Toon items op tag: Vuurstenen

Profielkuil graven in herfstvakantie

Wanneer de gevonden 'vuurstenen' eenmaal op tafel komen, wordt het stil aan de tafel van het dorpscafé in Nieuw- Namen. Eén voor één raapt archeoloog R. M. Heeringen de vondsten op om ze nauwgezet van alle kanten te bestuderen. De aanwezigen houden hun adem bijna in. Alle ogen zijn gericht op Van Heeringen. Dan, plotseling, legt hij enkele exemplaren voor zich. "Deze dingen beginnen erop te lijken", zegt hij, wijzend op de stenen. "Dat is een afslag volgens mij en hier … een slagbult, daar is heel bewust op geslagen.  Dat zou een werktuigje kunnen zijn."

De anderen, beheerder R. Bleijenberg van de groeve in Nieuw-Namen, directeur J. De Baar van de basisschool en enkele leden van de oudheidkundige kring 'De Vier Ambachten', zijn verbluft. "Dat is nou precies hetzelfde wat de Belgische onderzoekers hebben gezegd", zegt Bleijenberg verheugd. "Woordelijk. Het kan niet preciezer zijn". Ook de overigen knikken. Maar Heeringen is alweer verzonken in zijn observaties. "Als je gericht staat", wijst hij op een steen. "Dan krijg je zo’n slagbult. Maar ja, je moet eigenlijk wel een goede selectie hebben. Tweehonderd stenen bijvoorbeeld. Dan heb je wat. Maar hé dit is een krabber. Dat kan geen toeval zijn." Het antwoord van Heeringen is juist hetgeen wat de betrokkenen in stilte hadden gehoopt. Ze hadden de archeoloog woensdag uitgenodigd om een deskundig oordeel te laten uitspreken over de vondsten, waarvan al het vermoeden bestond dat het om artefacten ging, gebruiksvoorwerpen uit de prehistorie. Heeringen is de uitgelezen persoon om de zaak te onderzoeken. Hij is de toekomstige provinciale archeoloog van Zeeland en kan derhalve makkelijk zijn fiat geven aan een verder onderzoek op de vindplaats in Nieuw-Namen. Aarzelend doen de aanwezigen hem een voorstel. Er is al een groep vrijwilligers, die aan het werk wil. De herfstvakantie zou ideaal zijn.

Van Heeringen lijkt opgelucht. Wellicht zag hij zichzelf al wekenlang in de modder ploeteren, langs het open riool waar de vonsten gedaan zijn. "Het lijkt me een uitstekend plan om een profielkuil te graven", zegt hij. "Alleen kun je dat moeilijk doen als provinciaal archeoloog. Maar dan moet er wel heel dun gegraven worden", hij legt zijn plan op tafel.

Heeringen heeft erop gerekend, lijkt het. Hij heeft al een rol doorzichtig tekenpapier meegenomen, waarmee één en ander nauwgezet kan worden vastgelegd. Het moet een vertikaal profiel worden, waarbij lagen van een decimeter steeds worden blootgelegd. Zodoende kan eventueel vast worden gesteld of het om een nederzetting gaat. Al jaren vinden bewoners van Nieuw-Namen vuurstenen in de grond van het dorp. Directeur J. de Baar van de basisschool heeft zijn leerlingen zelfs aangezet tot het zoeken van de stenen. Al die vondsten zullen nu nader onder de loep worden genomen. Tot dusver zijn er geen directe aanwijzingen dat de vuurstenen op natuurlijke wijze in Nieuw-Namen terecht zijn geraakt. Dat alle stenen van mensen afkomstig zijn, of in ieder geval door mensen naar de omgeving van Nieuw-Namen zijn vervoer, staat ook nog niet vast. De Baar hoopt het tegendeel te bewijzen, maakt hij duidelijk. "Niet alles is hierheen gebracht", is zijn theorie. "Volgens mij is het nu een geologisch verschijnsel voor een deel". Hij baseert zijn mening mede op het feit dat er ook vele kleine stukjes steen zijn gevonden.

Heeringen twijfelt. "Er werden ook heel kleine werktuigjes gebruikt", vertelt hij. "Maar het blijft zeer zeldzaam. In België zie je dit vaker, maar hier niet. Het wordt zeker interessant wanneer je iets kunt lokaliseren in een profielkuil". Volgens Heeringen zijn de gevonden ‘artefacten’ zo’n 10.000 tot 5.000 jaar oud, maar dat blijft een ruwe schatting. Het kan evenwel ook dat de gevonden vuurstenen jonger zijn. Als hij later bij de vindplaats staat, wordt de twijfel nog vergroot. "Het kan heel goed neolithisch zijn", zegt hij. "Want zo’n krabbertje lijkt daarop. Nee, het zou me niet verbazen." In het laatste geval zouden de vondsten 2000 tot 4000 jaar oud zijn.

Twee Belgische deskundigen bezochten de vindplaats enkele weken geleden eveneens. Zij achten het van groot belang dat de stenen zijn gevonden in de zogenaamde podzollaag (ontstaan in de bovenste dekzandlaag onder invloed van vocht en plantenresten).  De conclusie van de zuiderburen was vrijwel gelijk aan die van Heeringen. "Alleszins zeker zijn hier menselijke activiteiten geweest, maar een uitspraak over een eventuele nederzetting is nog niet mogelijk", is in een verslag van M. Buise over het onderzoek te lezen. "Bij het indertijd gangbare systeem werden geregeld vuursteenknollen van goede kwaliteit op reis meegenomen waaruit indien nodig werktuigen konden worden vervaardigd. Niet alle geziene vuursteen is waarschijnlijk lokaal. Een steekproef is zeker de moeite waard in het betrokken perceel."

Bleijenberg is tevreden. Voor hem, als beheerder van de Pleistocene Meester van der Heijden groeve, betekent het een verrijking van hetgeen in en rond de groeve gevonden kan worden. Met de groeve, een 3-miljoen-jarig Noordzee strand, gaat het goed. Binnenkort, tijdens een open dag op donderdag 17 oktober, wordt de 1500ste bezoeker verwacht. Niet alleen zand, schelpen en stenen zijn er te vinden. De Baar van de basisschool heeft er inmiddels meer dan 100 soorten vlinders ontdekt. Eén ervan, een soort van de Hermelijnvlindergroep, was sinds 1910 niet meer in Nederland gesignaleerd. In totaal zijn er in Nederland ooit drie gezien. Beheerder Bleijenberg spreekt verder van echte hermelijnen, bunzingen en wezels. Daarnaast is er een grote verscheidenheid aan vogels.

Aangekomen bij de vindplaats van de vuurstenen, wil Heeringen even graven. Hij heeft er zijn kaplaarzen voor aangetrokken. "Ik kan het niet laten", vertelt hij. "Even voelen, een steekje doen". Hij klimt naar de akker, waarlangs het perceel ligt, baggert door het open riool en gaat - uiterst behoedzaam - met de spade aan het werk. "Er is al aan gerommeld", concludeert hij. "Geploegd misschien en hier zijn molgangen."

Uitgebreid legt hij aan de groep uit, die belangstellend zijn veldwerk gadeslaat, hoe het best gewerkt kan worden bij het graven van een profielkuil. Als hij later weer op de weg staat bij de overige leden van het gezelschap, worden de graafplannen nog eens doorgenomen. Instemming alom. "Ja, je moet iets doen", knikt Heeringen, in de richting van de vindplaats. "Het is net als die Belgen zeggen: stel dat het een duidelijk beeld op gaat leveren..."

De heer R. M. Heeringen graaft bij de open riool, waar de vondsten gedaan zijn.

De heren Richard Bleijenberg (links), R. M. Heeringen (midden) en M. Buise kijken over de groeve in Nieuw-Namen.

Door René Groeneveld