Toon items op tag: Ward Verbist

Meer oeverophoging vastgesteld

Schaapsherder Jan Boom van het Verdronken Land van Saeftinghe en gids Richard Bleijenberg, die op de bewuste springtijdag van 27 februari ’90 in het reservaat meemaakten, stelden vast: dat Saeftinghe niet langer de grote waterbergplaats van de Schelde is bij hoogtij; dat er oeverophogingen van 10 à 20 cm met aangespoeld zand werden vastgesteld; dat de trechtervorm van de Schelde de stuwing in de Opperschelde steeds vergroot. "Gelukkig kwam de stormwind uit het Westen, wat zouden de gevolgen zijn geweest als de wind uit het noordwesten kwam voor het achterland", zo zegt Richard Bleijenberg. "Nu was het alleen Rupelmonde, maar ook dichter bij ons over de Belgische grens, waar dijken nog op + 8,5 m liggen, zoals in Doel, was de ramp niet te overzien". Ook door de jaarlijkse baggerwerken wordt de trechter van de Schelde steeds smaller. De baggerspecie die uit de vaargeul komt, komt in de vloedscharen en ook zelfs in het Verdronken Land van Saeftinghe terecht. Richard Bleijenberg werd op 26 februari rond 19 uur opgebeld door Jan Boom. Deze woont in de Emmapolder (Grauw) onder de Zeedijk waar ook de schaapsstallen staan. De dakpannen vlogen er rond en de golfplaten van de nieuwe schaapstal trilden gevaarlijk onder het stormgeweld. Bij nazicht van het getijdenboek werd een springtij vastgesteld van + 5,84 m, wat in feite 1 meter hoger is dan normaal. Door de zware westenstormen kan het gevaarlijk worden in het Verdronken Land redeneerden ze toe. Om het ons duidelijk te maken gaf Richard Bleijenberg eerst nog wat informatie over waterpeilen in Nederland en België. In Nederland gebruiken we het Nieuw-Amsterdamspeil (of NAP). Dit peil ligt 2,44 m hoger dan het Belgisch peil. In Antwerpen aan de Zandvlietsluis gebruiken ze als peilschaal het Gemiddeld-Laag-Laag-Water-Spring of GLLWS. De rivierloodsen gebruiken de Belgische voetschaal en men kan ook aflezen van de vele lichtbakens die in de Schelde liggen tot in Vlissingen.

Rijksdam

Op 27 februari, vanaf 14 uur, trokken Jan Boom en Richard Bleijenberg over de Rijksdam het Verdronken Land in. Eén van de grote geulen, beter gekend als de IJskelder, was toen reeds aan het vollopen. "Achteraf hebben we gerealiseerd dat we toen teveel risico’s hebben genomen, want we konden door de stormwind van de Rijksdijk hebben gewaaid", weet Richard Bleijenberg nog. Er zat toen een windkracht van meer dan 120 km per uur. De vogels zochten veilig een onderkomen in de omringende polders. Uit onze waarneming konden we ook zien dat het Speelmansgat reeds blank stond en dat het veranderde in een kolkende watermassa. De heuvel op de Graauwse Plaat bleef op dat moment nog iets bovensteken, met daarop het hutje van schaapherder Jan Boom. Om 16.30 uur stond de hut ruim 1 meter in het water en we zagen toen ook met onze verrekijker dat de Noordschaapskooi en ook de Zuidkooi in het water stonden. Het hoogste tij werd door ons toen rond 16.45 uur vastgesteld en van dan af stonden er heel wat nieuwsgierigen op de Zeedijk aan de Emmapolder. De vroegere schaapsherder Ward Verbist vond dat er ook méér water in het Verdronken Land was gekomen dan in ’53. Dat zag hij aan de hoge waterstand van het plateau (de verzande Emmahaven). "Zonder de Deltawerken en de versteviging van de dijken zou het een ramp geworden zijn voor de Emmapolder", zo zegde Verbist.

Selenapolder

De Selenapolder ligt tussen de Hedwigepolder (werd in ’89 voorzien van Delta) en het Verdronken Land van Saeftinghe. Op twee plaatsen heeft evenwel de dijk het begeven. Zondag l.l. trok Richard Bleijenberg samen met Jean Maebe (oudste gidswaarnemer sinds 1945) doorheen het Verdronken Land en gingen ook in de Selenapolder  een kijkje nemen. "Onvoorstelbaar welke verwoesting de storm heeft teweeggebracht", zei Richard Bleijenberg. "Honderden verdronken ratten en hazen. Verder gekwetste vogels en duizenden tonnen veek (afgeknakt riet en planten) liggen er tegen de grasdijk en in de Selenapolder". Voor de pachtende boer van de Selenapolder een ramp, maar ook voor de vogels die de ramp overleefden, blijkt de Selenapolder hun nieuw toevluchtsoord te zijn. We telden er ruim 20 grutto’s, 15 kemphanen, 150 pijlstaarten en opvallend veel bergeenden.Het lijkt wel dat de natuur zelf het Verdronken Land heeft gezuiverd. Naast de tonnen veek liggen er ook honderden kilo’s plastiek wegwerpverpakking allerhande. We ontdekten nog een plastic lokeend, vermoedelijk gebruikt voor de jacht van ’89. Maar toch stonden we even bij stil bij al die lege monatoetjes, plastiek kopjes pudding enz.. Het veek zal wel verteren maar het plastiek spul blijft. De Zuidschaapskooi, waar we een kijkje gingen nemen heeft zwaar geleden onder de laatste storm. Het zal wellicht nooit meer worden wat ze geweest is. Verder waren de geulen diep uitgeschuurd. De geologische opbouw van het schor is nu duidelijk af te lezen van de steile oevers. Bij de Noordschaapstal was de aanblik even triestig. Vele scheepsluiken en wrakhout waarmee de schaapstal was opgetrokken liggen ver verspreid in het gebied. Wie zal de moed hebben om dit allemaal weer te herstellen. We trokken verder door het Hondengat. "De eens zo diepe geul van vroeger is sterk aan het verzanden" zo zei Richard Bleijenberg. De vele zijgeulen vertonen hoge oeverwallen. Men kon de sporen nog zien, hoe het instromende water deze oevers heeft aangevreten. De verse zandoever hebben we opgemeten. We stellen daar plaatsen vast met de jongste stormvloed 20 tot 30 cm zand is bijgekomen. Opvallend ook weinig zilvermeeuwen. Mogelijk is hun territorium  verstoord door de jongste storm. "Voor ons is het duidelijk", zo zegt Richard, "het had voor het Belgische hinterland nog rampzaliger kunnen zijn. Wat zou er gebeurd zijn met een Zuidwestenwind? Op een dag van de hoogste springtij op 27 februari gierde de storm van den Emma richting Waarde. Anders had er nog meer water doorheen 'de trechter' gegaan. Die worden steeds maar smaller en de stuwing van het water des te groter. Gelukkig hebben de dijken van Doel en verder in het achterland niet begeven", zo besloten Richard Bleijenberg en Jan Boom.

Gids Richard Bleijenberg op verkenning in het gebied om de schade te schatten.