HULST - In samenwerking met de stichting 'Zeeuws Landschap' hebben de leerlingen van de groepen 6, 7 en 8 van de basisschool St. Jozef te Nieuw-Namen voor de zevende maal een schoonmaakactie gehouden in ’t Verdronken Land van Saeftinghe.

Er stond een stevige wind en af en toe viel een forse regenbui. In totaal veertig vuilzakken zijn gevuld. De meeste troep bestond uit flessen, plastic flacons en piepschuim. Volgens directeur J. de Baar is het doel van de actie om de kinderen zorg voor de natuur bij te brengen. "Het milieubewustzijn groeit, dit jaar ligt er minder afval dan andere jaren. De mensen gooien minder gemakkelijk spullen weg en wellicht is het ook te danken aan onze  activiteiten in voorgaande jaren. Langs grote delen van de gasdam was de schoonmaak niet nodig en daarom zijn we maar met drie groepen aan de slag gegaan." De jeugd en tien volwassenen vertrokken om 13.00 uur richting gasdam waar, na het nemen van een groepsfoto, de helft begon met troep te ruimen aan het gasstation. De anderen reden naar de Hedwigpolder en ruimden afval rond het plateau langs de Schelde. Na twee uur werden de zakken bij elkaar gezet boven op de gasdam. Door de vrachtwagen van beheerder Jos Neve werden deze naar een centraal punt gebracht, om naar de vuilnisbelt te worden afgevoerd. De buit was redelijk groot, maar in vergelijking met voorgaande jaren (honderd plastic zakken) aanmerkelijk minder. Vijf kubieke meter troep vonden de leerlingen nog erg veel. De harde werkers kregen in de groene keet warme chocolademelk en een flinke snee krentenbrood.

Gewonde eend

Tijdens de tocht vond men een gewonde bergeend. Voor de jeugd meteen een gratis les biologie. Het dier kon van dichtbij bekeken worden. De eend wordt afgeleverd bij het vogelasiel in Kieldrecht. "En we vonden een fles met een brief erin. Geen afzender, dat is jammer want dan hadden we een brief teruggestuurd. Op het papier stond: In Brazilië ligt een schat… maar we gaan daar niet zoeken." De groepen 5, 6, 7 en 8 gaan nog twee keer naar Saeftinghe dit schooljaar. "We kregen een uitnodiging om op de Dag van de Zee (een landelijk project) mee te doen aan een speurtocht door Saeftinghe met vragen en opdrachten. Deze speurtocht is gemaakt door het infocentrum van Saeftinghe in samenwerking met de milieudienst van de kerncentrale in Doel. Daarna gaan we nog eens op excursie onder begeleiding van een gids,” legt De Baar uit.

Leerlingen van basisschool St. Jozef in Nieuw-Namen reden de Gasdam op om rommel op te ruimen. Foto Camile Schelstraete

Van onze correspondente

Het begon ooit met en losse verspoelde scherf. De duimen van de pottenbakker waren er nog op zichtbaar. Het werd nog boeiender toen er twee scherven van hetzelfde voorwerp werden bijgevonden. Ze pasten aaneen tot een groter fragment. Er werd vervolgens in boeken naar informatie over aardewerk gezocht. Voorwerpen werden vergeleken. Langzaamaan werd er kennis opgedaan. Daarbij werd de gelegenheid te baat genomen om een kijkje te nemen in de geërodeerde oeverwallen van de rivier de Schelde. Rond 1963 begonnen mijn eerste onderzoeken, meestal met een spade. Later kwam de prikstok erbij. Te oordelen naar de vondsten moet er langs de Scheldeoevers intensieve bewoning zijn geweest. Alle woonplaatsen lagen ongeveer op de huidige gemiddelde laagwaterlijn. Dat betekent dat de mensen zich veilig waanden op een hoogte van 2,40 m onder NAP en soms nog op een iets hoger niveau. Uiteindelijk werd de stijging van de zeespiegel hen fataal. Hoge waterstanden, gepaard met zware stormen, overstroomden vele dorpjes. De mensen moesten vluchten naar hoger gelegen gebieden. Sommige huizen warenter beveiliging omringd met kleine grachten. De huizen bestonden uit wanden van gevlochten takken. Het dak moet van riet zijn geweest. Stenen muren en tegelvloeren ontbraken. De vele gevonden fragmenten van de vuurklok in deze hutten tonen aan dat het voorwerp om het haardvuur te doven in elke woning aanwezig was. Vele houten voorwerpen hebben de tand des tijds niet overleefd. Het aardewerk daarentegen wel. Het zijn de stille getuigen van een ver verleden. In de tentoonstelling "Aardewerkvondsten langs de Schelde" is een klein gedeelte van de Middeleeuwse keuken opgesteld. Bij het kijken naar deze voorwerpen dringen zich vanzelf vragen op. Wie was de pottenbakker? Hoe zag de vrouw er uit die voor het laatst deze kom of schaal gebruikt heeft? En tenslotte hoe is al dit materiaal in de Scheldebodem terecht gekomen?  Deze vragen zijn vlugger gesteld dan beantwoord. Want tussen het teloorgaan en het terugvinden en reconstrueren van de voorwerpen zit ongeveer 700 jaar. Met deze tentoonstelling wil ik belangstelling wekken voor de wijze waarop onze verre voorouders langs de oevers van de Schelde geleefd hebben. De stille getuigen in de vitrine zeggen ons veel. Terug naar de tijd van vroeger kan niet meer. Maar laten we tot ons doordringen dat de huidige wegwerpmaatschappij ten koste gaat van de natuur. Wie de natuur bemint, bemint zichzelf. De tentoonstelling is gans de maand juli te bezichtigen in het Bezoekerscentrum, Emmahaven, alle dagen (behalve maandag) van 10 tot 16 uur. Ook in de weekends.

Door Saeftinghegids Richard Bleijenberg

De oude zandgroeve in Nieuw-Namen heeft dringend een opknapbeurt nodig. Dat vindt beheerder Richard Bleijenberg die zelf is begonnen met het aanvegen van de groeve. Het is de enige plaats waar versteende zandlagen uit het Plioceen, volgens deskundigen 2,5 tot drie miljoen jaar oud, zichtbaar zijn aan de oppervlakte. Regelmatig worden unieke fossielen gevonden. De oude zandgroeve trekt wetenschappers uit de hele wereld. Naast de opknapbeurt moet de naastliggende vuilnisbelt volgens Bleijenberg dringend worden gesaneerd.

 Foto ANP

Door onze verslaggever

Saeftinghe moet verder zonder "meneer Richard".

EMMADORP - Als kind was hij al te vinden in het geheimzinnige getijdengebied Saeftinghe. Al vroeg leerde hij over de gevaren van de uitgeslepen geulen in het verraderlijke moeras. Maar het grootste brakwater - getijdengebied van West-Europa veroverde ook zijn hart. Eind oktober stopt de 64-jarige en bekende Saeftinghe-gids Richard Bleijenberg met het rondleiden van bezoekers. Tevreden, maar ook een tikkeltje teleurgesteld kijkt hij terug. En met een waarschuwing. "Sluit de natuur niet af voor de mensen. Die groene jongens zetten het liefst overal prikkeldraad omheen."

Het verdronken land van Saeftinghe in Zeeuws-Vlaanderen is ontegenzeglijk één van de mooiste natuurgebieden van Nederland. Voor 1570 was de heerlijkheid Saeftinghe een vruchtbaar polderland, met vier welvarende dorpjes: Saeftinghe, Namen, St. Laureins en Casuwele. Tijdens de Allerheiligenvloed van 1570 liep het grootste deel van de polder onder water. Het overgebleven stuk werd aan de zee prijsgegeven tijdens de Tachtigjarige Oorlog, nadat de laatste dijken waren doorgestoken. Volgens een van de kronieken was de eerste vloed een straf van God voor de dwaze hovaardij van de bewoners. In de loop der jaren werd Saeftinghe opnieuw bedijkt, met uitzondering van het huidige, 3500 hectare grote schorren- en slikkengebied. Bij storm en springtij komt het helemaal onder water te staan en is daarmee het grootste brakwatergebied van West-Europa. Slechts éénderde deel is beperkt opengesteld voor publiek. Zij mogen onder leiding van een dertigtal ervaren gidsen het terrein betreden. De bekendste gids is Richard Bleijenberg. De 64-jarige natuurvorser stopt echter eind oktober met zijn werkzaamheden. Dan gaat hij alleen nog maar voor zichzelf de schorren en slikken op. Want missen kan hij Saeftinghe niet. De gezelschappen die de eer hebben met "meneer Richard" op stap te gaan, beleven genoeglijke uurtjes. De natuurgids is een wandelend avonturenboek en weet het ene na het andere ontroerende of grappige verhaal uit zijn hoed te toveren. Niet vreemd overigens, want Bleijenberg dwaalt er al zo’n vijftig jaar rond. Het was liefde op het eerste gezicht toen hij er op vijftienjarige leeftijd voor de eerste maal met z’n vader naar toe ging. "We gingen er vaak spelen. Er lagen wrakken van schepen en bij de dijk aan de rand van het gebied bij Doel hadden de gevluchte Duitsers allerlei spullen achtergelaten. Zo heb ik daar een prima fiets gevonden. Die hadden de Duitsers uit Frankrijk meegenomen en tijdens hun vlucht naar het noorden laten liggen." Maar in achtergelaten spullen kan een mens zich vergissen. Zo ook de jonge Bleijenberg. "We hadden thuis een versleten houten patattenstamper, om aardappelpuree mee te maken. In de haven van Emmadorp vond ik een doos vol met gloednieuwe, metalen stampers van de Duitsers, met van die prachtige houten handvatten. Ik snel er een handvol uitgehaald voor de hele familie. Thuis zette ik ze vol trots op de tafel. Bleken het handgranaten te zijn. Wist ik hoe die dingen eruitzagen."

Niemandsland

In die tijd was het Verdronken  Land nog zonder toezicht. "Het was niemandsland. Je kon er doen en laten wat je wilde. Later stelde de eigenaar van het gebied, Domeinen, er een opzichter aan. Dat was een oud- politieman. Die moest er ook mensen rondleiden. Hij kende er nauwelijks de weg en wist niet eens wat eb en vloed was." De man probeerde overigens later, zonder succes, te voorkomen dat Bleijenberg ging gidsen. "Het is een verraderlijk gebied. Je moet hier meer dan twee ogen hebben. Het lange gras verbergt gaten en geulen. Met noordwestenwind moet je er niet komen. Dan lopen de geulen snel vol. Dat gebeurde ook op de verdrietigste dag die ik hier heb meegemaakt. Mijn buurman ging er met zijn zoon vissen. Het ventje werd die dag elf jaar. Het was vrij koud en de wind kwam uit het noordwesten. Ik adviseerde hem om niet te gaan. Waarschijnlijk zijn ze verrast door het water en in de draaikolk van één van de geulen terechtgekomen. Ik heb het kind later gevonden onder aan de dijk. Dood. Op z’n verjaardag. Z’n vader werd drie dagen later aangetroffen, een meter onder het zand. Als ik op die plaats kom moet ik er nog steeds aan denken.”

Grafveld

Landelijke bekendheid kreeg  Bleijenberg in 1994, toen hij naast andere archeologische vondsten een grafveld bij het verdronken dorp Saeftinghe blootlegde. Dat gebeurde min of meer toevallig. Tijdens één van de rondleidingen merkte een dertienjarig meisje op dat ze op een plank stond. "We hebben die vervolgens blootgegraven en opgetild. Het bleek een grafkist te zijn, met daarin een skelet. Het hout werd later onderzocht en bleek uit het jaar 950 te dateren. Totaal werden er zo’n zes skeletten gevonden. In overleg met provenciaal-archeoloog Rob van Heeringen heb ik dat eerste skelet mee naar huis genomen om schoon te maken. Het werd Jetje genoemd, naar de eigenlijke vindster. Jetje Hoed uit Hoorn. Thuis heb ik het skelet weer in elkaar proberen te zetten. Het bleek drie armen te hebben. Ik heb dat skelet met twee van de drie armen later opgestuurd voor onderzoek. Volgens de deskundigen waren de overblijfselen van een 25-30 jarige man met een grof postuur. Hij had een afwijking aan zijn rechterarm. Maar vermoedelijk had ik er onbewust de verkeerde arm aangezet." Jetje is overigens te zien in het Bezoekerscentrum Saeftinghe in Emmadorp. De meest bijzondere mensen heeft Bleijenberg al door het slikkengebied geleid. Onder hen was ook een vrouwelijk lid van een Belgische ‘tennisclub’. "Ze had laarzen met hoge hakken aan, droeg een bontjas en was behangen met allerlei gouden sieraden. Het leek wel een kersboom. Ze deed van alles om maar aandacht te krijgen. Opeens bleef ze achter en riep me. Ik moest helpen zoeken naar iets roods. Ze had één van haar kunstnagels verloren. Later ging ze zitten uitrusten op een bos riet. Met daaronder beestjes. Toen ik haar vertelde dat ze op vlooien had gezeten begon ze overal te krabben. Ze had plotseling en op alle plaatse hevige jeuk. Aanstellerij. Er was niks aan de hand, want het waren watervlooien."

Groen maffia

Over drie maanden houdt de Zeeuws-Vlaamse gids het voor gezien. Dan moeten de Saeftinghe-liefhebbers het zonder "meneer Richard" doen. Het vergt enorm veel energie om steeds weer mijn verhaal af te steken. Na een paar uur ben ik blij dat het afgelopen is. Bovendien heb ik steeds gezegd dat ik in het jaar 2000 zou stoppen.” Maar er is meer. De natuurkenner voelt zich niet altijd meer serieus genomen door beheerder Het Zeeuwse Landschap. Ook de grote invloed van de zogenoemde 'groene maffia' zit Bleijenberg enorm dwars. "Ze zeggen dat er te veel gidsen door het gebied banjeren. Welnu, dan stop ik er toch mee. Het liefst willen ze overal prikkeldraad omheen zetten. Ze hebben voor elkaar gekregen dat tweederde van het schor stilgebied is geworden. En nu zitten daar notabene zo’n tienduizend zilvermeeuwen die het gebied vervuilen. Die groene jongens wringen zich in allerlei besturen en zetten zo alles naar hun hand. Naar ons wordt niet geluisterd. Ze hebben het liefst dat ik m’n mond hou. Maar dat gebeurd dus niet."

Emmadorp - Saeftinghe-gids Richard Bleijenberg houdt het in oktober voor gezien. Foto Vidi Photo

Door G. Th. A. Janssen

Mensen worden er op attent gemaakt hoe onze voorouders aan de Schelde leefden

SAEFTINGHE - Tijdens de zomervakantie heeft het bezoekerscentrum Saeftinghe een nieuwe expositie geopend: aardewerkvondsten langs de Schelde. Deze expositie is het levenswerk van Saeftinghe-gids Richard Bleijenberg en toont aardewerk en keukengerei van meer dan 700 jaar geleden.

Het bezoekerscentrum dat jaarlijks meer dan 25.000 bezoekers telt en bijna vier jaar bestaat, heeft weer eens het beste beentje voorgezet met deze tentoonstelling. "Met deze expositie wil ik de mensen attent maken op de wijze waarop onze voorouders vroeger aan de Schelde leefden," vertelt Richard Bleijenberg. "Dat wordt nogal een snel vergeten en men denkt er niet meer verder over na. Ik wil de mensen mee laten genieten van de archeologische vondsten die ik sinds mijn prille begin in 1963 met de spade opgroef. Daar ik alles zelf geleerd heb, mag ik best fier zijn op mijn collectie en zeker op die bronzen grape van de twaalfde eeuw. Zo zijn er trouwens maar een paar in Nederland."

Middeleeuws

De Saeftinghe-gids vervolgt: "Bij deze expositie heb ik een kleine Middeleeuwse keuken geplaatst, zodat we ons een beeld kunnen geven van hoe het er vroeger aan toe ging. Wie waren die mensen? Waarom zijn deze voorwerpen in de Schelde gevonden? Uit al deze vragen zou de moderne mens moeten leren. Vroeger leefden de mensen op de huidige laagwaterlijn en voelden zij er zich veilig. Maar de stijging van de zeespiegel werd hen uiteindelijk fataal en vele dorpen liepen onder water. Nu in onze huidige wegwerpmaatschappij denken we dat we veilig zijn met onze bedijking en dat die het water wel zal tegenhouden. Maar de zeespiegel stijgt enorm en dat is in de Oosterschelde op dit moment al goed merkbaar. Als we niet uitkijken zal het water ons uiteindelijk ook fataal worden. Mijn zinspreuk is: wie de natuur bemint, bemint zichzelf." 

Succes

Maar niet alleen de expositie van Richard Bleijenberg is de moeite waard om te bekijken, het hele bezoekerscentrum bezit een schat aan informatie. Het centrum dat voor het eerst zijn deuren opende op 3 december 1996 mag beschouwd worden als een algemeen succes. Talloze natuurliefhebbers, verenigingen en scholen bezoeken het centrum en genieten er van de moderne comfortabele sfeer die het uitstraalt. De ruimtelijke opzet van het centrum benadrukt de uitgestrektheid van het Verdronken Land van Saeftinghe. Je loopt er gedwee door geulen en schorren en overal staan informatieborden. Wie zich wil verdiepen in de geschiedenis van Saeftinghe kan in een klein theater de ondergang van het eens zo rijke Saeftinghe zien en horen. Zelfs het dierenrijk, planten en insecten worden er uitvoerig onder de loep genomen. Wie iets meer wil weten over insecten kan in het bezoekerscentrum vanaf zaterdag 29 juli tot en met zaterdag 26 augustus terecht voor een tentoonstelling over insecten van de heer Van Nuffel.

Foto DUOFOTO

Door onze correspondent

Er zijn de laatste jaren goede berichten gekomen, denk nog maar eens aan de vele soorten vis die zijn waargenomen in de aanzuiginstallatie van de kerncentrale Doel. Waarschijnlijk is het warme lozingwater daar de oorzaak van. Maar goed, ze stoppen daar niks weg, het gebruikte water loopt open en bloot terug de rivier in. Een andere, maar zeer duistere zaak zijn de afvoerpijpen van de vele chemische bedrijven tussen Antwerpen en de grens!!! Begin dit jaar is er één klacht ingediend, over de bekende bloedpijp bij Lillo, "Monsanto". Er was daar niks aan de hand volgens de wettelijke controleurs. Als we dreigden met druk van de media is de bloedpijp enkele meters dieper gelegd. Dus er was wél iets dat niet klopte. Volgens Greenpeace is de pijp weggemoffeld. Er is de laatste jaren een zeldzaam kreeftje waargenomen in Kallo en Liefkenshoek. Het Zuiderzee kreeftje dat veel is gevangen in fuiken van fuikenvissers. Een indicatie of aanwijzing op verbetering zou je zeggen. Toch is het vissen op de rivier met rasse schreden achteruit aan het gaan. Het loont de moeite niet meer, om met dit materiaal te gaan vissen. Als ge de rivier kent, bemerk je toch allerlei zaken. Woensdag 2 augustus 2000 2:30 uur laagwater nabij Liefkenshoek: op de turfplaten lagen een tiental dode Zuiderzee kreeftjes. Ze zijn nog steeds zeldzaam en bijzonder. Het is zeer raar als daar in de directe omgeving van de steiger van een chemisch bedrijf een zestal visdiefjes kwamen azen op de stuurloze kleine vissen. Met mijn ervaring stel ik vast dat daar iets mis is. Ook werden enkele vissers gevraagd naar hun vangsten. Het is een droevig verhaal het gaat weer mis, de dader is dood, gelijk met het milieu, wat ons allemaal veel geld kost. Het giftige slib op de Scheldebodem stapelt zich op. Als er toch iemand is die mij duidelijk kan maken, waarom die afvoerpijpen zo goed zijn weggestopt, oké dan! Dat dit gevaarlijk is om er over te praten, dat heb ik aan de lijve ondervonden! Het leven bestaat toch veelal uit HOREN - ZIEN EN ZWIJGEN. Het zwijgen over deze onrechtvaardigheden, is voor mij geen probleem meer. We zijn ouder geworden en vragen ons af: waar is de tijd dat men in september met meer dan honderd vissersboten mosselzaad kwam vissen rond Saeftinghe. Het blijkt toch nog altijd dat de economie de grote winnaar is. De klachten zijn ondertussen doorgegeven bij de bevoegde instanties in Brussel en Middelburg.

Door Richard Bleijenberg

Het Land van Saeftinghe verliest een markant figuur

NIEUW-NAMEN - Richard Bleijenberg stopt in oktober met het gidsen in het Land van Saeftinghe. Sinds zijn tiende levensjaar was dit land een stukje van hem. Met de komst van Het Zeeuwse Landschap in de jaren zeventig veranderde er veel. Bleijenberg werd meer aan regeltjes gebonden. Hij moet kunnen gaan en staan waar hij wil. Volgens eigen zeggen heeft hij in het rustgevende gebied ruim 50.000 kilometer tussen Paal en de Hedwigpolder afgelegd. "Je moet ook als gids afscheid kunnen nemen op je hoogtepunt. Wat dat betreft trek ik graag een parallel met een wielrenner die ook stopt, terwijl hij best nog een koersje kan winnen. Ik merk zo nu en dan dat mijn taak als gids best zwaar en verantwoordelijk is. Je moet de mensen die in het schor gaan iets te zeggen hebben. Ik heb nooit een opleiding genoten in die richting. Heb me alles zelf aangeleerd. Als stuurman op een schip heb ik geleerd om een bepaalde weg af te leggen naar het eindstation. Die aanlegplaats heb ik bereikt. Ik ben het nog niet zat. Dat hoor je mij niet zeggen. Maar als je als gids niet meer alles mag laten zien wat je graag wilt laten zien, dan houdt het op. Vanaf dat het Beheersplan is gekomen voelde ik me als gids in mijn vrijheid beknot. Ik ga zeker niet rusten. Maar je kunt op den duur alles wel als rustgebied aanwijzen. Ik zou niet weten wat ik als gids verstoor op die 35 vierkante kilometer. Als je heel Saeftinghe niet meer mag laten zien ben je in mijn ogen geen echte gids meer. Ja, een gids zonder land. Die geleerden hebben ons als gidsen nooit serieus genomen als het om adviezen ging. Nou ja, dat heeft mijn afscheid een beetje bespoedigd. Misschien moet ik hen wel dankbaar zijn." Richard Bleijenberg en de nieuwe eeuw. Het spookte vaak door zijn hoofd. "Het jaar 2000 leek me een magisch jaar.  Lange tijd geleden heb ik voor mezelf bepaald om het dan wat rustiger aan te doen. Ik ben niet meer zo jong. Veel vrienden van me hebben deze nieuwe eeuw nooit bereikt. Ach, als ik tussen neus en lippen vertelde dat ik er in 2000 mee zou ophouden lachten ze me allemaal uit. Maar ik meen het echt."

Acteur

Richard Bleijenberg voelde zich zo nu en dan een echte acteur in het Land van Saeftinghe. "Je moet je publiek vermaken. Saeftinghe was mijn theater. Een lach en een traan. Net als Toon Hermans. Achter sommige verhalen zat een echte traan. Zo heb ik ooit mijn buurman en zijn zoontje verloren. Dat heeft diepe indruk op me achtergelaten. Die man kwam me eerst nog vragen welk tij er was. Wat later moesten we op zoek naar hem en zijn zoontje. De grafsteen van die man is er zelfs niet meer. Dat soort zaken vind ik onverteerbaar trouwens."

Geschiedenis

De wandelstok waarmee Bleijenberg door het Land van Saeftinghe trekt heeft een geschiedenis. "Die stok heeft voor mij een grote waarde. Die komt uit een appelboom die mijn vader ooit zelf heeft geplant. Aan die stok zit een handvat. Dat is dan weer afkomstig van een oude paraplu van mijn moeder. Op een bepaald moment kwam die met dat ding in de kamer. Ik heb haar over de emotionele waarde van die stok verteld en daar was ze erg van onder de indruk. Als cadeau kreeg ik die paraplu bij mijn trouwen. Ik heb van die paraplu het handvat gehaald en dat heb ik bevestigd op de stok. En zo liep ik jaren door het schor met de herinneringen aan mijn eigen vader en moeder. Dat verhaal achter die stok vertel ik graag aan de kinderen. Je kunt dan een speld horen vallen. Ik probeer die kinderen ook altijd een les mee te geven. Dat ze naast respect voor de natuur ook respect voor hun eigen vader en moeder moeten hebben en behouden. Want je maakt soms wat mee. Ooit kwam er een jongetje hier op excursie op nieuwe schoenen. Had zijn moeder 5000 frank voor moeten betalen. En op het eind van die excursie smeet hij die vuil geworden schoenen in de container. Over respect gesproken. Kinderen moeten leren kijken naar de natuur. De natuur is rijkdom. Ik heb rijke mensen zien veranderen hier in de schorren. Door mijn verhalen gingen ze anders tegen het leven aankijken. Wie de natuur waardeert is rijk. En dat zal nooit aan tijd gebonden zijn." Bleijenberg is trots dat hij op 65 veldnamen te boek heeft gesteld. De markantste plekjes zijn benoemd en daardoor voor het nageslacht bewaard gebleven. "We hebben alle markante plekjes in kaart gebracht en benoemd zoals het Hondegat en de Kieskas. Rijkswaterstaat  hechtte er veel waarde aan en heeft er een prachtige kaart van gemaakt. Dat waardeer ik meer als sommige boekwerken over het Land van Saeftinghe. Sommige willen op een goedkope manier zich populair maken…" Archeologische vondsten zoals vuurstenen, kannen, kruiken en een graf van meer dan 1000 jaar geleden hebben Bleijenberg mede bekend gemaakt. "Die materialen hebben we nu tentoongesteld in het Bezoekerscentrum aan de Emmahaven. Een waardevolle collectie die het bekijken meer dan de moeite waard is."

Mooiste

"De mooiste herinnering aan het Land van Saeftinghe bewaar ik toch aan een dag dat we met het hele gezin het Verdronken Land van Saeftinghe introkken. Moeder had ingelegde mosselen meegenomen. De kinderen kregen na enkele uren te hebben gelopen honger, maar ik vroeg me af of die kinderen wel wisten wat honger inhield. We hebben gelopen en gelopen en uiteindelijk ploften we met z’n allen neer op een grote brok turf. Ik zag de kinderen heerlijk smullen. En toen voelde ik me alsof ik in het aartsparadijs zat. Dat gevoel zal ik nooit vergeten. Ik dacht, wat is het leven mooi. Als je maar waardeert wat er allemaal op deze aardkloot te koop is…"

Laatste

Hoe  Bleijenberg precies zijn laatste wandeling als gids zal beleven is voor hem nog een raadsel. "Er komt in oktober weer een gidsendag aan en dan neem ik afscheid. Het Land van Saeftinghe heeft me veel levensvreugde gebracht. Als tienjarig jochie was ik er al te vinden. Ik ken het gebied als mijn broekzak. Mijn hele leven is er door bepaald. Ik ging nooit op vakantie. Het Land van Saeftinghe, dat was mijn geliefde vakantie. Het is een deel van mijn leven. Straks zal ik er zeker nog te vinden zijn. Als blijk van waardering moeten ze me straks mijn gang laten gaan. Als ze mij aan banden proberen te leggen, dan zal ik mij daar tegen verzetten. Dat heb ik ook gezegd toen Het Zeeuwse Landschap werd opgericht. Ik heb hen verteld dat ze me met de politie maar uit dat Land van Saeftinghe moesten halen als ik er niet meer in mocht. Ja, en toen hebben ze me tot gids gebombardeerd. Op die manier waren ze ineens een lastpost kwijt…..”

Richard Bleijenberg tijdens een tocht door de Saeftinghe.

NIEUW-NAMEN - Er zijn grootscheepse plannen om de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen flink uit te breiden. Eigenaar Staatsbosbeheer wil de voormalige vuilnisbelt opruimen.

Het streven is er op gericht het karwei binnen vier jaar gereed te hebben. Wanneer er precies wordt begonnen hangt af van de beschikbaarheid van het benodigde geld. Naar de precieze kosten van de sanering van de belt en de uitbreiding van de groeve wordt nog gerekend. "Vast staat dat de uitvoering van het plan heel veel geld zal kosten", weet conservator Richard Bleijenberg. "Daar kun je misschien wel drie parochiekerken in Nieuw-Namen mee opknappen. Maar de investering is het dubbel en dwars waard. De groeve zal een nog hoger aanzien krijgen." Behalve een educatief gedeelte, wordt een belangrijk deel ingericht als natuurgebied, waar dier- en plantsoorten zich ongestoord kunnen ontwikkelen. In de groeve komen de oudste bodemlagen van Nederland aan de oppervlakte. Het geologische monument lag jarenlang verborgen onder de oude vuilnisbelt van Nieuw-Namen. Op die plaats bevond zich vroeger een stinkende lage vlakte die het zandgelaag werd genoemd. Iedereen gooide er zijn afval maar weg. Na de gemeentelijke herindeling in 1970 besloot de gemeente Hulst er wat aan te doen. De put werd gedempt met huisvuil en daarbovenop werd een afgegraven stuk dijk gekieperd. Het geheel werd gecompleteerd met de aanplant van bomen. De stinkende put was verdwenen, maar meteen ook de groeve. Later hebben vrijwilligers een deel van de vuilnisbelt weer weggeschept, tot een deel van de historische groeve weer boven water kwam. Bleijenberg heeft inmiddels al meer dan 25000 bezoekers geteld. Daaronder wetenschappers uit een groot aantal landen en veel studenten. Gisteren waren er bijvoorbeeld  een paar busladingen studenten van de Hogeschool Zeeland op bezoek. Normaal gesproken kan de groeve worden bekeken op afspraak, maar komende zaterdag, tijdens de Open Monumentendag, kan iedereen er zomaar binnen lopen. De groeve is dan geopend van 13.00 tot 17.00 uur en twee gidsen staan klaar om tekst en uitleg te geven.

Leerlingen van de Hogeschool Zeeland op bezoek in het geologisch monument op de Kauter. Conservator Richard Bleijenberg geeft uitleg over de Pleistocene bodemlagen. Foto Wim Kooyman

Van onze verslaggever

Richard Bleijenberg voor de laatste keer het schor in als gids

NIEUW-NAMEN - Niet ver van het pad dat naar de historische groeve in Nieuw-Namen leidt, woont Richard Bleijenberg. Hij is met heel zijn hart verknocht aan de Kauter, de Westerschelde en het Verdronken Land van Saeftinghe. Voor zijn huis staat de brommer startklaar. Hij moet over anderhalf uur weer met een groep de schorren in.

Als gids van Saeftinghe is het een van zijn laatste tochten. Richard neemt afscheid van het gidsenteam, dat in tijd van nood natuurlijk bij hem mag aankloppen. "Ik word 65 jaar en daarom stop ik met gidsen voor scholen en groepen. Ik heb mijn hele leven in Saeftinghe doorgebracht. Als kind wilde ik weten hoe het gebied ontstaan was. Ik was en ben nieuwsgierig, ik bracht er bij wijze van spreken mijn vakanties door, ik heb er gestroopt en ik was jaren gids. Ik heb vele kilometers door de schorren gelopen. Iemand heeft uitgerekend dat ik er alles bij elkaar 50.000 kilometer afgelegd heb. Dat is de wereld rond. Ik denk niet dat iemand me dat nog na doet", vertelt Bleijenberg. Hij krabt even door zijn baard en vervolgt. "Ik heb er zoveel meegemaakt dat ik als gids kan uitpakken met gevarieerde verhalen en persoonlijke ervaringen. Dat gaat van leuke humorvolle zaken tot en met verdrinkingen. Ik stop als gids, ik ga me nu bezighouden met de cultuurhistorie van het gebied." Hij wil kennis niet uit de archieven halen of de vele boeken die over het gebied geschreven zijn. "Dat zijn vaak kopieën van herhalingen en op den duur gaan ze in hun eigen leugens geloven. Nee, ik wil kennis opdoen puur vanuit de echt gevonden zaken."

Jetje

Een van de vondsten waar Bleijenberg zelf bij was, was de ontdekking van een skelet in 1993 in het grafveld. "Een meisje, Jetje Hoed uit Hoorn, merkte dat ze op een plank stond. Het bleek een graf te zijn van meer dan duizend jaar oud. Het skelet is later naar haar genoemd, Jetje van Saeftinghe, ook al bleek het geraamte van een man te zijn. Het skelet ligt nu in het bezoekerscentrum in  de vloer onder een glasplaat en is al door duizenden bekeken. Laatst wilde ik weten wat er van de toen elfjarige Jetje geworden was. Ik vond in het telefoonboek drie families Hoed in Hoorn. De eerste die ik aan de lijn had, was Jetje zelf. Ik vertelde haar over het bezoekerscentrum en het skelet en ze zei alleen maar ‘leuk, leuk, dit vind ik leuk.’ Ze wilde meteen komen kijken. We hebben afgesproken dat ze bij een volgende speciale gelegenheid, een opening of zo, uitgenodigd wordt. Op mijn vraag wat er nu geworden is van Jetje, antwoordde ze: ‘ik ben zeker geen archeoloog geworden’." Richard Bleijenberg is een man die gemakkelijk geëmotioneerd raakt en hij steekt zijn mening ook niet onder stoelen of banken. Hij verdedigt het standpunt dat Saeftinghe niet alleen belangrijk is voor vogels, maar dat er veel meer zaken zijn die de aandacht vragen. "Denk eens aan de vele jachtpaden die er al meer dan honderd jaar liggen. Over die oude zandruggen lopen de excursies. Te weinig mensen houden rekening met het milieu. Het is Jan Boom (oud-herder van Saeftinghe, red.) die als eerste op het belang wees. Saeftinghe was de groene long in een vergiftigde Westerschelde. Dat water was in de zeventiger jaren een open riool. Er wordt nu van alles gedaan, maar ze moeten vooral zorgen dat het gebied niet wordt aangetast. Al gids kun je de mensen hierop wijzen. Op dat moment ben je het visitekaartje van Saeftinghe en dat is een hele verantwoordelijkheid." Erg vindt Bleijenberg dat het gebied, eigendom van de staat, beheerd wordt door Het Zeeuws Landschap en dat de gidsen, die als vrijwilligers het gebied moeten ‘verkopen’ aan de bezoekers, nooit betrokken worden bij adviezen, beleids- en beheersplannen. "Ze regelen alles van hogerhand en luisteren niet naar de basis. Saeftinghe is er niet alleen voor de vogels, het is ook een belangrijk natuurgebied voor de mensen." 

Leut

Hij tapt weer even uit zijn vaatje vol herinneringen en vertelt dan met een wat van emotie trillende stem: "Afgelopen zondag gidste ik een groep uit Noord-Brabant. We komen voor de leut vertelde ze, en ik diste dus wat verhalen op met een scheut humor. Ik had ze gewaarschuwd dat het vanwege het doodtij vooral spannend zou worden op het einde, dat ze tot hun knieën in het water zouden staan, maar dat ik ze allen aan wal zou brengen met een droog kruis. Aan het eind van de tocht vertelde een vrouw doodleuk: ‘Het water kwam tot aan mijn dijen, maar alles is nat van het lachen’. Op het terras in Emmapolder kreeg ik een applaus en toen haalden ze instrumenten tevoorschijn en speelden op mijn verzoek een nummer over het water. Het werd Hier aan de Haven. Echt, ik stond daar met mijn ogen vol tranen." Dinsdag 3 oktober gaat Bleijenberg voor de laatste keer het schor in met atheneumleerlingen uit Halle. "Ik heb ze al meer gehad en conservator Jos Neve heeft deze groep uitgekozen als laatste. Niet gemakkelijk, want vorige keer zei de lerares ‘ik heb hier veertig leuke kinderen bij me’ en na honderd meter vloog de slik al rond de oren. Jos denkt zeker: na zo’n groep wil hij absoluut stoppen."  Op 7 oktober is het officiële afscheid en trekken de gidsen samen Saeftinghe in en bieden ze Bleijenberg een boottocht op de Westerschelde aan. "We vormen een prima groep, vroeger was er rivaliteit en weleens onenigheid. Nu is het een groep van goede kameraden onder elkaar. Zo kan ik met vrede in het hart afscheid nemen en mijn laatste stap als gids zetten. Ik heb 33 jaar als schipper op de Westerschelde gevaren. Tijdens deze tocht kan ik een vriendelijkere en propere Schelde zien. Alleen Antwerpen verzuipt straks als ze blijven doorbaggeren. Ik ben jaren een roepende in de woestijn geweest en ik ben blij dat Ludo Dirks nu het boek Over Stromen en Overstromen heeft geschreven. Als men de drempels wegbaggert, verdwijnen de ‘remmers’ en kan bij een situatie zoals 1 februari 1953 een onstuitbare muur van water op Antwerpen afkomen.”

Kogels

Eind jaren zeventig vond Bleijenberg op de rand van Saeftinghe een partij kogels. De munitie werd tot ontploffing gebracht door de ontmijningsdienst. "Een krater van een meter diep bleef achter. Toen ik een maand later met een groep voorbij kwam, vertelde ik dat daar Duitse munitie had gelegen uit de Tweede Wereldoorlog. Na de excursie kwam er een Belg naar me toe en stelde dat ik een onwaarheid had verteld. De man was een gepensioneerde luchtvaartcommandant van het geallieerde leger die in de oorlog met een bommenwerper had gevlogen. Hij vertelde over de drie routes die hij gevlogen had vanuit Engeland en dat deze over de Westerschelde zo gevaarlijk was. Vanwege het afweergeschut vloog men in formatie en hij kon zich het vluchtschema nog exact voorstellen. De piloten was verteld dat er 35 kilometer van de kust een moeras lag waar ze hun ‘kist’, bommen en munitie konden droppen in geval van nood. De man had er nooit over gesproken en was echt ontdaan. Na jaren over het gebied gevlogen te hebben was hij er nu voor het eerst te voet door getrokken. Als ik denk aan wat die man meegemaakt heeft, schiet mijn gemoed weer vol”, stelt Bleijenberg die nog éénmaal terug wil komen op de cultuurhistorische waarde van het gebied. Alles wat hij heeft gevonden in al die jaren heeft hij genoteerd en in kaart gebracht. Er zijn zaken uit de Wereldoorlog, maar ook uit de Middeleeuwen. Ik heb veel vertrouwen gehad in boeken, maar ik ben er achter dat er ook veel leugens in staan. Waarom verteld de ene historicus bij het zien van een rode laag zand dat het restanten van een steenbakkerij zijn en de andere dat het een eroderende laag is? Alle vondsten moeten wetenschappelijk onderzocht worden door het ROB (Rijksdienst van het Oudheidkundig Bodemonderzoek, red.). Men moet meer onderzoek doen en minder schrijven."

‘Het visitekaartje van Saeftinghe’ stopt ermee als gids. Richard Bleijenberg gaat zich bezighouden met de cultuurhistorie van het gebied. Foto Camile Schelstraete

Richard Bleijenberg met beenderen die hij vond aan de rand van de Schelde. Foto Camile Schelstraete

Door Jeanette Vergouwen

Vanaf zijn vroege jeugd struint Richard Bleijenberg (64) uit Nieuw-Namen al door Het Verdronken Land van Saeftinghe. Om te spelen, te vissen, te stropen, archeologisch onderzoek te doen, flora en fauna te bekijken of gewoon rustig van de natuur te genieten. Sinds Het Zeeuwse Landschap midden jaren zeventig beheerder van het grootste brakwaterschor van Europa werd, leidt hij op verzoek van de stichting, mensen rond over schorren en slikken. Vandaag, zaterdag 7 oktober 2000, neemt Bleijenberg op de jaarlijkse gidsendag afscheid als rondleider door Saeftinghe.

Een gezonde dosis moralisme is Richard Bleijenberg nooit vreemd geweest. Bezoekers van Het Verdronken Land van Saeftinghe werden altijd al gewezen op de unieke natuurwaarde van de 3500 hectare slikken en schorren. De immer uitdijende populatie zilvermeeuwen die het broedsel van bedreigende kleinere vogels opvreet en de kans dat het reservaat wordt besmeurd door een olieramp vanaf de druk bevaren Westerschelde of illegale lozingen uit het Antwerps havengebied noemde hij in zijn begeleidende praatjes vaak als bedreigingen van al dat moois. Maar de laatste jaren blijft het daar niet bij. Nu de havenbaronnen uit Antwerpen wederom op hun poot spelen en schreeuwen om verdere verdieping van de Westerschelde en nieuwe dokken aanleggen, is het tijd voor tegengas. Zeker als Bleijenberg belangstellende uit België rondleidt en helemaal als het jongeren, die beleidsbepalers van de toekomst zijn. De leerlingen van het Xaveriuscollege uit Borgerhout zullen het dan ook horen tijdens één van de laatste officiële rondleidingen die Bleijenberg geeft. Hij heeft net steun gevonden bij een wetenschappelijk rapport van de Vlaming Ludo Dirks. Die waarschuwde vorige week in zijn boek Over Stromen en Overstromen dat het verder uitdiepen van de vaargeulen in de Westerschelde in Antwerpen een watersnoodramp kan veroorzaken die vergelijkbaar is met die van ’53. Bleijenberg wist het al langer. Het verder kanaliseren van de Westerschelde zal zich op enig moment wreken. Het wegbaggeren van alle natuurlijke drempels en remmers die zich nog in het estuarium bevinden, leidt er toe dat Antwerpen in het stormseizoen bij springtij in één keer onder water kan staan. Zeker omdat de overheden in Vlaanderen geen serieuze rampscenario’s heeft opgesteld en uitgewerkt. "In Vlaanderen zeggen veel beleidsmakers nog steeds dat ze wel een oplossing verzinnen op het moment dat er wat gebeurt. Het besef dat het dan al lang te laat is, wil maar niet doordringen. En dat kan vroeger of later mensenlevens kosten. Jullie studeren, jullie zijn de mensen van de toekomst. Steekt deze waarschuwing daarom in jullie kop en doe er wat mee als jullie zelf beslissingen nemen," predikt Bleijenberg voor de aandachtig luisterende studenten in spe. De twee begeleidende docenten van het Xaveriuscollege hebben geen moeite met Bleijenbergs politiekgetinte uitweidingen. De leerlingen zijn zeventien, achttien jaar en kunnen zich zelf wel een mening vormen, vinden ze. De Xaverianen horen de wijze lessen van Richard geïnteresseerd en zonder commentaar aan. Maar de verhalen over wetenswaardigheden en vooral gevaren van Het Verdronken Land boeien de meesten meer. Verhalen over de eenzame boom die het graf van de favoriete hond van voormalig schaapsherder Jan Boom markeert; over de elfjarige Jetje Hoed die zeven jaar geleden per ongeluk een gaaf graf van dik duizend jaar oud ontdekte; over Saeftinghe als munitiedepot (in de oorlog moesten geallieerde piloten hun lading bommen en munitie in ‘het moeras’ droppen als ze hun doel in Duitsland niet konden halen, hoorde Bleijenberg van een voormalig gevechtsvlieger) en als kraamkamer voor flora en fauna. Het meeste indruk maakt, als vaker, de verdringing van twee dorpsgenoten van Bleijenberg eind jaren zestig: een vader en zoon die op de elfde verjaardag van het jochie de nieuwe hengel uitproberen en worden verrast door een plotseling opkomende vloed. Het drama zorgt even voor gepaste stilte op het uitgestrekte schor, maar schrikt de leerlingen niet helemaal af. Als de gids vraagt of ze de gemakkelijke (over het schor naar de dam) of de moeilijke (door geulen en plassen) weg terug willen lopen, kiezen allen voor de moeilijke weg. De kans om een medeleerling of docent in de modder te zien wegzakken, wil niemand zich laten ontgaan. Verder dan een besmeurde, natte broek laat geen van de bezoekers het komen. Het parkoers bleek ondanks de nattigheid geen onoverkomelijke hindernissen te bevatten. Bleijenberg heeft het hen ook niet echt moeilijk willen maken, omdat het Xaveriuscollege wordt bevolkt door modelleerlingen. "De studenten van deze school luisteren aandachtig en hebben eerbied voor de natuur. Dat is niet altijd zo. Op mijn laatste tocht komt er bijvoorbeeld een groep uit Halle. Hoewel ze van dezelfde leeftijd zijn, is het met leerlingen van die school altijd ellende. Met slijk gooien, sigaretten roken en overal doorheen schreeuwen. Tijdens dat soort rondleidingen zeg ik niet veel, want ik heb toch niet het idee dat er ook maar iemand bij is die iets wil opsteken." 

Beetje dwars

Na het uitwisselen van wat beleefdheden over en weer springt Bleijenberg op zijn Vespa Piaggio Super Bravo. Zonder helm. Op de wegen door de polders in het uiterste oosten van Zeeuws-Vlaanderen is het niet druk en een natuurmens past zo’n helm gewoon niet. Een verdwaalde politieagent die Richard tuffend op zijn brommobiel tegenkomt, wil nog wel eens quasi-bars vragen of ‘meneer’ een helm op zijn knar wil zetten. Maar daadwerkelijk actie ondernemen als de aangesprokene meldt dat-ie het tijd vindt om ‘weer eens weg te wezen’ heeft geen vertegenwoordiger van de sterke arm ooit gedaan. Bleijenberg is nou eenmaal een beetje dwars, weten ook de plaatselijke dienders. Zo lang hij er niemand kwaad mee doet, voelt geen wetshandhaver zich verplicht op zijn strepen te staan, lijkt het. Het typeert de positie van Bleijenberg. De Kauterkabouter, een eretitel die hij dankt aan woonplaats Nieuw-Namen (de Kauter) en zijn gedrongen gestalte en grijze baard, wekt wel eens ergernis bij vertegenwoordigers van overheidsorganen of natuurbeschermingsverenigingen. De beheerder van de groeve in Nieuw-Namen, amateur-archeoloog en cultuurhistoricus, Saeftinghekenner en -gids, voormalig visser en baggeraar heeft over alle landschappelijke ontwikkelingen tussen het Antwerps havengebied en Baalhoek een mening. En is niet te beroerd die ongezouten te laten horen en in de publiciteit te brengen. Het gezegde ‘wiens brood men eet, wiens woord men spreekt’, is daarbij niet aan hem besteed. Als schipper op een baggerschuit klaagde hij fabrieken aan die - legaal of illegaal - giftige stoffen op de Schelde loosden. Als gids van Het Zeeuwse Landschap hekelt hij de rigide opstelling van ‘groene jongens’ en vogelaars. Volgens Bleijenberg is het overdreven dat Het Zeeuwse Landschap de bezoekers, zelfs met gids, maar een ‘zakdoek laat zien van het grote laken dat Saeftinghe is’. Het kan ook geen kwaad om wat zeebries, zouterik of zee-alsem te plukken om belangstellenden het blad te laten zien, ‘de deodorantgeur’ te laten ruiken of het rauwe plantje te laten proeven. Je kan wel vertellen dat de grote schijnspurrie zijn blaadjes sluit bij elke vloed die over het plantje stroomt, maar het is natuurlijk veel aanschouwelijker om het petieterige plantje te plukken om in een plasje water te laten zien hoe de schijnspurrie zijn kelkje sluit.

Modder

De kleine krabjes die overal in de geulen rondkruipen, houden er ook geen blijvend trauma aan over als Richard stadsmensen laat zien dat zijn oogjes op steeltjes zitten. Als ze diep in de modder wegkruipen bij dreigend gevaar, stellen de ‘periscoopoogjes’ de beestjes in staat om weer tevoorschijn te komen als het gevaar is geweken. Saeftinghe is sterk en levenskrachtig genoeg om het plukken van wat plantjes en het vangen van wat beestjes te overleven, stelt Bleijenberg. Met die mening stoot hij ’groene jongens’ nog wel eens tegen het hoofd. Veel mensen die met het beheer en de exploitatie van Het Verdronken Land, de Meester Van der Heijdengroeve en de Oost-Zeeuws-Vlaamse en Wase polders te maken te hebben, hebben dan ook een haatliefde verhouding met BleijenbergMaar, in tegenstelling tot de baggerfirma die hem na teveel negatieve publiciteit in de media op de keien smeet, de meeste (zich) aangevallen (voelende) personen of instanties kunnen leven met de kritiek van Bleijenberg. Ze zijn er van overtuigd dat hij, hoewel hij met de kritiek op hen de plank echt misslaat, het meestal goed meent. Op een enkele wantrouwende geest na geloven de bekritiseerden bovendien dat hij geen kritiek levert voor persoonlijke eer en glorie, maar voor het - in zijn ogen - algemeen belang. Volgens Bleijenberg is het in echt belang van de streek dat criticasters immers waakzaam blijven. Hij stopt met het gidsen, omdat hij bijna de pensioengerechtigde leeftijd van 65 heeft bereikt. De rondleidingen met schoolklassen heeft hij na een kwart eeuw wel gezien, het is tijd voor vers bloed en nieuwe gidsen met een eigen manier van vertellen. Bovendien, zo geeft hij schoorvoetend toe, bevalt het hem minder dat de vogelaars en natuurpuristen steeds meer te zeggen krijgen.

Onderzoek

Dat hij als gids stopt, wil overigens niet zeggen dat Bleijenberg niet meer in Het Verdronken Land komt. "Toen ik laatst met de nieuwe directeur van Het Zeeuwse Landschap door Saeftinghe wandelde, heb ik hem gezegd dat ik wel onderzoek wil blijven doen. Ik hoop de komende jaren veel te weten te komen over de cultuurhistorie van het gebied. De directeur heeft me de toegang niet verboden." Bleijenberg  zou het overigens ook vreemd hebben gevonden als hij wel een toegangsverbod zou krijgen. Hij denkt tenslotte in de eerste plaats aan het belang van Saeftinghe. Zo wil hij de komende tijd opnieuw aandacht vragen voor de lozingen van chemische bedrijven op de Westerschelde. Het afvalwater van de fabrieken in het havengebied wordt weliswaar regelmatig gecontroleerd, maar Bleijenberg begrijpt nog steeds niet waarom de lozingspijpen zich meters onder de waterlijn bevinden. Hij zag de laatste maanden ook weer regelmatig ‘tomatensoep’, dat sterk op het vroeger geloosde gif lijkt, uit een aantal leidingen in de Schelde stromen. "Aandacht voor de bestrijding van vervuiling blijft gewoon nodig, vooral in een tijd dat alleen aan economische groei wordt gedacht. De Antwerpse Haven wil een enorme berg zwaar vervuild, giftig slib in het nooit gebruikte Doeldok storten. Niemand protesteert of vraagt iets. Dat kan later vervelende verrassingen opleveren." Hij herhaalt het nog maar eens. Kritiek is van levensbelang voor een gezonde maatschappij. "Er moet oppositie zijn. Machthebbers en beleidsbepalers dienen rekenschap af te leggen over hun handelen. Criticasters voorkomen dat we met zijn allen aan één kant van het touw trekken en de verkeerde kant oplopen."

 

Richard Bleijenberg neemt afscheid als gids van Het Verdronken Land van Saeftinghe, maar dat wil niet zeggen dat hij daar niet meer zal komen. Foto’s Peter Nicolai

Door René Hoonhorst