen van spanten, boeisel, voor- en achtersteven, berghout, snoes en slemphout. Om het dak te verstevigen is een kielbalk aangebracht. Het schip heeft een nieuwe motor omdat voor de oude geen onderdelen meer verkrijgbaar waren. Het boren van schroefas in langshout, praktisch zonder afwerking, was een kunststukje. Stukken eikenhout zijn kromgebrand voor het achterschip. De oude teer, verf en laklagen zijn verwijderd om het schip een zo ‘blank’ mogelijk uiterlijk te geven. De bijna honderdjarige is met de restauratie klaar voor de volgende eeuw. En voor de Zeeland Natuurmaand uiteraard.
Conditie
Ook de Alcyon is deze zomer niet weg te denken van de Zeeuwse wateren. Net als de Andries Jacob is dit schip onlangs gerestaureerd. De Alcyon, een vijftien meter lange hoogaars, is gebouwd in 1925, op de werf van De Klerk in Zeeuws-Vlaanderen. Het schip is geruime tijd in handen geweest van de Belgische familie Den Dekker. Deze familie voer er jarenlang mee op zowel de Ooster- als de Westerschelde. Maar om een houten schip in goede conditie te houden is veel tijd nodig. Daarom besloot de familie Den Dekker het schip aan de Stichting Behoud Hoogaars te schenken. Voorwaarde was echter wel dat de Alcyon behouden zou blijven. Na wat wikken en wegen werd de schenking aanvaard. In de loop van vorig jaar kwam de Alcyon naar Veere. Toen er nogal wat achterstallig onderhoud bleek te zijn, meldde zich spontaan een groep vrijwilligers die daar wel wat aan wilde doen. Het werd een hele klus.
Jachthoogaars
De Alcyon is vorig najaar naar de haven van Nieuw en Sint Joosland gevaren. Daar is de groep begonnen met de restauratie. De oude keuken is uit het schip gesloopt, de naden tussen teakhouten dekplanken waterdicht en schoon gemaakt, de mastvoet vervangen, de motor gereviseerd, de elektrische bedrading vervangen en het interieur vervangen. Dit voorjaar werd begonnen met het afkrabben van het houtwerk van het hele schip. Immers, een jachthoogaars dient keurig in de lak te zitten. Door de weersinvloeden was de oude lak dusdanig versleten dat er nog maar één ding op zat: kaal krabben en opnieuw voorzien van acht laklagen. Het resultaat mag gezien worden. De Alcyon is in de oude staat hersteld. Authentieke accessoires als de zwaardlieren, luchthappers, roerbeslag en ankerlier zijn eveneens onder handen genomen.
Veerse Meer
En zo zij beide schepen klaar voor de Zeeland Natuurmaand. Zaterdag 1 juni vaart de Andries Jacob op het Veerse Meer. Er wordt aangelegd op de Haringvreter, waarna een excursie onder leiding van een gids van Staatsbosbeheer tot de mogelijkheden hoort. Zondag 7 juni is er een zeiltocht vanuit Brouwershaven. De hoogaars vaart op de Grevelingen. Na aankomst op Schouwen-Duiveland is er een fietsexcursie, weer onder leiding van een gids. Bijzonder is ook de tocht die 20 juni op de Westerschelde gevaren wordt. Beide Hoogaarzen verplaatsen zich naar het Verdronken Land van Saeftinghe, alwaar met een gids door het natuurlandschap gewandeld wordt. Ter afsluiting van de Zeeland Natuurmaand vaart de Andries Jacob 27 juni op de Oosterschelde. Na een diapresentatie over de schelpdierencultuur volgt een excursie langs de mossel- en oesterbedrijven. Wie meer wil weten over vertrekplaatsen, vertrektijden of prijzen kan contact opnemen met het Toeristisch Centrum Oranjezon in Oostkapelle.
De YE36 Andries Jacob is deze zomer volop te zien op de Zeeuwse wateren. Foto F. Jaquet
En na het aanleggen lekker de natuur in…
Van onze verslaggever