Toon items op tag: Staf Praet

Maart 1982. Ik vaar als schipper het haventje van Doel uit op het motorvletje "REIGER". Het is fris weer en het voorjaar biedt zich al aan. Je voelt het, de winter ligt achter ons. En weer denk ik, al varend, aan de allereerste keer. Ja de eerste dag, de eerste storm op ’n schip; de eerste afvaart vanuit ditzelfde Doel. Het is precies 30 jaar geleden, toch voel ik mij niet oud, ’t lijkt allemaal nog maar net voorbij als ik terug denk aan die eerste dag. Het primitieve garnalenkottertje had Staf Praet gekocht in Oostende. Daarop monsterde ik aan; het boegnummer van de boot was K2. Het grijze Scheldewater sloeg tegen de boeg van deze kleine K2.

In gedachten terug naar maart 1952.

- Wat deed dit alles vreemd aan. Hoe kon dit kleine vaartuig in de grote golven zijn weg banen? Ik stelde Staf vele vragen, bijvoorbeeld of er in Doel al garnaal zat. "Nee jongen. Kijk daar maar er zijn grote zeehonden op de plaat". Dit was dan al op Zandvliet; er lagen nog vele kanjers die we van dichtbij konden zien. Dit interesseerde mij bijzonder. "Staf wanneer beginnen we te vissen"? "Straks manneke, als we in ’t Sloe zijn beginnen we pas". 3 Uur later zetten we voor de eerste keer de netten uit. Als de netten onder water verdwenen, maakte Staf een kruisteken over ’t water, want gelovig was hij wel. ’n Half uur later haalden we de kor op; wat ’n gekriebel: garnaal, spiering, bliek, veel krabben, bot en schar, alles lag te springen aan dek. Het Sloe was toen een schor met diepe geul in ’t midden, en daar zat nogal wat garnaal. Je kon er maar twee keer slepen, dan was alles opgevangen. Dus was het de zaak te zorgen dat je eerste was, nog voor de Bresjaanders. Ja, die lieten zich verrassen door de K2 uit den Doel! Van het Sloe voeren we naar de Breskensplaat, een zeer lange zandplaat, waar veel schepen visten uit Terneuzen en Boekhoute. Vandaar voeren we naar de Braakman die was nog open in 1952. Daar kwamen ze meestal tweede, want de mannen van Boekhoute waren er al geweest. ’n Sleep in het Hellegat nog voor Ossenisse en dan naar Dhont onder Walsoorden. Ja, in Walsoorden was nog ’n grote steiger en tegen het kantje wist Staf steeds wat garnalen te vangen. Nog ’n sleep bij halftij in ’t Speelmansgat, maar daar was Jan den Bodden al bezig want die voer nog vanuit Emmahaven met de CLIN3. Ik hoor die Jan den Bodden nog altijd zingen tijdens het vissen; zijn harde stem klonk uit boven het getuf van de motor. Mooi was dit. Alleen als de tij gunstig was werd er nog ’n sleep in de IJskelder gemaakt, maar daar kwamen soms grote brokken turf in onze netten. En dan werd er ook gevloekt. Als laatste nog ’n sleep in de Appelzak en dan terug naar Doel; we hadden er dan 12 uur opzitten. In het volle van het seizoen vingen we 300 kg garnaal en ± 50 kg vis van allerlei soort. Het was tijwerk, dus alle dagen 1 uur later. We begonnen ’s nachts om 12 uur, ’s anderendaags om 13 uur was de dag af. De volgende dag om 1 uur vertrekken enz. Ja er werd hard gewerkt en letterlijk de nagels van de vingers: het optrekken van het net, het uitrapen van de garnaal, ’t koken en spoelen was alles handwerk. 300 kg Garnaal vangen met ’n scheepje van 9.50 m lang, was geen kleinigheid. Staf ben ik dankbaar, zeer dankbaar; hij heeft mij leren werken, aanpakken, niet tegenspreken. Hij was zeer vlug kwaad, maar ’t ook weer vlug vergeten. Hij was één met de natuur. Staf kon de maan niet missen! Daar kon hij de tij en het weer op aflezen. Volle maan om drie uur, hoog water te Doel. De tij van de luie-elven, of: er zit te veel gang in het schof. Dit waren zijn woorden, en hij wist wat allerlei verschijnselen voor waarde hadden. Dit was het jaar 1952. 

In 1953 begon het seizoen iets anders. Wij begonnen op 15 maart. De gaten zaten noch in de dijken; men kon vanaf de Schelde rechtstreeks in de polders kijken. Eens heb ik ’n dak van ’n huis in ’t Schaar van Waarde zien drijven - er bovenop zat ’n poes - dat uit de polders was komen buiten drijven;  ook koeien zagen we op het watervlak. Het moet in april 1953 geweest zijn dat de K2 voor de laatste maal in de Braakman viste: er was nog ’n gat van 20 meter; kort daarna was de Braakman dicht. In september van dat jaar zag ik aan ’t Konijnenschor, dus bij Saeftinghe, honderd vaartuigjes op ’t goede mosselzaad vissen. Daar werd mosselzaad van bijzonder goede kwaliteit gevist. Men kwam er voor van Yerseke, Bruinisse en Tholen. Weer andere vissers waren de mannen uit Klundert en de Moerdijk; zij kuilden kleine visjes, bliek genaamd. Die werden dan in korven gedaan en deze korven werden met lange touwen aan elkaar verbonden en overboord gezet. Twaalf uur later werden ze gelicht en paling van de beste kwaliteit werd in beunen gedaan om aan boord levend te houden. Ja onze Westerschelde van toen leverde de allerbeste vissoorten op. Spiering werd zoveel gevangen dat men ze niet aan de man kon brengen; die werd dan ook dikwijls gratis uitgedeeld op den Doel. Vanuit den Doel zag men het haventje van Frederik, daar was een suikerfabriek en er werden veel bieten verscheept. Ook in Valkenisse was zo’n getijhaventje evenals in Ellewoutsdijk en Hoofdplaat. Er heerste in deze haventjes veel bedrijvigheid. ’n Stukje romantiek wat ver achter ons ligt. - Dit waren mijn gedachten onlangs.

Nu 1982: kijken we naar Frederik dan zien we grote fabriekspijpen de lucht in gaan. De grote koeltorens van Doel domineren de hele omgeving. En niet te vergeten de afvoerleidingen van de fabrieken die uitmonden diep onder de laagwaterlijn. Kunt u vertellen waarom? Ik heb afvoerleidingen zien aanleggen met een centimeterdikke laag glazuur aan de binnenkant. Kunt u mij vertellen waarom? 

Maart 1982: de zeehond is verdwenen; de spiering is een zeldzame vis op onze Schelde. Er is nauwelijks nog garnaal; mosselzaad is er allang niet meer op de turfbanken. Het is allemaal nog herinnering. De Scheldebot uit ’t Schaar van Waarde is niet meer te eten. Beseffen we eigenlijk wel wat we kwijt zijn? Ik schrijf dit voor de mensen die durven te zeggen dat het beter aan ’t worden is. De voorbije 30 jaar is de Westerschelde in ’n open riool herschapen. Wie nu jong is weet niet wat er vroeger geweest is. Of ben ik misschien een grote pessimist? Och u mag rustig reageren. We hebben in ieder geval veel werk voor de boeg om alles te herstellen, want wees gerust, de aantasting op onze mooie natuur zal ook zijn tol gaan eisen bij ons mensen. Daar ben ik bang voor.

Richard Bleijenberg Kerkpad 15 Nieuw-Namen